Door Peter-Arno Coppen
Ja, daar zat ik van de week ineens in een discussie over creativiteit, die ik achteraf nogal onbevredigend vond. Ik was er misschien ook een beetje te zeer met gestrekt been ingegaan, naar aanleiding van het stukje van Marc van Oostendorp over Grote opdracht 7 van curriculum.nu. Marc citeerde daarin met instemming een kritische opmerking van Marc Kregting, die hier met naar mijn smaak allemaal te grote woorden ‘een onverhuld ideologische boodschap’ in zag ‘die linea recta voert naar het neo-liberalisme.’ Voor hem was creativiteit ‘vernietigend’. Marc van Oostendorp was het met hem eens dat dit aspect van creativiteit ten onrechte onvoldoende tot uitdrukking kwam, en dat de creativiteit in die opdracht wat ’te braaf’ was.
Ik vond dat weer te veel smaken naar het romantische idee dat creativiteit onlosmakelijk verbonden is met de geniale held die de hele wereldorde omver blaast met een briljante gedachte, en dat noemde ik ‘puberaal’.
De discussie ontspoorde eigenlijk meteen in een orgie van framing: de ‘creativiteit van de kleurplaat’, waarbij het vrije intellect beperkt wordt door een schoolse context, de ‘romantiek van de comics’ (het stripverhaal van de held die de wereld redt), creativiteit als precisiebombardement (vernietigen door goed en geconcentreerd mikken), de creativiteit van het lijmen (“Creatief met kurk”) in plaats van breken, de beperkte creativiteit van het ‘probleemoplossend vermogen binnen het ideologische kader’, en een creativiteit die alleen ‘uniek volgens de grootste gemene deler’ is. Het had allemaal bepaald een emotioneel karakter, waardoor Marc van Oostendorp er zelfs vrij snel ‘bedremmeld’ het zwijgen toe deed.
Ik denk dat we achteraf gezien ook enigszins langs elkaar heen zaten te praten. De twee Marcen hadden het over het beeld van creativiteit dat uit de Grote Opdracht opdoemde. Dat was in hun ogen een te beperkt beeld. Ik denk dat ze daar gelijk in hebben, maar wat ze daartegenover stelden wekte dan weer mijn irritatie, omdat ik geïnteresseerd was in de definitie van creativiteit in het algemeen.
Om mijn instemming nog eens precies te omschrijven: ik denk inderdaad dat het gebruik van de term ‘creatief’ bij curriculum.nu een globale aanduiding is voor ‘iets origineels bedenken.’ De term ‘creatief schrijven’ staat in het onderwijs tegenover ‘samenvattend schrijven’ of ‘geleid schrijven’, en gaat in feite om het schrijven van teksten die je zelf bedenkt (het hoeft niet per se fictie te zijn). Verder wordt ‘creatief schrijven’ in het stuk van curriculum.nu verbonden met ‘het creatieve proces’ en ‘creatieve vaardigheden’, die geassocieerd worden met het verzinnen van ‘nieuwe, ongebruikelijke ideeën’ die voor ‘veel vraagstukken’ nodig zijn.
Dit is, dat ben ik met beide Marcen eens, een definitie die aan de arme kant is. De term ‘braaf’ is wat mij betreft te normatief, maar je vraagt je inderdaad af of hiermee het wezen van de creativiteit wel getroffen is. Aan de andere kant gaat wat Marc & Marc daar tegenover stellen, namelijk de (potentieel) vernietigende kracht van creativiteit, mij dan weer een stap te ver. Ik wil wel toegeven dat creativiteit vernietigend kan zijn, maar ik zie niet in dat dit noodzakelijk is, of zelfs op de een of andere manier tot het wezen van creativiteit behoort. De meeste creativiteit is helemaal niet zo vernietigend. Door de nadruk te leggen op die mogelijkheid van vernietiging trek je het begrip uit het lood, omdat je suggereert dat creativiteit zonder vernietiging maar een inferieur aftreksel is.
