Door Willem Kuiper
Eigenlijk is het merkwaardig dat er van de Historia apollonii regis tyri geen Middelnederlandse vertaling of bewerking bewaard gebleven is. Vlaanderen was een zeevarende natie, had intensieve culturele contacten met zowel Engeland als Frankrijk en bezat kloosters met een bibliotheektraditie, waarin zich vast en zeker ook een exemplaar van de Historia bevonden moet hebben. Hoe anders kon de jonge Jacob in zijn vertaling / bewerking van boek III, r. 274 e.v. van de Alexandreis van Gautier de Châtillon los van zijn bron een koning Appollinis van Tyrus opvoeren:
Doe seinde die coninc boden vort
Tote Tyren in die gode port
Daer Appollonis in was heerAlexanders geesten, boek III, r. 588-590.
In wat er over is van De rebus gestis Alexandri magni, van Quintus Curtius Rufus heb ik tevergeefs naar een naam van de koning van Tyrus gezocht. Maar in de Anabasis Alexandri van Arrianus van Nicomedia komt een koning Azemilcus van Tyrus voor (hoofdstukken XV-XXIV). Waarom wel een Middelnederlandse Reis van sinte Brandaen en de cultus van sint Nicolaas als patroon van de zeevaarders, maar niet de omzwervingen van Apollonius van Tyrus? Wie het weet, mag zijn vinger opsteken. De tekst moet (over) bekend geweest zijn. Al in het begin van de elfde eeuw werd een getrouwe Oudengelse vertaling gemaakt werd, een eeuw later gevolgd door een geromantiseerde Franse vertaling / bewerking in verzen en proza, en omstreeks 1300 verscheen een eveneens sterk geromantiseerde Duitse vertaling / bewerking in verzen van de hand van Heinrich von Neustadt. Concrete ontleningen aan de roman in de Franse literatuur van de twaalfde eeuw verraden een grote populariteit. De meest opvallende imitatie, het chanson de geste Jourdain de Blaves, werd wél in het Middelnederlands vertaald.
Volkstalige lezers hier te lande moesten, vrees ik, wachten op het verschijnen van de Middelnederlandse vertaling van de voorbeeldige verhalenbundel Gesta romanorum als Die gesten of geschienisse van Romen. Deze bundel behoort tot de belangrijkere boeken van de veertiende eeuw, maar er is sinds de editie van Hermann Oesterley, Berlijn 1872, als ik het juist heb, niet zo heel veel werk meer van gemaakt. Ten tijde van Jan te Winkel dateerde men de Gesta romanorum rond 1350, en was men onzeker over het land van herkomst: Duitsland of Engeland. Inmiddels lijkt in naslagwerken de veronderstelling wortel te hebben geschoten dat de Gesta romanorum omstreeks 1300 in Engeland ontstaan zouden (kunnen) zijn. Waar dat op gebaseerd is, staat er helaas niet bij. Als je de titel serieus neemt – en waarom niet? – dan gaat het over de daden van (de) Romeinen, en als je het boek openslaat dan zie je dat de verhalen gekoppeld worden aan Romeinse keizers. Maar als je doorbladert dan zul je zien dat na verloop van tijd die Romeinse keizers overgaan in Duitse keizers van het Heilige Roomse Rijk. Hoe dat zich verhoudt met een ontstaan in Engeland gaat mijn begrip te boven. Het oudste bewaard gebleven handschrift van de Gesta romanorum dateert van 1342 – reden waarom ik niet in circa 1300 geloof, dat gat is mij te groot – en zal vrijwel zeker in het zuiden van het huidige Duitsland geschreven zijn. Helaas kan ik u geen digitale reproductie van dit handschrift tonen, wel de gedigitaliseerde editie van Wilhelm Dick, Erlangen usw. 1890. In dat handschrift zult u tevergeefs naar Apollonius van Tyrus zoeken. Hij staat er (nog) niet in. Evenmin als in drukken uit de jaren ’70 van de vijftiende eeuw, die zich beperken tot de eerste 150 exempelen, zoals de oudste bewaard gebleven Nederlandse druk: Nicolaus Ketelaer & Gherardus de Leempt, Utrecht 1474. Maar weer wél als exempel c.q hoofdstuk 153 in de druk van Gheraert Leeu, Gouda 1480, de oudste Nederlandse druk van de complete Gesta romanorum. Waar Leeu zijn kopij vandaan haalde, weet ik niet, maar ik vermoed Keulen. Daar drukte Ulrich Zel de Gesta romanorum, eerst in de compacte vorm en later in de complete versie, en op het eerste gezicht komen Leeu en Zel heel aardig overeen.
