Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (193)
De laatste 14 afleveringen van deze reeks zijn gewijd aan 14 gloednieuwe, speciaal voor deze reeks geschreven sonnetten door hedendaagse Nederlandse en Vlaamse dichters.
Door Marc van Oostendorp
Testament
Somber waren we. Somber, oud en vrolijk. Een laatste
bloedeloze zomer, alleen op afstand te verdragen.
Je was zo bleek geworden, mager. Bij daglicht
minder op je plaats dan ooit.Afijn, zei ik, de laatste levensdagen. Je kuste mijn wang.
We rookten, beschaamd, om wat er over was.
Na alle grappen, wijn, volgehouden mensenhaat
en poëzie – we wisten niets.Dit, zei je, moet het dan maar zijn. Schrijf jij maar
dat ik slordig was. Slordig. Gretig. Bang en
goed gekleed. Zes woordenboeken oud.Aufwiedersehen,Schwesterlein. Lijdend aan liefde,
de greep van het café – de zon zakt straks
weer richting hel. Alle idioten vieren feest.(Ester Naomi Perquin)
Misschien rest ons, oog in oog met de dood, niets meer dan de taal, de juiste formulering, het goed gekozen woord. Dit gedicht gaat over een gesprek met iemand die dood zou gaan en is tegelijkertijd een gesprek met een dode, die met je wordt aangesproken, en daardoor in de veertien regels van het sonnet weer heel even komt praten.
Het is een sonnet van opsommingen, van tegenstrijdigheden. Somber, oud en vrolijk. Grappen, wijn en volgehouden mensenhaat. Slordig, gretig, bang en goed gekleed. Juist doordat het niet bij elkaar past, lukt het daardoor om letterlijk met een handjevol goed gekozen woorden de bloedelozezomermiddag op te roepen. En de allermooiste woordgroep is ‘volgehouden mensenhaat’, waar een heel karakter in verborgen zit.
Wie de Nederlandse dichtkunst van de afgelopen jaren een beetje heeft gevolgd, herkent de dichter erin: Menno Wigman, en in het bijzonder diens gedicht ‘Rien ne va plus’ uit de bundel Slordig geluk, waarin hij zelf een andere dode dichter aanspreekt en tot leven wekt: Slauerhoff.
Maar waar Wigman Slauerhoff heel pessimistisch liet zijn over het schrijven (zijn gedicht eindigt met de regel ‘Had je maar nooit een gedicht gezien’), daar laar Perquin Wigman toch nog een beetje aan de poëzie vasthouden. Althans, hij geeft haar toestemming om te schrijven dat hij ‘slordig’ was. En dat doet ze dan ook meteen, in een sonnet, toch eigenlijk meer zijn genre dan het hare. Een sonnet dat begint met het woord somber en eindigt met het woord feest, en dat alleen al daardoor steeds treuriger wordt.
Jos Houtsma zegt
Kijk ajb even naar de link naar Rien ne va plus: die werkt niet