Als je mensen ondervraagt naar de associaties die ze bij het begrip ‘creativiteit’ hebben (dat is in onderzoek wel gedaan), dan eindigen begrippen als ‘innovatie’ of ‘originaliteit’ steevast bovenaan. In onze perceptie van creativiteit spelen die dus een belangrijke rol. ‘Vernietiging’, of iets dat daarbij in de buurt komt, staat daar niet bij. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat het niet tot het wezen zou kunnen behoren, maar het zit in elk geval niet in ons collectieve beeld van creativiteit.
Maar wat is creativiteit dan wel? Het meeste onderzoek daarnaar concentreert zich niet zozeer op een of andere hypothetische eigenschap, maar op de noodzakelijke ingrediënten van een ‘creatief proces’. Wat is er noodzakelijk om van een creatief proces te kunnen spreken? Daarvoor moet allereerst aan ten minste drie voorwaarden voldaan zijn.
Ten eerste moet er sprake zijn van een zekere trigger: dat kan een concreet probleem zijn, of een behoefte, als het maar iets is wat mensen op de een of andere manier irriteert. Vervolgens moet het niet al te gemakkelijk zijn om die problematiek weg te werken. Het in een zeepkist over een rechte weg van een berg af suizen kun je niet echt een creatief proces noemen. Als de weg bezaaid is met rotsblokken komt het meer in de buurt, maar zelfs dan kun je het idee hebben dat je met vaardigheden die je kunt aanleren (stuurmanskunst) een eind komt. Het oplossen van een probleem volgens een vastomlijnd stappenplan is geen creatief proces. Er moet een bepaalde weerstand of belemmering zijn, waarvan niet op voorhand duidelijk is hoe die weggenomen of omzeild moet worden. Hier zit al iets van die originaliteit of innovativiteit die bij creativiteit hoort. Het is mogelijk dat geweld als creatieve oplossing gebruikt wordt (we blazen de rotsblokken gewoon op, we hakken de Gordiaanse knoop gewoon door), maar nodig is dat niet. Het lijkt wezenlijker dat de oplossing door een publiek als een mooie oplossing geapprecieerd wordt.
En daarmee is meteen de derde noodzakelijke voorwaarde voor een creatief proces genoemd: er moet een publiek zijn dat de wijze van oplossen én het eindresultaat toejuicht. Marc van Oostendorp noemde als voorbeeld de kleuter die een kleurplaat moet maken en in plaats daarvan de viltstiften ombuigt om er een stoeltje van te knutselen. Om dat als creativiteit te zien moet er echt iemand zijn die zegt “Wow, dat is leuk bedacht!” Als diezelfde kleuter van die viltstiften een wapen knutselt waarmee hij een klasgenootje een oog uitsteekt wordt het ineens een stuk minder creatief.
Een trigger, een toegejuichte inspanning waarmee weerstand wordt overwonnen, en een geapprecieerd resultaat, dat zijn de wezenlijke ingrediënten van een creatief proces, of het nu de context van het onderwijs, de wetenschap of het dagelijkse leven betreft. Als je ’s avonds laat thuiskomt en je hebt nauwelijks eten in huis, en je weet met schaarse middelen iets lekkers op tafel te zetten is dat echt wel creatief. Er was een probleem, je kon het niet oplossen met vooraf bekende stappen, en je (of een huisgenoot) was er tevreden over.
Dat zijn dus de ingrediënten voor het creatieve proces, die in stripverhaaltaal zouden kunnen worden uitgedrukt met de titel van dit stukje. Maar wat heb je zelf nodig om creatief te zijn? In elk geval kennis, en ervaring helpt ook. Je moet strategieën kennen, of oplossingen voor soortgelijke problemen in het verleden, of theoretische kennis over de weerstand die er in de weg zit. En je moet niet vast zitten in het idee dat er maar één weg is (juist dan kan alleen de gedachte aan vernietiging bij je opkomen).
