Door Henk Wolf
Lang niet iedereen in Nederland leest boeken en kranten. Voor veel mensen is dat te moeilijk. Dat is natuurlijk vervelend voor die mensen. Sommige schrijvers proberen daarom om zo eenvoudig te schrijven dat ook die mensen hun teksten kunnen lezen. Dat lukt ze niet altijd, want het is moeilijk om eenvoudig te schrijven.
Korte zinnen zijn niet altijd makkelijk
Sommige schrijvers denken dat ze eenvoudig schrijven als ze alleen maar korte zinnen gebruiken, maar dat is niet waar. De taalwetenschappers Ted Sanders en Jentine Land hebben dat ontdekt. Zij hebben vmbo-leerlingen uit twee verschillende geschiedenisboeken een lesje laten leren. In het ene boek stonden alleen maar korte zinnen. In het andere boek stonden lange en korte zinnen door elkaar. De leerlingen begrepen veel meer van het boek waarin ook lange zinnen stonden. Dat komt doordat ze in die teksten makkelijker konden zien wat twee zinnen met elkaar te maken hadden. Er stonden namelijk veel woorden in die dat duidelijk maken. Voorbeelden van zulke woorden zijn dat, zulke en daarom. Zulke woorden staan vaak in lange zinnen.
Dat zulke woorden heel belangrijk zijn, merkte ik gisterenochtend. Toen las ik in de Volkskrant een column van Henkmichel Bosman. In die column vertelde hij een moeilijk geschreven column van Sheila Sitalsing na, maar dan op een eenvoudige manier. Dat deed hij best goed, maar toch vond ik zijn column nog best moeilijk. Dat kwam doordat hij veel korte zinnetjes gebruikte. Hij kon niet in elk van die korte zinnetjes duidelijk maken wat het met een vorige zin te maken had. Lezers moesten dat zelf raden en dat is moeilijk. Ik moest soms de column van Sitalsing erbij pakken om te begrijpen wat Bosman bedoelde.
Mijn mening over de column van Bosman
Hieronder bespreek ik de eerste en de laatste alinea van Henkmichel Bosman’s column. Dat doe ik zin voor zin. De schuin gedrukte zinnen heb ik uit de column overgenomen. Mijn commentaar staat er steeds onder.
De eerste alinea (‘Leiders van een … plek hebt gezet.’):
Leiders van een land hebben vaak goede bedoelingen.
Sheila Sitalsing schrijft dat iedereen weleens last heeft van leiders die met goede bedoelingen slechte dingen doen. Zij schrijft niet dat zulke leiders veel voorkomen. Bosman vertelt dus iets wat niet in de oorspronkelijke column stond. Bosman verandert leiders in ‘leiders van een land’. Dat is niet logisch, want hij zegt dat door die leiders de politie je fiets wegsleept, terwijl leiders van een land daar niets mee te maken hebben.
Daarmee willen ze het land goed maken voor het volk.
Daarmee betekent in deze zin ‘met goede bedoelingen’. Alleen is dat heel raar Nederlands. Daarmee gebruik je namelijk in plaats van de dingen die je gebruikt om het land goed te maken. En ‘goede bedoelingen’ gebruik je niet, die heb je.
Het is ook raar om eerst ‘een land’ te schrijven en meteen daarna ‘het land’. In natuurlijk Nederlands zou je de tweede keer ‘dat land’ schrijven.
Maar vaak hebben we er last van.
Als je de column van Sheila Sitalsing leest, dan begrijp je meteen dat je last hebt van de leiders die ze genoemd heeft. In deze zin van Bosma kun je niet zien dat hij met het woordje er die leiders bedoelt.
Bijvoorbeeld door werkkampen. Of oorlog.
Sitalsing noemt het woord heilstaat. Dat wordt bijna altijd gebruikt voor een erg akelig land met erg akelige leiders. Sitalsing schrijft ook dat mensen soms ‘in het groot’ ‘last hebben’ van leiders. Bij Sitalsing verwacht je daardoor dat ze erg akelige dingen gaat noemen die leiders hebben gedaan. Bij Bosman verwacht je dat niet, want hij heeft het alleen over ‘goede bedoelingen en ‘goed maken’, en dat klinkt juist fijn. Je denkt dan dat ‘last hebben’ van leiders ook niet zo erg kan zijn. Alleen noemt hij dan helemaal onverwachts twee dingen die wel heel erg zijn: werkkampen en oorlog. Daar raken lezers van in de war.