Vergelijking van de Middelnederlandse Gesten van Romen die Leeu in 1481 drukte met de Latijnse druk van 1480 leert dat diens Middelnederlandse Gesten geen vertaling kunnen zijn van déze Latijnse Gesta druk. Ik vermoed dat de kopij van Leeu (veel) ouder was. De Bibliotheca Neerlandica Manuscripta et Impressa (BNM-I) kent geen fragment laat staan een handschrift van de (een) Middelnederlandse vertaling van de Gesta romanorum, maar dat wil niet zeggen dat die er niet geweest is. Leeu gebruikte wel vaker een oud handschrift als kopij, denk aan de Destructie van Jherusalem en de Historie van Troyen. Ter zijde: ook de kopij van Van den proprieteyten der dinghen was mijns inziens (veel) ouder dan de druk van Jacob Bellaert, Haarlem 1485.
De druk van Gheraert Leeu 1481 staat aan het begin van de overlevering van de Gesten van Romen. In 1483 verscheen een herdruk bij Jacob van der Meer te Delft, die in elk geval voor wat betreft de historie van Apollonius van Tyrus onmiskenbaar schatplichtig is aan de druk van Leeu. In 1484 verscheen te Zwolle een druk bezorgd door Peter van Os. Deze volgt de druk van Leeu kolom voor kolom en pagina voor pagina, maar maakt hier en daar een gecorrigeerde indruk. De idee dat teksten als gevolg van reproductie steeds corrupter worden, is mijns inziens aan herziening toe. Teksten die inhoudelijk belangrijk gevonden werden, zoals bijvoorbeeld de Gulden legende of de Gesten van Romen, liet men wel degelijk corrigeren. Middeleeuwers hielden niet van fouten evenmin als van vies, al suggereert bijna elke (Nederlandse) speelfilm het tegenovergestelde.
Met die vertaling van de geschiedenis van Apollonius in de Gesta romanorum is iets bijzonders aan de hand. De vertaler gebruikte regelmatig doubletten, dat wil zeggen dat hij één woord twee keer vertaalde. Direct in het begin deelt de editie Leeu 1481 ons mede: “Dese coninc creech van sijn wyf een alte seer schonen dochter.” Dit is de vertaling van: “Ex coniuge sua filiam speciosissimam genuit.” “Alte” en “seer” zijn synoniemen. Als Appollonius met zijn oude knecht Elinatus spreekt, die hij eerder negeerde maar nu probeert te paaien, dan zegt hij in het Latijn, ed. Leeu 1480: “Si placet dicito michi.” In het Middelnederlands: “Ist v behaechlic belieftet v soe segt mi dat.” Dat is dus duidelijk dubbelop, alsof de lezer mag kiezen welke van de twee hij hebben wil: “Ist v behaechlic” of “belieftet v”. Als Appollonius de knecht voor zijn informatie bedanken wil, zegt deze: “Domine absit hoc a me Absit vt huiusmodi rei causa premium accipiam. apud bonos homines amicicia premio non est comparanda.” De Middelnederlandse vertaler maakte daarvan: “O heer dat si van mi veer god bescherm mi daer van dat ik van alsulcken werck soude loon nemen. dat is der bolen diefhangers ambocht biden goeden menschen en wert die vrienscap niet ghelijct of ghecoft mit loon.” “Bolen” (beulen) en “diefhangers” zijn synoniemen evenals “ghelijct” en “ghecoft”.
De Historia apollonii regis tyri is van oorsprong een Griekse roman, maar enkel en alleen bewaard gebleven in over de 100 middeleeuwse handschriften, die in twee groepen of recensio’s opgedeeld worden. De oudste groep noemt men recensio A (RA), een jongere bewerking recensio B (RB). In de inleiding heb ik u gewezen op het recent verschenen Het verhaal van Apollonius. Daarin vindt u een vertaling van de recensio A door Vincent Hunink en de Latijnse brontekst RA, zoals uitgegeven door George Kortekaas in The Story of Apollonius, King of Tyre. A study of its Greek origin and an edition of the two oldest Latin recensions. Leiden enz. 2004. Vergelijking van de geschiedenis van Apollonius van Tyrus in de Gesta romanorum met de editie Kortekaas leert dat de compilator van de Gesta romanorum niet de oudere, iets heidenser, recensio A gebruikte maar de jongere, iets meer gekerstende recensio B.