Ten slotte toch even terug naar dat onderwijs. Als je deze ingrediënten voor het creatieve proces bekijkt, dan lijkt de boodschap voor het onderwijs vooral te zijn: weg met de stappenplannen, de trucjes en de ezelsbruggetjes, en weg ook met de angst voor onzekerheden en de vragen met maar één goed antwoord. Om het creatieve proces te stimuleren moeten leerlingen met echte triggers geconfronteerd worden (problemen die ze zelf als irritant kunnen ervaren), en kennis aangereikt krijgen waarmee ze zelf originele oplossingen kunnen bedenken. Ze moeten niet bang zijn om nieuwe wegen in te slaan of buiten de kaders te treden die ze denken te zien. En ze moeten een publiek voor ogen hebben dat een onverwachte oplossing kan appreciëren.
Nynke K zegt
Hoezo is het publiek onontbeerlijk voor creativiteit? Kan een als kluizenaar levende artiest of iemand die met moeite maar efficiënt overleeft op een verder onbewoond eiland niet creatief zijn?
Peter-Arno Coppen zegt
Je kunt wel je eigen publiek zijn denk ik. Maar het punt is dat er iemand Wow moet vinden.
Dat betekent dat voor het vaststellen van creativiteit ook die context nodig is. Een kunstenaar die in zijn tijd niet geapprecieerd wordt, en zelf ook ontevreden is met zijn werk, is op dat moment ook niet creatief, maar hij kan door de appreciatie van een latere generatie achteraf als creatief bestempeld worden.
Andersom kan iemand die in zijn eigen tijd als geweldig creatief beschouwd wordt in latere generaties verguisd worden,
Marc van Oostendorp zegt
Al zeggen honderdduizend mensen in een enquête dat voor hen creativiteit hetzelfde is als innovativiteit, dan nog blijf ik erbij dat creativiteit zoiets is als vuur: een element dat ook altijd gevaarlijk is. Ik snap best dat een waakvlammetje niet per se het huis in lichterlaaie zet, maar toch kan vuur niet bestaan zonder vernietiging. Er moet iets worden opgebrand; en als je niet uitkijkt, fikt alles af.
Zo is het voor mij ook met creativiteit. Je kunt het begrip streng afbakenen zodat de gevaarlijke vormen van creativiteit verboden worden (wel een schilderij op een veiling door de shredder halen, geen viltstift in iemands oog steken), maar door iets nieuws te maken vernietig je altijd iets, al is het maar de mogelijkheid om iets anders te maken. Wie een kleurplaat inkleurt, vernietigt de blanco kleurplaat.
De reden waarom ik vervolgens bedremmeld zwijg is omdat ik denk dat de discussie te verwarrend wordt, niet omdat hij te emotioneel wordt. (Ik zit op Twitter, ik kan wel wat aan qua emotionele discussies.) Ik snap dat je de ‘veilige’ vorm van creativiteit nodig hebt voor (bijvoorbeeld) het onderwijs en ook voor het dagelijks leven en dat de meeste mensen zo gewend zijn aan die veilige vorm dat ze die bij enquêtes invullen. Ik denk alleen dat dit is alsof je praat over het gebruik van vuur in het onderwijs en de verzengende kracht afdoet als een puberale fantasie, of hem aanduidt als ‘weerstand’. Het wegnemen van weerstand, dat vind ik nu typisch een vernietigende kracht: eerst was er weerstand, daarna niet meer.
Het is daarom, behalve in filosofische zin, niet zo interessant om het over definities te hebben, want ik vermoed dat we het los van die definities wel eens zijn. In het dagelijks leven moet je de neiging om al het bestaande te vervangen door iets anders – spannend, avontuurlijk – in evenwicht brengen met de neiging om alles te laten zoals het is – vertrouwd en veilig. Niemand weet waar de balans tussen die twee, tussen de puber en de volwassene, ligt, maar het is onze opdracht, bijvoorbeeld in het onderwijs, om die wel te vinden.
Peter-Arno Coppen zegt
Naar mijn idee kan het omzeilen van belemmeringen ook best creatief zijn. Net als out of the box denken niet wezenlijk destructief is.
