Nultaal (12)
Door Jan Renkema
Zonder nul is er geen wiskunde. Zonder niets is er geen communicatie. Want niets in taal is niet niets, maar iets. In deze serie een verkenning van onder meer: de stilte, de spatie, de betekenis van de punt, wat er gebeurt tussen ‘navel’ en ‘truitje’, het inhoudsloze gesprek, ‘Dat hebt u mij niet horen zeggen,‘E 621’ op een verpakking en verbale reddingsvlotten. Niets?zeggend, nee: Iets!zeggend.
In deze miniserie binnen Nultaal gaat het over het niets tussen woorden in een speciaal soort samenstelling. Zie hierover Nultaal 8. Startpunt van de analyse is dat de relaties tussen de woorden te herleiden zijn tot drie basisrelaties: 1 de naamwoordelijke relatie, gebaseerd op het koppelwerkwoord ‘zijn’, bijvoorbeeld hoeslaken; 2. de werkwoordelijke relatie, met onderwerp of agens, lijdend voorwerp, enz., bijvoorbeeld moederliefde ; 3 de bijwoordelijke relatie, bijvoorbeeld maandabonnement. De vorige twee afleveringen gingen over naamwoordelijke relaties en werkwoordelijke relaties. Deze aflevering gaat over de derde basisrelatie, de bijwoordelijke relatie.
Een bijwoordelijke relatie is te herleiden tot een bijwoordelijke bepaling in de zinsontleding. Hier een voorstel voor een indeling, met voorbeelden:
Bijwoordelijke relaties
- plaats struikrover
- tijd winterslaap
- oorzaak appongeluk, geluidshinder
- middel bootvluchteling
- doel en functie loonstrijd, slaapkamer
- prijs/hoeveelheid stuiverroman, duizendpoot, leeuwendeel
- overig flessenmelk, maisolie, boomwol
Dit schema kan gemakkelijk verfijnd of uitgebreid worden. Bij een oorzaak-relatie kan bijvoorbeeld de gevolg-relatie worden ondergebracht. Ook kan de voorwaardelijke relatie of die van toegeving worden toegevoegd. In dit overzicht staan alleen relaties waarbij redelijk gemakkelijk voorbeelden te vinden zijn.
Nog een paar opmerkingen. Een relatie van oorzaak (11) of middel (12) lijkt veel op een onderwerpsrelatie (zie vorige aflevering, relatie 6) . Neem lustmoord of hongerdood, waar lust leidt tot moord en honger tot dood. Maar toch gaat het hier om bepaling-relaties, omdat er nog een actor als onderwerp wordt verondersteld. Bij de ‘prijs/hoeveelheid-relatie 13 staat ook een voorbeeld met het eerste woord in figuurlijk gebruik, leeuwendeel. Ook bij de andere bepalingen is dit in principe mogelijk. De laatste categorie is helaas nog een restcategorie, met betekenis-relaties als ‘vervoermiddel’, ‘gemaakt van’ en ‘afkomstig van’.
Ook hier weer een oefening om na te gaan of de onderscheidingen duidelijk zijn. Geef voor de volgende twaalf samenstellingen aan om welke bijwoordelijke relatie het gaat. Als geen van de relaties van toepassing is, zet dan een vraagteken. De antwoorden staan onder de streep.
bloedworst | godsvermogen | kiloknaller |
boomblauwtje* | grafzerk | krokodillentranen |
brandhout | huiskamer | naveltruitje |
buikdans | jaarinkomen | suikeroom |
* een vlindersoort
Antwoorden
De oefenopdracht luidde als volgt. Geef voor de volgende twaalf samenstellingen aan om welke bijwoordelijke relatie het gaat. Als geen van de relaties van toepassing is, zet dan een vraagteken.
bloedworst | 15 | ‘overig’: ‘gemaakt van’ |
boomblauwtje | 9 | plaats (een vlinder die op bomen te vinden is) |
brandhout | 13 | doel |
buikdans | 12 | middel, ‘met behulp van’ |
godsvermoge | 14 | hoeveelheid, hier met een figuurlijke aanduiding |
grafzerk | 9 | plaats, weliswaar de enig mogelijke plaats |
huiskamer | 9 | plaats, ook mogelijk: naamwoordelijk 4, ‘deel van’ |
jaarinkomen | 10 | tijd |
kiloknaller | 14 | hoeveelheid (‘knaller’ in betekenis ‘aanbieding’) |
krokodillentranen | ? | toelichting in laatste aflevering |
naveltruitje | ? | toelichting in laatste aflevering |
suikeroom | ? | toelichting in laatste aflevering |
Laat een reactie achter