Door Henk Wolf
Een beeldhouwer ziet op Schiphol hoe een klein jongetje struikelt. Huilend krabbelt het jongetje overeind, terwijl zijn moeder aangesneld komt om hem te troosten. Het jongetje lacht al lang weer als de beeldhouwer in zijn vliegtuig stapt. Het is het laatste wat hij ziet van zijn vaderland, want hij emigreert vandaag. De emotie van het moment blijft hem bij en in zijn nieuwe woonomgeving maakt hij in een nostalgische periode een beeld van dat huilende jongetje.
De buitenlandse gemeente waar de kunstenaar nu woont, koopt het beeld en plaatst het in een parkje. Op een dag komt er een oude vrouw met haar volwassen zoon langs. Ze kijkt er glimlachend naar en aait haar zoon vertederd over diens brede rug.
“Hij lijkt op jou, toen je zo klein was”, zegt ze. “Nu zo stoer, maar toen nog zo’n breekbaar klein mannetje.”
Een paar dagen later loopt er een man door het parkje. Hij kan zijn tranen nauwelijks bedwingen. Hij heeft zijn hondje moeten laten inslapen. Bij het standbeeld blijft hij staan. Hij begint te huilen. De dagen daarna loopt hij elke dag een paar keer naar het standbeeld. Op de een of andere manier heeft hij het gevoel dat het stenen jongetje met hem huilt. Gek genoeg is dat een troostrijke gedachte. Na een tijdje komt hij minder en dan koopt hij een nieuw hondje.
Een andere beeldhouwer loopt eens langs het beeld. Hij bekijkt geïnteresseerd de plooien in de jas van het jongetje. Knap gedaan, denkt hij. Hij maakt een paar aantekeningen. Van de techniek van die collega kan hij nog wat leren.
Een verliefd stelletje vrijt voor het eerst op een bankje dat uitkijkt op het stenen jongetje. Het stelletje trouwt en komt ook daarna nog vaak in het parkje. Daar vrijt het soms op het bankje en de jonge vrouw krijgt een kinderwens. Het eerste kind wordt geboren, dan het tweede en het derde. Door alle kinderdrukte hebben de ouders jarenlang weinig tijd voor wandelingen in het park, maar na een paar jaar komen ze weer eens in het parkje. Het bankje staat er nog en het standbeeld van het jongetje ook. Het roept zoveel mooie herinnering op en gelukkig en tevreden zitten de man en de vrouw een tijdje op hun bankje naar het standbeeld te kijken.
Dan komt er op een dag een vrouw door het park. Ze is geagiteerd. Bij het standbeeld blijft ze staan. Ze drukt haar tanden stijf op elkaar. Dan beent ze met grote stappen naar huis toe, waar ze achter haar computer kruipt. Die avond is haar Facebookbericht al duizenden keren gedeeld en in allerlei talen vertaald. De volgende dag berichten de kranten erover. Kunstenaar bespot kinderleed! De strekking van het stuk is dat mishandelde kinderen door het beeld met hun trauma worden geconfronteerd, zomaar onverwachts, in een openbaar park. En dat is de schuld van een wrede kunstenaar, die geld wil verdienen aan het uitbeelden van de pijn van een arm kind.
De gemeente en de kunstenaar begrijpen weinig van de ophef en negeren die eerst, maar er komen demonstraties, het beeld wordt beklad, bij de gemeente komen klachten binnen en de kunstenaar wordt bedreigd. Opdrachten die hij al binnen had, worden ingetrokken en er komen opeens bijna geen nieuwe meer. Hij wordt uitgenodigd in een praatprogramma en legt stamelend uit waarom hij het beeldje heeft gemaakt. Het heeft weinig invloed: nieuwe opdrachten krijgt hij niet meer, de verontwaardigde berichten op de sociale media blijven elkaar opvolgen. Ten slotte haalt de gemeente het beeldje weg.
“Waar is ons beeldje nou?” vraagt de oude vrouw, als ze met haar volwassen zoon door het parkje loopt. Hij probeert haar uit te leggen wat er op internet gebeurd is, maar ze begrijpt het niet en schudt treurig haar hoofd.
* * *
Het standbeeld van het jongetje had voor al die mensen een andere betekenis. Kunst is dan ook autonoom. Dat wil zeggen dat de kunstenaar niet met zijn kunstwerk meereist om uit te leggen wat ie ermee bedoelt. Daardoor heeft kunst niet één betekenis; kunst krijgt van iedereen een eigen betekenis. Iedereen ziet en voelt weer iets anders bij een kunstwerk. Je kunt wel leren kijken, je kunt leren patronen te herkennen, je kunt symbolen leren herkennen die kunstenaars uit een bepaalde tijd of stroming vaak gebruiken, maar uiteindelijk geeft iedereen op z’n eigen manier betekenis aan kunst.
Dat geldt voor een standbeeld. Dat geldt voor een boek. Dat geldt voor een kathedraal. Het geldt ook voor gedichten en toneelstukken, voor clownsacts en etsen, voor muziekstukken en muziekopvoeringen. Het geldt voor opera’s en musicals, voor reclameposters en tijdschriftcovers, voor foto’s en voor balletvoorstellingen.
Een geoefend kunstliefhebber kan zoveel symbolen en patronen herkennen dat hij beter dan een beginner kan raden wat de kunstenaar waarschijnlijk met het kunstwerk bedoelde. Heeft die geoefende kunstkenner het altijd bij het rechte eind? Nee, natuurlijk niet. Is kunst zinloos voor de ongeoefende genieter? Natuurlijk niet. Genieten die twee op dezelfde manier van een kunstwerk? Nee, dat doen ze niet en dat kan niemand ook verwachten. Is er een interessante discussie tussen die twee mogelijk over interpretaties van het kunstwerk? Dat natuurlijk wel.