Wouter van der Land zegt
Marc v. Oostendorp schreef: “Wie een kleurplaat inkleurt, vernietigt de blanco kleurplaat.”
Dat is natuurlijk waar, zoals je ook de oorlog vernietigt door vrede te sluiten en een bouwput vernietigt door het huis af te bouwen.
Maar het gaat hier toch om het vak Nederlands? Om hoe onderwijs in creatief schrijven en denken de leerlingen verder brengen in de wereld. Daarvoor zal het vak qua Grote Opdracht 7 lijkt mij voor 50 procent uit tips & trucs, 25 procent uit zelf schrijven, 20 procent uit goede voorbeelden en 5 procent uit woeste creatieve energie oproepen moeten bestaan.
Peter-Arno Coppen schreef: ‘weg met de stappenplannen, de trucjes en de ezelsbruggetjes’
Waarom zou dat tot betere creatieve taalgebruikers leiden? Voorbeelden van trucjes zijn dat je een verhaal niet chronologisch hoeft op te bouwen, hoe je een creatieve metafoor vindt, show don’t tell en spannende vooruitwijzingen. Wat is daar mis mee?
Marc van Oostendorp zegt
Daarvoor zal het vak qua Grote Opdracht 7 lijkt mij voor 50 procent uit tips & trucs, 25 procent uit zelf schrijven, 20 procent uit goede voorbeelden en 5 procent uit woeste creatieve energie oproepen moeten bestaan.
Even los van de precieze schrijvers, die jij nu ook vast uit je mouw schudt, lijkt me dat helemaal juist. Ik wijs er alleen op dat die creatieve energie inderdaad woest is.
Peter-Arno Coppen zegt
Wat ik beweer is dat het stimuleren van het creatieve proces in tegenspraak is met trucjes en stappenplannen. Als je dat dus wilt stimuleren (wat Grote Opdracht 7 blijkbaar wil), dan is het devies: weg met de trucjes.
Wouter van der Land zegt
“Wat ik beweer is dat het stimuleren van het creatieve proces in tegenspraak is met trucjes en stappenplannen”
Dat lijkt me onjuist. Het creatieve proces stagneert wanneer je niet weet welke materialen en technieken er zijn. Trucjes kunnen creativiteit stimuleren. Wanneer je weet dat er tientallen beproefde manieren zijn om een tekst te beginnen, ga je sneller op zoek naar alternatieven. Iemand die kennis heeft genomen van trucs als cliffhanger, metafoor, metoniem, flashback, apostrof, asyndeton, vulgarisme, diallage, halo-effect, augendi causa, enargia, thaumasmus, catacosmesis, enzovoortenzovoort zal de taal eerder als een geweldig grote bouwmarkt zien dan als een lullig drievaksladenkastje.
Peter-Arno Coppen zegt
Een trucje of stappenplan is bepaald geen aansporing om over allerlei alternatieven na te denken. Het trucje, en zeker het stappenplan, suggereert een vaste weg, die strijdig is met wat jij hier schetst. Jij schildert het beeld van een bouwmarkt met allerlei materialen (waaronder gereedschappen die ook als trucje ingezet worden).
Ik wil wel zo ver meegaan dat ik toegeef dat de operaties die in trucjes worden toegepast op zichzelf niet strijdig zijn met creativiteit, maar het hele idee van een (en zeker één) trucje dat overal werkt is anticreatief.
Rob Duijf zegt
‘Maar wat heb je zelf nodig om creatief te zijn? In elk geval kennis, en ervaring helpt ook. Je moet strategieën kennen, of oplossingen voor soortgelijke problemen in het verleden, of theoretische kennis over de weerstand die er in de weg zit.’
(…)
‘Ze moeten niet bang zijn om nieuwe wegen in te slaan of buiten de kaders te treden die ze denken te zien.’
Deze twee uitspraken lijken met elkaar in tegenspraak. ‘Nieuwe wegen’ inslaan betekent volgens mij de oude wegen achter je laten. Kortom, iets doen wat nog niet eerder is gedaan, op een manier die nog niet eerder is uitgevoerd. In managementtermen wordt dat volgens mij ‘out of the box’ genoemd. Dus niks bekende strategieën, oplossingen voor soortgelijke problemen of theoretische kennis uit het verleden, maar iets totaal nieuws.