Soms weinig last.
Dit is een vervolg op de zin ‘Maar vaak hebben we er last van’. Die zin staat een flink stuk eerder in de tekst. Dat zorgt ervoor dat lezers niet snel snappen wat er wordt bedoeld.
Het zinnetje ‘Soms weinig last’ is ook geen natuurlijk vervolg op ‘Maar vaak hebben we er weinig last van’. Je verwacht dat ‘soms weinig last’ na ‘veel last’ komt, maar dat is niet zo. Dat is moeilijk te begrijpen.
De laatste alinea (‘De nieuwe wet … toch heel slecht.’):
De nieuwe wet is er nog niet lang.
Sheila Sitalsing beschrijft in de derde alinea van haar column wat het gevolg van de Participatiewet was. In haar vijfde alinea schrijft ze dat ze onderzocht heeft wat het gevolg van de Participatiewet was. Ze heeft het dus steeds over die wet, zodat lezers makkelijk begrijpen dat haar colum over de Participatiewet gaat.
Lezers van Bosman’s column vergeten juist snel dat die over de Participatiewet gaat. Dat komt doordat Bosman de naam van de wet niet noemt. En doordat hij in de derde alinea niet vertelt dat de sociale werkplaatsen door de Participatiewet veranderd zijn. En ook nog doordat hij niet vertelt dat het onderzoek van Sitalsing over de Participatiewet ging. Doordat je het onderwerp van zijn column makkelijk vergeet, begrijp je ook niet snel wat hij in de laatste alinea met ‘de nieuwe wet’ bedoelt.
Vaak begint het rommelig.
Sheila Sitalsing schrijft dat alles in het begin rommelig is. Dat is duidelijk. Bosman schrijft dat het vaak rommelig is. Dat is juist onduidelijk. Lezers gaan zich dan namelijk afvragen wat er rommelig is. Ze gaan de tekst nog eens lezen om erachter te komen wat de schrijver met het woordje het bedoelt. Daar komen ze niet achter. Dat maakt de tekst onduidelijk.
Dus misschien is het over een jaar wel goed.
Ook in deze zin staat het woordje het. Bosman bedoelt met dat woordje ‘het gevolg van de Participatiewet’. Alleen staan die woorden niet in de column. Lezers moeten zelf bedenken dat het woordje het die betekenis heeft. Dat is moeilijk.
Of toch heel slecht.
In de tweede helft van haar column maakt Sheila Sitalsing duidelijk dat ze de Participatieweg slecht vindt. Aan het einde van de column zegt ze dat ze haar mening over die wet misschien over een paar jaar aanpast. Lezers begrijpen dat die kans niet zo groot is. Daardoor vinden ze het logisch dat ze de Participatieweg slecht zal blijven vinden. Dat schrijft ze in haar laatste zin. Die laatste zin is dus logisch voor de lezers.
Bosman doet in de tweede helft van zijn column iets anders dan Sitalsing: hij beschrijft wat Sitalsing en het Sociaal en Cultureel Planbureau onderzocht hebben, maar geeft geen mening over de Participatiewet. Zijn laatste alinea betekent dat de mening over de Participatiewet misschien verandert, maar waarschijnlijk niet. Dat begrijpen de lezers niet, want ze hebben de mening niet gelezen.
Ik wil nog wat zeggen over de leestekens die Bosman gebruikt: Bosman gebruikt bijna altijd punten op plaatsen waar normaal komma’s zouden staan. Dat is jammer, want met komma’s kunnen schrijvers soms heel goed aangeven dat twee zinnen iets met elkaar te maken hebben. Met punten is dat veel moeilijker.
Hoe ik de column makkelijker zou maken
Ik heb zelf de eerste alinea van Sitalsings column ook in eenvoudige taal naverteld. Dat heb ik gedaan omdat ik niet alleen maar commentaar wilde geven. Als mensen vinden dat mijn aanpassing slecht is, dan mogen ze dat gewoon zeggen.
Ik leg hieronder eerst uit wat volgens mij moeilijk is aan de zinnen die Sheila Sitalsing heeft geschreven. Daarna komt mijn aanpassing van de eerste alinea.