Maar ook de Middelnederlandse vertaler van die Gesta romanorum had aangekomen bij hoofdstuk 153 een exemplaar van de Historia apollonii regis tyri op zijn schrijftafel liggen, eveneens van de recensio B, want hij voegde tekst toe die hij niet in zijn exemplaar van de Gesta romanorum vond, maar die rechtstreeks afkomstig moet zijn uit de Historia. Hoe kon hij anders het corrupte “victoria” in de Gesta romanorum vertalen met het correcte “offerhande”, dat de vertaling van “victima” in de Historia (RA en RB) geweest zal zijn. Soms ook verduidelijkte de Middelnederlandse vertaler een situatie die in zijn ogen mogelijk onduidelijk voor de (vrome?) lezer was. Ik geef u één (grappig) voorbeeld: In de Gesta romanorum lezen wij als de jongeling Aposiatus in het bordeel van Leno (eigenlijk is Leno geen eigennaam, ‘leno’ is Latijn voor bordeelhouder) het peeskamertje van Tharsia betreedt: “Intrauit iuuenis puella more solito ostium claudit”. Oftewel: de jongeman ging naar binnen en het meisje sloot zoals gebruikelijk / op de gebruikelijke wijze de deur. In Die gesten van Romen werd dit vertaald als (ed. Leeu 1481): “Dese ionghelinck die ghinck in tot haer Sy sloot die dore toe alsoe dat ghewoenlijc is. want daer niet meer dan een teffens in een [lees: en] gaet”. Afgezien van de doubletten en het incidentele commentaar is Die gesten van Romen een getrouwe woord voor woord vertaling zonder toevoegingen of weglatingen. Het levende bewijs dat het hier niet om leesvoer ging, maar veeleer om cathechisatie.
Vergelijking van de Historie van Appollonius van Thyro met de drie drukken van Die gesten van Romen leert dat de eindredacteur van Snellaert zijn bron getrouw maar niet slaafs volgde. In beginsel liet hij niets weg uit zijn voorbeeldtekst, maar soms formuleerde hij het anders, en een enkele keer voegde hij een paar woorden toe. Uit vergelijking met de drukken van Gheraert Leeu (Gouda 1481), Jacob van der Meer (Delft 1483) en Peter van Os (Zwolle 1484) blijkt zonneklaar dat Christiaen Snellaert zijn editie baseerde op de druk van Jacob van der Meer, zoals ook te verwachten was. Sporadisch stemt Snellaert overeen met de druk van Peter van Os. Dat deze eindredacteur zijn werk serieus nam, moge blijken uit enkele toevoegingen ten opzichte van de Gesta romanorum. Het gesprek tussen Appollonius en de koopvaarder uit zijn vaderland bevat een gat in de Gesta romanorum dat geplombeerd is in de druk van Snellaert. Ra ra, hoe kan dat? Vergelijking met de editie Kortekaas 2004 leert dat de toegevoegde tekst rechtstreeks uit de Historia komt, zo te zien recensio A. Een vergelijkbaar geval is het grafschrift van Tharsia. Het heeft er alle schijn van dat ook (de eindredacteur van) Christiaen Snellaert een exemplaar van de antieke roman tot zijn beschikking had en daar ook gebruik van maakte. Dit was geen gewone boekhandelaar.
Kortom, de Historie van Appollonius van Thyro is alles behalve ‘pulp fiction’ maar een serieuze editie van een volkstalige bewerking van een exemplarische Latijnse schooltekst, bezorgd door een filologische denkende en handelende uitgever. Helaas geen woordelijke vertaling in het Middelnederlands van recensio A of B, maar wel degelijk een geslaagde poging om een groter publiek kennis te laten maken met deze iconische antieke roman, van heidense origine weliswaar, maar door zijn thematiek wonderwel goed passend binnen de ethiek van het middeleeuwse christendom. En dat in een visueel aantrekkelijk en uiterst leesbaar boekje met grote duidelijke letters, verhoudingsgewijs zeer weinig afkortingen en aan het begin en het slot een paginagrote esthetisch verantwoorde houtsnede.
Ongelukkig genoeg is dit prachtige boekje verminkt geraakt. In het laatste katern zijn de bladen h2 en h3 aan de bovenzijde overgeplakt met papier, waarop iemand in schoonschrift de ontbrekende tekst geschreven heeft. Het handschrift lijkt mij contemporain. Zo te zien gebruikte hij als bron niet de druk van Jacob van der Meer, Delft 1483, maar vermoedelijk die van Gheraert Leeu, Gouda 1481.