Mensen die vastzitten in bepaalde denkstructuren kunnen dat als bedreigend ervaren, omdat er aan de zekerheden waaraan ze hun veiligheid menen te ontlenen wordt getornd. Het kan in positieve zin ook ‘vernietigend’ zijn, namelijk het beëindigen van al dat denken en handelen dat juist het oude wil behouden, waardoor er niets veranderd.
De slogan ‘Stel je voor er komt oorlog en niemand gaat er naar toe’ is een goed voorbeeld van buiten de bestaande kaders denken en de dingen op een hele andere manier gaan doen. Conservatisme (ook progressief denken kan conservatief zijn!) betekent vasthouden aan het ‘oude en vertrouwde’ en dat is m.i. de ontkenning van iedere creativiteit.
Peter-Arno Coppen zegt
Dat lijkt me een valse tegenstelling tussen ‘nieuwe wegen’ en ‘oude wegen’. Je zult om te beginnen dan kennis moeten hebben van wat de oude wegen zijn om überhaupt het besef te hebben dat je nieuwe wegen volgt. Daarbij komt dat nieuwe oplossingen vaak bereikt worden met een reorganisatie van bestaande middelen en strategieën, waar je dan een nieuwe draai aan geeft. Hoe meer je er kent, hoe creatiever je kunt zijn. Ook is het gebruikelijk dat je kennis uit het ene domein creatief toepast op een domein waar die kennis nog niet eerder is toegepast. Ook dat is een vorm van creativiteit die zonder die kennis niet mogelijk is.
Toch heb ik het idee dat we hetzelfde bedoelen: wat jij neerzet als ‘vasthouden aan het oude en vertrouwde’ is voor mij het ‘vertrouwen op stappenplannen en trucjes’. Dat is strijdig met creativiteit, dat ben ik met je eens.
Ik neem ook aan dat we het eens zijn dat er een kennisdrempel bestaat voor creativiteit: als je helemaal niets weet kun je nauwelijks tot een betekenisvolle creativiteit komen. Hetzelfde geldt voor ervaring: daaraan kun je een soort instinct ontlenen van veelbelovende strategieën. Het buiten de platgetreden paden ineens zo’n veelbelovend pad zien is volgens mij ook een vorm van creativiteit.
Ik begrijp alleen niet waarom jullie allemaal met alle geweld blijven zeggen dat er iets kapot moet, of dat dat een wezenlijke eigenschap van creativiteit is.
Wouter van der Land zegt
“Ik begrijp alleen niet waarom jullie allemaal met alle geweld blijven zeggen dat er iets kapot moet, of dat dat een wezenlijke eigenschap van creativiteit is.”
Het is geen echte vernietiging, het is een metafoor. Wanneer je iets nieuws schept, ‘vernietig’ je de afwezigheid van dat nieuwe. Soms verander je zelfs een compleet wereldbeeld, zoals bij Copernicus. De aantrekkelijkheid van de metafoor is denk ik dat we bij hogere creativiteit het gevoel hebben de wereld fundamenteel te veranderen.
Natuurlijk gaat het bij allesvernietigende poëzie in de praktijk om ongevaarlijke dichters in spreekwoordelijk lamswol en ribfluweel die hooguit een beetje speeksel de zaal in slingeren tijdens hun voordracht.
Peter-Arno Coppen zegt
Tja, ik weet het niet, nou hebben we weer ‘hogere en lagere creativiteit.’ Ik kan dat niet anders lezen dan dat je zegt dat hogere creativiteit beter is, of wezenlijker. Dus of je het nou tot een metafoor afzwakt of niet, de kern van de bewering blijft dat er iets (metaforisch) kapot moet wil je ‘hogere creativiteit’ hebben.
