Door Marc van Oostendorp
Deze weken bespreek ik de ‘grote opdrachten‘, ongeveer: de grote lijnen, die de docententeams van Curriculum.nu aan het opstellen zijn voor het schoolvak Nederlands van de toekomst. Vandaag bespreek ik grote opdracht 3:
- Op school worden talen en taalvariëteiten erkend en benut.
Dit is een grote opdracht waarin vrij expliciet naar het belang van taalkundige kennis wordt verwezen: “Leerlingen worden zich ervan bewust dat ze leven in een meertalige samenleving en begrijpen wat dat betekent. Ze leren hoe verschillende talen en taalvariëteiten elkaar beïnvloeden, doordat deze met elkaar in contact staan. Ze krijgen inzicht in de effecten van meertaligheid. ” Aan de aldus verworven kennis wordt op twee manieren praktisch nut toegekend. Leerlingen leren erdoor “bewust en respectvol om te gaan met overeenkomsten en verschillen in taaluitingen, talen, taalvariëteiten en culturen”. En daardoor kunnen ze mensen met een andere achtergrond “respectvol en met zelfvertrouwen tegemoet treden”.
Verschillende variëteiten
Dat is allemaal juist. Het is misschien wat ambitieus – de opdracht veronderstelt dat docenten leerlingen gaan leren “hun meertalig repertoire flexibel in te zetten en bewuste keuzes te maken om doelgericht te communiceren”, maar dat is misschien ook wel nodig.
Als ik het goed zie, markeert deze opdracht bovendien misschien ook wel de grootste omslag in vergelijking met het huidige onderwijs. Vanaf ongeveer het begin van deze eeuw is het taboe geweest om andere talen de klas in te brengen. Kinderen van migranten met name moesten vooral alleen maar Nederlands spreken om vooruit te komen in de wereld. Dat er allerlei redenen zijn om die kinderen ook van hun eigen taal gebruik te laten maken, dat er zelfs aanwijzingen zijn dat hun Nederlands daarvan profiteert, maakte geen verschil. Vreemde talen moesten de klas niet in.
Samenbindt
Vorig jaar verscheen er een brochure van het ministerie van onderwijs die een eerste aanwijzing gaf dat er iets aan het veranderen was. Maar dit document staat een heuse doorbraak door. De leerlingen worden opgeleid in het meertalige land dat Nederland vermoedelijk altijd geweest is, en ze leren met die verschillende variëteiten om te gaan, dat ieder van hen zijn nut kan hebben.
Ik geloof dat in dit verband ook iets meer had kunnen staan over historische variatie, met andere woorden over taalverandering: dat leerlingen vertrouwd worden gemaakt met het feit dat de taal altijd verandert, dat dit ook tijdens hun leven zal gebeuren, en dat tegelijkertijd dat almaar veranderende Nederlands een van de dingen is die de mensen nog samenbindt.
Vooruitgang
Het is in dit verband overigens opvallend dat in het nieuwe document de term ‘standaardtaal’ slechts één keer valt: in een bijlage waarin de algemene visie op het gebied wordt vastgesteld staat: “Het leergebied Nederlands voorziet in de ontwikkeling van de beheersing van de standaardtaal (kwalificatie)”. Het is een beetje eigenaardig dat die standaardtaal zo weinig aandacht krijgt, het lijkt mij evident nog steeds een nuttige variëteit om op school aan te bieden.
Aan de andere kant wordt er gelukkig in geen enkele grote opdracht op aangedrongen dat toekomstige Nederlanders gedrild moeten worden om alleen maar netjes te praten en te schrijven. Zelfvertrouwen moeten ze hebben, en respect, onafhankelijk van de variëteit die ze zelf spreken of die de ander spreekt.
Mij lijkt dat vooruitgang.
Wouter van der Land zegt
‘[er wordt] in geen enkele grote opdracht op aangedrongen dat toekomstige Nederlanders gedrild moeten worden om (…) netjes te praten en te schrijven.Zelfvertrouwen moeten ze hebben, en respect, onafhankelijk van de variëteit die ze zelf spreken of die de ander spreekt.’
Ik zie dit als een groot gemis in de Grote Opdrachten. Als ouder wil ik dat mijn kind bij Nederlands leert om goed Nederlands te schrijven en te spreken en iets opsteekt van de Grote Schrijvers. Afgezien van dat laatste, zou ik dat ook vinden wanneer ik bijv. een Syrische vluchteling zou zijn. Ik zou de Grote Opdrachten vervangen door de kleine opdrachten van morfologie, fonetiek/fonologie, prosodie, zinsbouw, retorica & stijlfiguren, logica/drogredenen, presentatiekunde/techniek van lichaamshouding, conversatiekunde en creative writing, met o.a. literatuur als lichtend voorbeeld.
Zelfvertrouwen verwerf je dan ook wel.
Marc van Oostendorp zegt
Mij lijkt dat programma eerder op te leiden tot een gedroomd verleden, waarin je dacht dat je erop moest kunnen buigen dat er een ‘goed Nederlands’ is. Een leerling op de middelbare school of een vluchteling vertrouwd maken met dat ‘goede Nederlands’ is een recept voor frustratie, want buiten de school spreekt niemand zo. Je hebt er dus meer aan om te leren omgaan met de rijkdom aan variatie.
Bovendien, zelfs áls je denkt dat het leren van de standaardtaal het ultieme doel is, dan nóg is het verstandig om daarbij de bestaande variatie als uitgangspunt te nemen. Leerlingen leren beter vreemde talen (zoals de standaardtaal wanneer ze van migrantenachtergrond zijn of thuis streektaal spraken) wanneer ze een goede basis hebben in hun eigen taal. Vluchtelingen leren makkelijker Nederlands wanneer er rekening wordt gehouden met de specifieke verschillen met hun moedertaal.
Wouter van der Land zegt
‘Een leerling op de middelbare school of een vluchteling vertrouwd maken met dat ‘goede Nederlands’ is een recept voor frustratie, want buiten de school spreekt niemand zo. ‘
Niemand spreekt gestandaardiseerde taal, maar het gaat toch met name om schrijftaal en een basis voor formele spreektaal zoals in een debat of presentatie? Het lijkt mij heel nuttig wanneer leerlingen bijvoorbeeld zouden leren om een nieuwsartikeltje te schrijven volgens de normen van de kunstmatige taal van de huidige media. Niemand spreekt zo in het echt, maar je kunt er wel iets mee.
Les aan anderstaligen is een ander verhaal, daar zal maatwerk dat rekening houdt met de moedertaal zeker een goed idee zijn.
Anton zegt
De Grauwe Eeuw is je inspiratiebron.
Hoe nu, neerlandici?