Er zijn maar weinig steden met een drievuldige oorsprong. Leiden is er zo een. In de Goederenlijst van de Utrechtse Sint Maartenskerk, uit de tiende eeuw, staan in de buurt van het huidige Leiden maar liefst drie villa’s (‘nederzettingen’) met de naam Leithon opgesomd. Hier is een uitsnede uit de tekst:
In Holtlant IIII mansa. In prima Leithon II, in secunda I, in tertia I. In Rodanburg quinque mansa.
‘In Holland 4 hoeven. In de eerste (nederzetting) (van) Leiden 2 (hoeven), in de tweede (nederzetting) (van) Leiden 1 (hoeve), in de derde (nederzetting) (van) Leiden 1 (hoeve). In Roomburg 5 hoeven.’
Bij de rangtelwoorden mogen we in gedachten villa aanvullen, dat elders in de tekst veelvuldig voorkomt. Gezien de overeenkomst in vorm en de omliggende plaatsen moet Leithon met Leiden en/of Leiderdorp gelijkgesteld worden, maar hoe zit het met die driedeling? Was het een enkele plaats, of een groter gebied dat onderverdeeld moest worden in drie stukken? En wat is er daarna gebeurd? Daarover wordt al een tijd gestreden.
In een recent artikel in het Leids Jaarboekje (nr. 110 uit 2018, p. 36-60) werpt de archeoloog Menno Dijkstra zich nog een keer op dit probleem. Hij laat zien dat we met een bundeling van taalkundige, geografische en archeologische argumentatie nog wel een stukje verder komen.
Zoals veel plaatsnamen lijkt ook Leithon in oorsprong een waternaam te zijn, het woord leede, lee dat ‘(water)loop’ betekent. De uitgang –on kan op een meervoud wijzen (‘aan de Leden’) maar komt ook wel als datief enkelvoud voor. De afleidingen Leitheri(c)burch uit de elfde en Leitherdorp en Leytherebroeke uit de twaalfde eeuw bevatten het element –er- dat we nog steeds bij inwonernamen gebruiken. Het stamt uit Vroegmiddeleeuws *weri, Germaans *warja- ‘bewoner’. Leitheriburch was dus de ‘burcht van de bewoners aan de Leithe’.
Dankzij recent archeologisch onderzoek weten we meer over de historische loop van de veenriviertjes in de omgeving van Leiden en over hun ouderdom. Drie daarvan mondden kort na elkaar vanuit het noorden in de Rijn uit, op bijgevoegd het kaartje uit Dijkstra’s artikel heten ze provisorisch Leitha: van oost naar west de latere Leysloot (in het huidige Leiderdorp), de Zijl (ten oosten van het centrum van Leiden) en de Mare (midden in de latere stad). De figuur is een situatieschets van een van Dijkstra’s drie hypotheses, waarbij de cirkels Leithon I, II en III verschillende nederzettingen bij de verschillende veenstromen voorstellen.
De benedenloop van de middelste Leitha buigt sterk naar het westen af; de rode pijl geeft een mogelijke latere oeverdoorbraak aan, naar een scenario van fysisch-geograaf Antoine Wilbers. Samen met genoemde benedenloop bij Leithon II veroorzaakte die doorbraak een nieuw eiland in de Rijn, het huidige Waardeiland, dat in zijn vroegste geschiedenis nog bij de parochie Leiderdorp hoorde. Die toevallige gebeurtenis is volgens Dijkstra mogelijk de oorzaak voor de unieke driedeling van Leithon. De nieuw ontstane Rijnarm heet nu de Oude Rijn, terwijl de huidige Nieuwe Rijn zijn naam gekregen zou hebben door heruitgraving in de late Middeleeuwen.
Deze oplossing is aantrekkelijk omdat twee opvallende bijzonderheden (de drie Leithons en de twee plaatselijke Rijntakken) er samen door verklaard worden. Of het in detail zo gegaan is, weet ik niet; in de toekomst zal wellicht nog meer archeologische informatie vrijkomen die weer een nieuwe kijk op het probleem biedt. Een mogelijke alternatieve verklaring voor de drie Leidens, die eveneens het ontstaan van de Oude Rijn als uitgangspunt neemt, kan zijn dat die nieuwe tak in zijn geheel Leithon ‘Lede’ werd genoemd, het was immers een nieuwe stroom. Gezien zijn lengte kunnen daar meerdere bestaande, voorheen niet samenhangende nederzettingen aan zijn komen te liggen, die allemaal naar de nieuwe ‘Lede’ werden genoemd en dan met I, II, III onderscheiden moesten worden. Daartegen pleit dan wel dat de Oude Rijn in schriftelijke bronnen nooit zelf Leithe of Lede wordt genoemd.
Laat een reactie achter