Met de formulering ‘de vernietiging van de afwezigheid van dat nieuwe’ zwak je hem trouwens volgens mij af tot iets wat helemaal geen vernietiging meer is, Dan zeg je in feite dat alles wat er gebeurt de vernietiging is van de mogelijkheid dat het niet zou gebeuren. Dan kun je het ook vermijden om van vernietiging te spreken want dan heeft het geen enkele functie meer.
Wouter van der Land zegt
@Peter-Arno Coppen, met ‘hogere/lagere’ creativiteit bedoelde ik dat creativiteit op detailniveau of een hoger niveau betrekking kan hebben. Lang Lang interpreteert Beethoven, Beethoven componeerde zelf, weer iemand anders vond het virtuoos pianoconcert uit en weer iemand anders de Romantiek. Van Lang Lang zul je minder snel zeggen dat hij de wereld compleet veranderd.
Rob Duijf zegt
‘Ik begrijp alleen niet waarom jullie allemaal met alle geweld blijven zeggen dat er iets kapot moet, of dat dat een wezenlijke eigenschap van creativiteit is.’
Ik sluit me graag aan bij de reactie van Wouter van der Land hierboven, die stelt dat er geen sprake is van echte vernietiging, maar van een metafoor. Ik zou hier het beeld aan toe willen voegen van de dansende Hindu-god Shiva, de ‘vernietiger’, het goddelijke aspect van dood en wedergeboorte, de eeuwigdurende levenscyclus van eind en nieuw begin. Of, om een ander beeld te gebruiken: een boom krijgt pas nieuwe bladeren als hij de oude heeft afgeworpen.
Wanneer we inzien, dat de manier waarop we leven en de oplossingen die we zoeken voor onze problemen tot nu toe niet werkt, dan kan dat inzicht het begin zijn van iets dat nieuw is. Juist het feit dat mensen dit inzicht NIET hebben, maakt dat we vernietigen in de zin van kapotmaken, in plaats van het nieuwe, scheppende in ons leven toe te laten.
Natuurlijk hebben we techniek nodig, ook in het vakgebied Nederlands. Daar is niets mis mee. Als de ‘reorganisatie van bestaande middelen en strategieën, waar je dan een nieuwe draai aan geeft’, zoals je voorstelt, echter voortkomt uit datzelfde oude bewustzijn, dan heeft het nog steeds de kwaliteit van het oude en is het niet meer dan een herschikking van het al bestaande. Oude wijn in nieuwe zakken dus.
Julius ten Berge zegt
Aan de vraag of creativiteit zoiets is als vuur wil ik mijn vingers niet branden. Ik bleef hangen aan het meervoud Marcen. Is dat niet, analoog aan truc – truken of trucs, Marken of Marcs?
Peter-Arno Coppen zegt
Ja daar zeg je zowat! Los van de spelling past ‘Marcs’ niet zo goed in mijn taalgevoel, en omdat het eigennamen zijn aarzel ik ook om van de c een k te maken. Dus ik zou ook bij nader inzien geloof ik toch voor ‘Marcen’ kiezen.
Wouter van der Land zegt
De logische oplossing is met een apostrof: Marc’en. In spelwijzen als ‘kilo’s’ wordt deze ook gebruikt om de uitspraak van het eerste deel te behouden. Maar wat als er in een groep een Marc en een Mark zitten? Hoe spel je dan het meervoud?
Melchior Vesters zegt
Man o man, Peter, wat heb jij je enorm druk gemaakt om en in deze discussies (die licht filosofisch zijn, getuige ook Marcs opvatting) over creativiteit. Ik ben blij dat ik er geen weet van had toen we zaterdag over de bouwstenen bij Grote opdracht 7 vergaderden.
Voor wie op kalmere wijze kennis wil maken met de vele gedachtes en artikelen die al rondom creativiteit zijn gevormd en verschenen, is dit artikel een goede start: Søren Klausen (2010) – The Notion of Creativity Revisited: A Philosophical Perspective on Creativity Research.
Rob Duijf zegt
Inderdaad, rondom het onderwerp creativiteit is en wordt heel wat afgefilosofeerd. Op zich is het niet verkeerd om kennis te nemen van al die ideëen. Op een verjaardagsfeestje kun je daar leuk mee scoren.
