Door Henk Wolf
Wie een ander wil uitschelden, die kan dat doen met alleen een scheldwoord, zoals lummel of rotzak. Hij kan daarvoor ook het voornaamwoord jij zetten. Dan krijg je uitspraken als ‘jij lummel!’ en ‘jij rotzak!’.
In wat ouder Nederlands vind je in plaats van dat jij ook vaak de vorm jou. Zo laat Bredero bijvoorbeeld in De klucht van de koe een boef schelden met ‘jou kinckel’ en ‘jou schelm’. E. du Perron laat in Nutteloos verzet schelden met ‘jou schoelje!’. Zelfs in de moderne tijd duikt die vorm af en toe nog op. Taalkundige Cornelis de Vooys noemt in de jaren vijftig in zijn Nederlandse spraakkunst ‘jou rakker’ nog als dan hedendaags taalgebruik. Wie googelt op ‘jou schoft’, vindt verschillende treffers uit de jaren zeventig. En wie op ‘jou lummel’ googelt, vindt een heleboel voorbeelden uit het Afrikaans van de twintigste eeuw.
Waar dat jou vandaan komt, is al lang onderwerp van discussie. In de jaren twintig opperde de taalkundige Moritz Schönfeld dat de vorm onstaan was in de constructie ‘o jou schelm!’, waarin de uitroep o als een soort voorzetsel werd opgevat. En na voorzetsels krijg je de vorm jou, niet jij.
Een andere taalkundige, J.H. Kern, was het daar niet mee eens. Hij gaf een alternatieve verklaring. Volgens hem was de vorm van oorsprong niet jou, maar jouw. Hij wees erop dat ook de Scandinavische talen voor scheldwoorden een bezittelijk voornaamwoord gebruiken. Als voorbeelden noemt hij onder andere het Zweedse ‘din åsna’ (‘jij ezel’, letterlijk ‘jouw ezel’) en het Deense ‘fy, din slemme dreng’ (‘foei, jij stoute jongen’, letterlijk ‘foei, jouw stoute jongen’). In die talen is het bezittelijk voornaamwoord niet alleen bij scheldwoorden in gebruik, maar ook in koosvormen als ‘din lille engel’ (Deens voor ‘jij kleine engel’, letterlijk ‘jouw kleine engel’).
Kern vermoedt dat de oorsprong van de constructie ligt in zinnen als ‘zal ik jouw duivelskop eens afrossen?’, waarin duivelskop een scheldwoord was voor het hoofd van de aangesprokene, maar waarin het werd opgevat als scheldwoord voor de hele persoon.
In het Nederlands ken ik de constructie alleen uit oudere literatuur. In het Westerlauwerse (Nederlandse) Fries ken ik haar helemaal niet, maar uit het Duitse Noord-Fries is ze me zeer bekend, met een onmiskenbaar bezittelijk voornaamwoord voorop. Een goede bekende die het Noord-Friese dialect Mooring spreekt, begroet me vaak met ‘dan üülje hün’ (‘jij oude hond’, letterlijk ‘jouw oude hond’). Ook hoor ik in Noord-Friesland vaak ‘dan stååkel’ (‘jij stakker’, letterlijk ‘jouw stakker’) als blijk van medeleven.
Jos Houtsma zegt
Mooi!
DirkJan zegt
Ik ken beide vormen met jij en jou. Ik meen me te herinneren dat er vroeger in Nederlandse tv-spelen en op het toneel ook jij of jou werd uitgeroepen zonder wat erachter. Iemand is furieus en roept dan iemand toe, ‘Jij …!’, of, ‘Jou …!’. En dan weten we zelf dat daarna zoiets als stuk verdriet of addergebroed moet komen. Misschien ken ik het ook wel zo uit boeken.
Mient Adema zegt
Het moet haast wel een vocativus zijn waarin de scheldboodschap zelf moet doorklinken. Na dat ” jij…!” kan er niet veel goeds komen. En meer te zeggen valt er dan ook vaak niet.
Ik lees in het stuk twee opties die allebei wel zouden kunnen.
Maar zou dat jij > jou niet ook kunnen betekenen dat het onderwerp jij veel te belangrijk is voor het nietige schepsel dat je wilt typeren?
En wie kent niet het middelbareschoolgedicht “jou vabond wag ik zal jou krij”? Maar dat jou zal in het Zuid-Afrikaans een andere achtergrond hebben dan wat hierboven beschreven is.
Nee, transparant is anders. Maar dat maakt het juist mooi.