Door Henk Wolf
‘Nedersaksisch is nog steeds geen Fries’ stond er donderdag in Trouw. Ook andere media meldden dat de vage beleidsvoornemens voor het Nedersaksisch niet in de buurt komen van de Friese taalpolitiek. Dat is natuurlijk waar, maar waarom de vergelijking tussen die twee talen getrokken?
Toen ik wat googelde op ontwikkelingen rond het Nedersaksisch, kwam ik in het Twentse regionale dagblad Tubantia een paar artikeltjes tegen van een ambitieuze ijveraar voor het Nedersaksisch, het Overijsselse Statenlid Jos Mooiweer. Mooiweer wil het Nedersaksisch graag in officiële functies kunnen gebruiken. Daarbij vergelijkt hij de positie van zijn streektaal met die van het Fries. Hij zegt:
“[…] het gekke is dat een Friestalige in het officiële circuit veel meer mag dan een spreker van het Nedersaksisch. Ik wil aandacht vragen voor deze ongelijke behandeling. Want het steekt mij dat ik, als volksvertegenwoordiger in Overijssel, de eed niet in onze eigen taal mag afleggen. Maar, en nu komt het, ik mag als niet-Fries de eed wel in het Fries afleggen. Dat is toch bizar?”
De positie van het Nedersaksisch en het Fries
Wat mij in al dat nieuws over het Nedersaksisch opvalt, is dat eruit lijkt te spreken dat Fries en Nedersaksisch dezelfde juridische positie verdienen. Ik proef er zelfs een beetje uit, maar dat kan mijn verbeelding zijn, dat het Fries z’n huidige positie niet zou verdienen zolang het Nedersaksisch niet dezelfde positie heeft. Van de nog veel riantere positie van het Nederlands wordt helemaal niet gerept. Had het niet meer voor de hand gelegen dat Mooijweer zich erover beklaagd had dat een Nederlandstalige in het officiële circuit nog veel meer in z’n moedertaal kan en mag dan een Twentenaar of Groninger? En dat Trouw had geconstateerd dat het Nedersaksisch wat rechten betreft nog steeds niet in de buurt van het Nederlands komt?
Hoe anders is het debat in de Friese beweging. Die heeft de hegemonie van het Nederlands nooit geaccepteerd. Provinciale Staten van Friesland hebben al in 1985 besloten dat het Nederlands en het Fries in principe gelijk behandeld moeten worden. Dat wil niet zeggen dat dat idee door iedereen in Friesland gedeeld wordt, maar iedereen in Friesland komt weleens in aanraking met anderen die dat idee uitdragen.
Een hiërarchie van laagjes
Marc van Oostendorp schreef hier niet zo lang geleden in een discussietje onder een van z’n columns het volgende:
“Ik proef het idee dat er twee lagen in de wereld zijn: een lokale (in ons geval Nederlandstalige) en een internationale, Engelstalige. Er is in die visie ook een rangorde tussen de twee: de tweede is interessanter dan de eerste.”
Ik heb bijna hetzelfde idee, met als verschil dat er in de perceptie van veel mensen meer dan twee lagen kunnen zijn. Volgens mij onderscheiden veel van de Nedersaksische bewegers in elk geval drie lagen: een regionale (Nedersaksische, Friese of Bretonse), een nationale (Nederlandse, Franse of Hongaarse) en een internationale (Engelse). Tussen die drie bestaat een rangorde en taalemancipatie is emancipatie binnen de eigen laag. Verschil in behandeling tussen Fries en Nedersaksisch is in die visie oneerlijk, verschil in behandeling tussen Nederlands en Nedersaksisch niet.
Het is waarschijnlijk ook inherent aan zo’n hiërarchische visie dat Franstaligen in Vlaamse winkels Frans spreken en die taal ook terug verwachten. Of dat Nederlanders op vakantie in Frankrijk of Spanje de mensen daar zonder excuses met Engels overrompelen en die taal ook terug verwachten. Zelfs bij emigratie komt dat voor: in Trouw uitte deze week een naar Sri Lanka geëmigreerde Nederlander er zijn woede over dat de mensen daar in zijn bijzijn hun eigen taal bleven spreken in plaats van op het Engels om te schakelen. Deze mensen hebben dan vermoedelijk niet het idee dat ze een buitenlandse taal spreken, maar dat ze een laag hoger zijn gaan zitten.