Natuurlijk kun je die vraag aan je boekenkast stellen, want helaas zitten veel relevante artikelen achter dure betaalmuren. Die kennis geeft echter nog geen antwoord op de vraag wat creativiteit IS, hoogstens op wat anderen denken dat het is. Daarmee laten we de creativiteit liever aan anderen over.
De vraag stellen, is hem beantwoorden…
Peter-Arno Coppen zegt
Dit is precies wat ik bedoel met al mijn druktemakerij (die misschien ook wel een wezenlijk onderdeel van creativiteit is)!
Peter-Arno Coppen zegt
@Melchior Vesters: Ik had dit artikel nog niet gelezen, maar nu wel. Klausen is een uitgebreidere en nuancerende bespreking van visies op de definitie van creativiteit. De bespreking concentreert zich op het creatieve proces en de creatieve uitkomst, maar laat het begin van dit proces onbesproken (vermoedelijk omdat dit niet de definitie van creativiteit zou raken, waar je vraagtekens bij zou kunnen zetten). In feite bespreekt Klausen het model van Sternberg, waarop mijn beschrijving hierboven geïnspireerd is (al vereenvoudig ik het natuurlijk). Wat ik kernachtig probeerde te vereenvoudigen tot de Wow!-voorwaarde nuanceert hij bijvoorbeeld tot ‘Being creative is having a propensity for bringing about products that have a propensity for being recognized as creative’. Daarbij ligt bij hem de nadruk op het creatieve product, en minder op het creatieve proces (de wijze waarop het product bereikt wordt). Op de een of andere manier moet er sprake van appreciatie van het product, al is het dan maar in de ‘neiging om als creatief erkend te worden.’
In elk geval zul je bij Klausen tevergeefs zoeken naar een vermelding van ‘de vernietigende kracht van creativiteit’. Het meest in de buurt komt nog de paradox die hij over het proces signaleert: ‘creativity is about breaking with norms or practices, doing something unexpected or unpredictable, but still meeting certain—albeit more liberal—constraints’, maar dit gaat eerder over het betreden van onverwachte paden dan over het opblazen van kaders, en er blijven toch nog bepaalde constraints over.
Ik zou zeggen dat dit dichter bij mijn visie staat dan bij de ‘licht-filosofische’ opvatting dat creativiteit vernietiging is.
Rob Duijf zegt
Je zou je ook kunnen afvragen of er een relatie is tussen creativiteit en vrijheid en zo ja, wat die relatie dan is.
Ter illustratie een liedtekst. De Amerikaanse singer-songwriter Harry Forster Chapin (1942-1981) schreef in 1978 het lied ‘Flowers are red’. De Brabantse troubadour Gerard van Maasakkers (1949) bewerkte de tekst als ‘Bloemen zijn rood’, dat verscheen op zijn album ‘Onderwege’ (1982).
https://m.youtube.com/watch?v=P7sa0-jY_3M
Deze hartverscheurende tekst gaat niet alleen over hoe de creativiteit van een kind kapot wordt gemaakt door het opleggen van regels en sancties, maar laat ook zien, dat het anders kan…
Peter-Arno Coppen zegt
Dat is een interessante vraag! Het kan twee kanten opgaan: vrijheid (of veiligheid) is nodig om tijdens het proces iets te durven (dat wordt in de literatuur wel opgemerkt), en om meer creatieve producten te accepteren (denk ik), maar je ziet ook dat extra belemmeringen (dus minder vrijheid) juist de noodzaak van meer creativiteit vergroten.
Rob Duijf zegt
‘(…) vrijheid (of veiligheid) is nodig (…)’
Zeker! Al zou ik zelf geen of, maar en zeggen, al roept dat de vraag op wat we onder veiligheid verstaan.