Er zijn mensen die een kunstwerk lelijk vinden. Er zijn mensen die een kunstwerk eng vinden. Er zijn mensen die een kunstwerk niet begrijpen. Geen overheid verbiedt die mensen hun interpretatie. Ze hebben het alleen niet voor het zeggen. In een vrije maatschappij zijn ook de kunsten vrij. Het kunstwerk verlaat de werkplaats van de kunstenaar en wordt autonoom en ambigu. De kunstenaar is niet verantwoordelijk voor interpretaties van individuele personen. Zij mogen van het kunstwerk vinden wat ze willen. De overheid van vrije landen beschermt die vrijheid van interpretatie, maar ook de vrijheid van de kunstenaar om te maken wat hij wil. Zo verdedigt de overheid van vrije landen ook in veel bredere zin de vrije expressie: mensen mogen hun mening uiten, ook al vinden anderen die mening lelijk, eng of onbegrijpelijk. Die moeten dan maar in discussie gaan. Negatieve emoties zijn niet sturend in een vrije maatschappij.
Overheden van vrije landen stellen wel grenzen aan de vrijheid van expressie van mensen. Iemand uitschelden mag vaak niet. Ten onrechte zeggen dat iemand de wet heeft overtreden mag vaak ook niet. Als heel duidelijk is dat iemand zich aan belediging of smaad schuldig heeft gemaakt, dan wordt die persoon bestraft.
Met kunst is die duidelijkheid er nooit. Kunst is autonoom en ambigu. Je kunt een kunstwerk best als beledigend of smadelijk interpreteren. Dat kan, niets of niemand verbiedt je die interpretatie. Maar het is de jouwe. Een ander heeft een andere en in een vrij land moet je aanvaarden dat jouw negatieve emoties andermans artistieke vrijheid niet beperken.
Gebeurt dat wel, dan roept dat heftig verzet op bij voorstanders van de rechtsstaat. Dat gebeurde na de fatwa tegen Salman Rushdie, na de vervolging van Pussy Riot en – dichter bij huis – na het besluit van de organisatoren van festival Noorderzon in Groningen om toe te geven aan bedreigingen en het kunstwerk ‘Toys in the Attic’ van Harma Heikens weg te halen. Die protesten komen niet allemaal van mensen die het werk van Rushdie, Pussy Riot en Heikens bewonderen, maar wel van mensen die opkomen voor artistieke vrijheid. Daarom schrokken tekenaars zo toen een rechter oordeelde dat een spotprent van Ruben Oppenheimer beledigend was voor de daarop afgebeelde Theo Hiddema. De rechter zei namelijk dat een spotprent beoordeeld moest worden zonder rekening te houden met context en diepere betekenissen. Dat suggereerde dat spotprenten als kunstvorm één duidelijke betekenis zouden hebben. Oppenheimer ging in hoger beroep en een hogere rechter vernietigde terecht het eerdere vonnis.
* * *
[Dit essay bestaat uit drie delen. Dit was deel 1. Morgen verschijnt deel 2 en overmorgen deel 3. Het hele essay is ook als pdf-bestand te downloaden.]
Rob Alberts zegt
Het beeld van Anton de Kom heeft in het begin heel veel commotie gegeven.
De kunstenaresse haalde een speciale boom uit Suriname.
Uit de beeld schaafde en hakte zij de beeltenis van Anton de Kom.
De symboliek uit het juiste hout gesneden werd niet opgepikt.
Wel bleven een aantal mensen luidruchtig klagen.
Een naakt beeld werd niet gezien als de naakte waarheid.
Maar een zo’n belangrijk man behoorde deftig gekleed met stropdas, aktetas en hoed uitgebeeld te worden. Want dat is waarachtige kunst.
Mij stoort het vooral dat het beeld te klein van formaat is om echt over het Anton de Kom plein te heersen.
Maar wat weet ik nu van kunst.
Wel pleitte ik ooit om het stationsplein Bijlmer-Arena te vernoemen naar de verzetsheld Anton de Kom. Op die plek was eerdr een plaquette aangebracht voor Anton de Kom. Alleen door de bouw van het station is deze herinnering verdwenen. Financiele belangen bleken zwaarder te wegen. Het Anton de Komplein heeft weinig statuur en is meer een verwaaide vergissing qua architectuur.
Vriendelijke groet,
Marcel Meijer Hof zegt
De foto’s van het Anton de Komplein op Google lijken Rob Albers gelijk te geven.
De druk op kunst en kunstenaars is helaas ook in Nederland niet ongebruikelijk – hetgeen overigens de relevantie van kunst benadrukt. Kabouter But-plug in Rotterdam is een bekend en humoristisch voorbeeld. Van zeer recente datum is de ophef over een uitvergrote foto van een jihadi op het moment vlak voor zijn executie van een ‘ongelovige’, waarbij het hoofd van de laatste ovaal was uitgezaagd, vergelijkbaar met de fotoborden met Volendammer dracht, aldaar.
Deze toespeling op actuele gebeurtenissen werd getoond op het Gogbot-festival te Enschede, een reeds meerdere jaren bestaand kunst- en techniekspektakel. Men vond het smakeloos, respectloos, aanstootgevend, bedreigend, niet passend in de openbare ruimte (al moest je goed zoeken) en wat dies meer zei. Het leidde tot vragen in de gemeenteraad, men eiste verwijdering. Gelukkig zag de burgemeester het scherp en ook de plaatselijk courant schreef een passend opiniestukje.
Ik bewaar Uw verhandeling in zijn geheel, Heer Wolf. Het geeft heldere argumenten en ik acht het opvoedkundig bezien zeer geschikt :- ]