Naast elkaar, niet onder elkaar
Ik wil niets mooier laten lijken dan het is; in Friesland bestaat het idee van een hiërarchie van lagen ongetwijfeld ook bij veel mensen, en er zijn ook zeker Friese bewegers die de hiërarchie willen omdraaien. Maar het officiële standpunt van de provincie is dat Fries en Nederlands gelijkberechtigde, gelijkwaardige talen zijn, dus talen die in dezelfde laag zitten. Dat spreekt mij het meeste aan. ‘Naast elkaar, niet onder elkaar’, zo vat een collega van me die visie samen.
In de bestuursorganen in Friesland heeft dat idee behoorlijk goed postgevat. Zowel in Provinciale Staten als in de meeste gemeenteraden is het al tientallen jaren volstrekt normaal dat iedere volksvertegenwoordiger naar keuze Fries of Nederlands spreekt. Dat geldt overigens ook voor bestuurders, zoals wethouders, burgemeesters, gedeputeerden en commissarissen van de koning(in). Ook gasten in de praatprogramma’s van Omrop Fryslân spreken vrijuit de taal die ze willen.
Gek genoeg zijn die Friese forums – gemeenteraden, Provinciale Staten, Omrop Fryslân – vermoedelijk de plaatsen waar Nedersaksischpraters het makkelijkst en het vrijst hun eigen taal in wat formelere functies kunnen gebruiken. In de infrastructuur die de Friese beweging heeft gecreëerd kunnen zij gewoon meedoen. Zo hebben Stellingwervers in Provinciale Staten van Friesland de afgelopen decennia meestal vrijuit Stellingwerfs kunnen spreken. Het Stellingwerfse PvdA-Statenlid Pieter Jonker werd bij z’n afscheid zelfs uitbundig geprezen vanwege z’n drietalige inbreng. Verder heeft Omrop Fryslân verschillende medewerkers gehad die op de radio altijd Stellingwerfs spraken en zijn er op de Friese radio vaak gasten die zich in het Drents, Gronings of een van de andere Nedersaksische dialecten uitdrukken.
Ik heb daar nog nooit een Friestalige over horen klagen. In wezen nodigen de Friezen de Nedersaksen uit om in hun – ene – laag mee te doen.
DirkJan zegt
Het Fries is natuurlijk wettelijk een gelijkwaardige taal naast het Nederlands, het Nedersaksisch is enkel een erkende streektaal met sinds kort nog een aantal extra voorrechten die via een convenant zijn vastgelegd. Niet vreemd natuurlijk dat Nedersaksische sprekers hun streektaal ook wettelijk gelijkwaardig zouden willen zien naast het Fries.
Maar waar blijft het geluid van al die boze Limburgers die opkomen voor hun ook erkende streektaal? Hier op neerlandistiek.nl staan geregeld stukken van Leonie Cornips, maar ik hoor nu niets van Limburgers die op zijn minst ook dezelfde extra voordelen eisen die het Nedersaksisch nu heeft gekregen.
Marcel Plaatsman zegt
Ik vind de meertaligheid van Friesland op zichzelf ook een meerwaarde, daar kunnen ze in de rest van het land alleen maar van leren. Het is niet uitzonderlijk om in Leeuwarden op een terras te zitten en daar mensen een gesprek te horen hebben in Fries, Stadsfries en Nederlands. Ik pluk daar ook de vruchten van, want tegen mensen die Stadsfries spreken durf ik zonder schroom Tessels terug te praten.
Toch is daar nog wel een subtiel verschil, want ik pas me in die situatie niet werkelijk aan, ik spreek gewoon mijn dialect en zij het hunne; als er Fries gesproken wordt, pas ik me wel aan en spreek ik ook Fries. Dat gaat dan ook prima, er zijn wel meer mensen die Fries als tweede taal spreken, het is in die zin een neutrale standaardtaal. Er wordt meestal niet heel uitgebreid bij stilgestaan dat ik geen moedertaalspreker ben en als ik een foutje maak stoort dat ook niet. Dialectsituaties vragen juist wel om moedertaal, dan spreek ik dus liever Tessels dan dat ik bijvoorbeeld Harlingers zou na gaan doen.