Leiders die het volk met de beste intenties naar de heilstaat willen voeren: we hebben er allemaal weleens last van gehad.
Dit is een lastige zin en dat komt niet alleen doordat hij lang is. De woorden intenties, heilstaat en voeren zijn moeilijk te begrijpen. Voor sommige mensen is de zin ook gek opgebouwd. Dat komt door de dubbele punt. Dat doe ik dus allemaal anders. Misschien is het ook voor sommige mensen onduidelijk dat ‘we allemaal’ niet over bepaalde mensen gaat, maar over iedereen. Dat weet ik niet zeker, maar ik verander het toch maar.
Soms in het groot, dan zijn er goelags en velden des doods.
Dit lijkt een zin te zijn, maar dat is het niet. Eigenlijk is het een stukje van de vorige zin, maar het is niet duidelijk hoe het in die vorige zin past. Het past namelijk nergens goed bij: je kunt namelijk niet ‘in het groot naar de heilstaat voeren’ en ook niet ‘in het groot ergens last van hebben’. Dit stuk van de column is dus slecht geschreven en daardoor is het moeilijk te begrijpen. Daarom verander ik het.
Soms in het klein, dan is je fiets alwéér weggedragen door het gezag, omdat je hem buiten de daartoe bestemde vakken had geparkeerd.
Dit is ook geen echte zin. Dit stukje tekst is ook niet duidelijk met de eerste zin verbonden, terwijl het er wel bij hoort. Dat verander ik dus. Ik haal ook de woorden gezag en ‘daartoe bestemde vakken’ eruit, want die begrijpen sommige mensen niet.
Verder is deze zin moeilijk te begrijpen, omdat hij een slecht voorbeeld is bij de eerste zin. Met gezag worden hier namelijk stadswachten of politieagenten bedoeld, maar dat zijn geen leiders. Lezers moeten zelf bedenken dat die stadswachten of politieagenten dat doen omdat ze dat van een leider moeten doen. Dat is lastig. Dit stukje van de column dus ook slecht geschreven. Daarom doe ik het anders.
Ik zou de eerste alinea dus zo schrijven:
Iedereen heeft weleens last van leiders die met goede bedoelingen slechte dingen doen. Heel erge voorbeelden zijn dictators die onschuldige mensen opsluiten of een oorlog beginnen. Een minder erg voorbeeld is een burgemeester die tegen politie-agenten zegt dat ze jouw fiets moeten meenemen, omdat die niet in het fietsenrek stond.
niekmuziek zegt
Zijn formuleringen als: Of oorlog. Soms weinig last. en: Of toch heel slecht. wel zinnen? (de formuleringen zijn wel kort, maar als “zin” komen ze bij mij niet door de keuring!
Hetzelfde geldt voor de veelgebruikte “zin”: Dit ter voorkoming van misverstanden.” (Bij deze lelijke dit-constructie zeg ik altijd: “Dit is een komma!”. (We moesten maar eens praten, ter voorkoming van misverstanden).
Rien Wisse zegt
Naar aanleiding van de herschreven column stuurde ik het volgende bericht naar de Volkskrant. Het werd een dag later als lezersbrief gepubliceerd.
Laaggeletterd
Sheila Sitalsing schreef een stukje. Voor de krant. Afgelopen vrijdag. Een stukje met lange zinnen. En moeilijke zinnen. Het werd ingekort. En begrijpelijk gemaakt. Door een communicatiebureau. Voor laaggeletterden. Dat was nodig. Onderwerpen werden weggelaten. Of gezegdes. Of allebei. Veel zinnetjes begonnen met een voegwoord. Veel bijzinnetjes dus. En onvolledige zinnetjes. Zo leer je lezen. En schrijven. Het bureau bedoelde het goed. De krant ook. Veel lezers vonden het raar. Wat is dit? Dachten ze. Dat gaf niets. Zo schrijven die bureaus. Nou eenmaal.
Rien Wisse, Breda
albert lubberink zegt
De spijker. Op zijn kop.
kimberley pex zegt
Het is onvoorstelbaar hoe de Nederlandse taal naar de haaien wordt geholpen. Dagelijks zie ik fouten, zelfs op nieuwspagina’s, in reclamefolders, en zelfs hoe mensen spreken. Dat is de reden van mijn aanmelding.
Jaap zegt
jip en janneke viel al
niet mee. maar dit
is wel het andere
uiterste.