Ik denk misschien wat zwart/wit, maar vrijheid is m.i. de afwezigheid van belemmeringen die het creatieve ‘proces’ (Ik zet dit tussen aanhalingstekens, omdat ik in creativiteit veel meer zie) in de weg staan. Minder vrijheid is géén vrijheid, maar nog steeds de oude manier van doen. Op het moment dat we daarmee ophouden, begint de creativiteit.
Het is van buitengewoon groot belang dat ouders, opvoeders en leerkrachten een veilige omgeving scheppen, waarin kinderen, leerlingen én zijzelf (wij dus!) volledig kunnen deelnemen aan die creativiteit. Een veilige omgeving zou ik dan willen definiëren als een omgeving die vrij is van al die invloeden die de creativiteit willen belemmeren, beperken en ringeloren. Als wij daarvoor verantwoordelijk zijn, dan zullen we zelf moeten inzien, welke invloeden dat zijn en waar ze vandaan komen.
Misschien is de conclusie dat ons huidige onderwijssysteem, dat wortelt in het ‘oude denken’, geen ruimte laat voor die veilige omgeving. In dat geval zouden ouders opvoeders en leerkrachten die zich van deze problematiek bewust zijn, samen nieuwe initiatieven kunnen ontwikkelen, die wel zo’n veilige omgeving bieden.
James Sjaalman zegt
Ik heb gisteren gekeken naar biljarters die niet konden biljarten. Ik doe dit wel vaker. Het vreemde was: ze konden wel kwaliteiten aan elkaars verrichtingen toekennen, gaven elkaar zelfs (verkeerde) tips, maar het bleef bagger. Iedere toevalstreffer werd als overwinning gevierd.
De vraag blijft: moeten we deze mensen opleiden in techniek en theorie, moeten we ze dwingen naar “echte” biljarters te kijken, of moeten we ze gewoon lekker laten spelen?
Trouwens: van creativiteit was geen sprake. Probleemoplossend vermogen: nul. (moet je dus eerst het probleem zien)
[ik begrijp best wel dat taal belangrijker is dan biljarten]
Mient Adema zegt
Biljarten en creativiteit kunnen beide niet zonder effect. Het stuk geeft daar de stoot toe.
Een voorbeeld hoe het niet moet kan best creatief zijn, maar het effect is zeer matig.
Licht kan je zoeken via de schaduw.
Maar meestal gaat het anders: dan zie ik Ceulemans nog even via lang kort lang een bal over drie banden achterwaarts caramboleren via zwaar rechts halftrekeffect. Creatief in het klus ontwijken. Nou ja, begrijpelijk zijpaadje, hoop ik.
Peter-Arno Coppen zegt
Bij biljarten gaat het natuurlijk allereerst om een basisvaardigheid, een techniek, die je ertoe in staat stelt om bepaalde ideeën over een stoot daadwerkelijk uit te voeren. Die techniek zou ik niet meteen creatief noemen. Ook helpt een zekere ervaring, waaruit je ideeën over veelbelovende strategieën zou kunnen afleiden. Pas als je die ideeën dan ook inderdaad ontwikkelt, en ze hebben een zekere mate van innovativiteit, dan begint het creatief te worden.
Ik neem aan dat je dit ook zo opschrijft om de enthousiaste ontvangst van een toevalstreffer te benadrukken, en daarmee aan te tonen dat een positieve waardering niet voldoende is om van creativiteit te spreken. Dat ben ik graag met je eens, maar je zou je wel kunnen afvragen of die enthousiaste ontvangst alleen het vieren van de overwinning betreft of ook de waardering van de (feitelijk niet aanwezige) creativiteit. De vraag is dus of het ‘Wow!’ of ‘Hoera!’ is, wat je hier rapporteert. En de tweede kanttekening is; zelfs als de biljarters zelf van oordeel zouden zijn dat er wel degelijk creativiteit in het spel is, kun jij (als vermoedelijk ervaren biljarter) dat wel niet met hen eens zijn, waardoor er voor jou helemaal geen sprake is van creativiteit. Dit zou betekenen (wat ik inderdaad ook vind) dat creativiteit niet onafhankelijk van een publieksoordeel kan bestaan.