In 1880 publiceeerde George Penon een zeer leesbare en goed geannoteerde editie van deze Historie van Appollonius van Thyro in zijn Bijdragen tot de geschiedenis der Nederlandsche letterkunde, 3 dln. Groningen 1880-1884: deel 1, p. 77-182; 187-188; deel 2, p. 174-178. Bibliotheektechnisch zijn die Bijdragen een tijdschrift, en tijdschriften worden niet uitgeleend. Misschien is dat de (hoofd)oorzaak dat deze editie in de vergetelheid geraakt is, en daarmee de Historie zelf ook? In De Nederlandse volksboeken (1951) van Luc. Debaene vindt u een keurige samenvatting van de druk van Snellaert en een verwijzing naar de editie-Penon. Maar daar blijft het bij. In Het gevleugelde woord. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1400-1560 (2007) wordt de Historie van Appollonius van Thyro zelfs niet genoemd. Het beste excuus dat ik kan bedenken is dat het geen oorspronkelijk Middelnederlandse tekst is, slechts een vertaling en daarom niet interessant. Het zal u duidelijk zijn dat ik hier heel anders over denk. Dat onderscheid moeten wij niet meer maken. Ook onze ‘oorspronkelijke’ Middelnederlandse literatuur is in hoge mate afgekeken van de West-Europese, en dan vooral de Franse letterkunde.
Hopelijk heb ik u de afgelopen weken opnieuw overtuigd van het nut en de noodzaak om vertaalde Middelnederlandse teksten met hun anderstalige brontekst te vergelijken. Toen ik studeerde werd dat niet zo belangrijk gevonden. Die mensen in Delft in 1493 konden dat ook niet, en dat boek was bedoeld om zelfstandig te functioneren. Die redenering – ik zal geen namen noemen – heeft mij nooit overtuigd. Om een middeleeuws vertaald boek goed te kunnen begrijpen is het absoluut noodzakelijk om de weg terug naar de bron te gaan, en vaak levert die gang ad fontes onverwacht interessante informatie op.
Namen die ik wél wil noemen zijn die van Amand Berteloot, Jan Bloemendal en Piet Franssen. De eerste is mijn favoriete proeflezer, de tweede mijn vraagbaak als het om Latijnse kwesties gaat, en de derde bezorgde mij de onmisbare foto’s van de druk van Jacob van der Meer, Delft 1483.
Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan de kritische editie, die daarna te vinden zal zijn in de nieuwe BML samen met links naar alle bronnen en relevante literatuur.
Graag tot ziens bij het volgende feuilleton van dit keer een oorspronkelijke Middelnederlandse roman.
W.K.
Jan C. M. Huikeshoven zegt
Best Willem,
Met heel veel interesse heb ik je nawoord gelezen en alle gegevens in mij opgezogen. De beste mij aansprekende samenvatting vond ik op de derde pagina vanaf “Kortom, . . . en de alinea daarna”
Toen het eerste hoofdstuk in Neerlandistiek verscheen was mijn interesse meteen getrokken.Voor het verfrissen van mijn paleografische lessen was de compositie van het originele boek in gotisch schrift met daarnaast de transcripties in het Middelnederlands en de nodige voetnoten een uitdaging om het hele boek “in handen” te krijgen. Dat is gelukt. Alles heb ik kunnen afdrukken en tevens opslaan in mijn PC. Jammer vond ik dat niet alle woorden waarvoor ik een verklaring zocht te vinden zijn in het WNT en hun diverse versies naar gelang het tijdvak. Wel was het verrassend te ervaren dat met het toenemen van de hoofdstukken en die trachten te lezen in het gotische schrift, mij dat steeds beter gelukte en ik minder moest zoeken in de transcriptie tekst. Je ziet: je hebt mij hiermede een heel groot plezier gedaan.
P.S. Na mijn pensionering in september 1995 en het ontdekken van de computer ben ik daarna bij het HCO in Zwolle cursussen in genealogie gaan volgen om mijn familie historie beter te kunnen uitpluizen. Het bleek dat paleografie een zeer nuttig verlengstuk zou zijn om ook oude geschriften, grafstenen e.d vlot te kunnen lezen. Dat is best gelukt; Wij zijn in die cursus t/m de 14e eeuw gekomen. Leuk nu om te weten hoe je voorouders gesproken zouden hebben, alhoewel de mijne voor de 17e eeuw zich met Duits moesten behelpen. Daar heb ik echter geen moeite mee want mijn laatste 16 jaren van mijn arbeidzaam leven bracht in ik Beieren door.
Hoopvol kijk ik uit na nog zo’n feuilleton als je hebt beloofd.
Hartelijke groet,
Jan C. M. Huikeshoven
Oldenzaal
Willem Kuiper zegt
Lees je reactie nu pas, beste Jan. Denk erom, er wordt nog gewerkt aan de kritische editie. Nu ik ook foto’s van de druk van Jacob van der Meer 1483 heb, zie ik sommige dingen beter. Als er onbegrijpelijke woorden in de tekst zijn blijven staan, laat het mij weten. Zal ik ze alsnog verklaren. Tot ziens bij het volgende feuilleton.