Voornamendrift (34)
Door Gerrit Bloothooft en David Onland
Niet iedereen heeft een voornaam die ook zo in de burgerlijke stand staat. Dat noemen we dan de roepnaam, terwijl de officiële naam ook wel de doopnaam wordt genoemd. Blijkbaar forceert de kerk in de doop een voornaam die ouders ook aan de staat doorgeven, maar die in de dagelijkse praktijk niet functioneert. ‘Wim, aan tafel’, roept toch een stuk gemakkelijker dan ‘Wilhelmus, aan tafel’. En soms heeft de roepnaam zelfs helemaal niets uitstaande met de officiële naam. Omdat roepnamen nergens systematisch worden genoteerd is onderzoek ernaar lastig. Dat is jammer omdat de roepnamen de dagelijkse praktijk vormen waaraan de laatste decennia veel is veranderd. Daarin komt nu verandering omdat we in staat zijn geweest om zowel de roepnaam als de officiële naam van 1,5 miljoen Nederlanders te verzamelen.
Daarvoor moeten we meer dan 10 jaar terug, toen het direct-marketingbedrijf Wegener gegevens uit haar halfjaarlijkse huishouden-enquêtes aan ons ter beschikking stelde voor naamkundig onderzoek (periode 2002-2006, 743.588 huishoudens). In die enquêtes werd ook gevraagd naar de roepnamen en geboortedata van de gezinsleden, en de postcode van het woonadres. Dat heeft het toen mogelijk gemaakt om sociale achtergronden van de naamgeving te onderzoeken. Pas recent concludeerden we dat via de postcode en geboortedata een link gelegd kon worden tussen de roepnaam en de officiële namen uit de Basisregistratie Personen (BRP, versie 2006).
De Wegener enquêtes zijn met de hand ingevuld en vervolgens door het bedrijf gedigitaliseerd. Er is dus geen invloed geweest op wat er is ingevuld en de nauwkeurigheid ervan, noch op de kwaliteit van de digitalisatie. Niettemin was voor 96,5% van de vermelde personen een relatie met de BRP mogelijk (1.554.885 personen).
Maar daarmee is nog niet de relatie tussen roepnaam en officiële naam vastgesteld. Als er precies één roepnaam en één officiële voornaam is, dan is de relatie helder. Het wordt ingewikkelder bij meervoudige officiële voornamen, want van welke voornaam is de roepnaam afgeleid als de roepnaam niet meteen in de naam te vinden is? Om dat op te lossen maakten we een lijst van alle ongelijke roepnaam – eerste voornaam combinaties die meer dan 2 keer voorkomen. Die lijst hebben we vervolgens handmatig opgeschoond van namen die geen enkele relatie tot elkaar hadden (Marinus en we noemen hem Max), bijvoorbeeld omdat de roepnaam van een volgnaam is afgeleid. Dat resulteerde in 7.568 roepnaam-voornaam combinaties. De top-10 staat hieronder:
Mannen Vrouwen
voornaam roepnaam voornaam roepnaam
Johannes Jan Johanna Joke
Hendrik Henk Maria Ria
Johannes Hans Cornelia Corrie
Petrus Peter Wilhelmina Wilma
Cornelis Kees Petronella Petra
Willem Wim Maria Riet
Franciscus Frans Elisabeth Els
Johannes Johan Maria Marian
Theodorus Theo Anna Annie
Deze topcombinaties maken meteen duidelijk dat de roepnamen vooral voor de gelatiniseerde voornamen in zwang zijn, dwz voor de katholieke doopnamen. De lijst werd gebruikt om bij meervoudige voornamen te onderzoeken of bij één ervan een bekende roepnaam gevonden kon worden. Van de resterende roepnamen werd nog gekeken of een van de voornamen in de eerste drie letters overeenstemde. Maar bij Johannes Wilhelmus die Joost wordt genoemd stellen we geen relatie vast (dat is 7.5% van alle gevallen).
In figuur 1 staat per geboortejaar het aantal personen in het corpus waarvan we de roepnaam kennen, en het aantal waarbij de roepnaam verschilt van de bijbehorende voornaam (dwz roepnaam Jan bij Johannes). Het verschil tussen rood en blauw zijn de personen waarbij de roepnaam hetzelfde is als de enkelvoudige voornaam of één van de meervoudige voornamen. In figuur 2 staat dat procentueel uitgedrukt. Voor 2 op de 3 rond 1950 geboren Nederlanders is de roepnaam anders, wat duidelijk maakt dat de studie van hun voornaam beter op de roepnaam gebaseerd kan zijn. Dat percentage is inmiddels – samen met de vernoemingstraditie – gedaald tot minder dan 10%. De huidige generatie spreken we bijna altijd aan met de naam die als eerste in de burgerlijke stand is opgegeven. Over het hele corpus is voor 89,9% van de personen de roepnaam dezelfde of een variant van de eerste voornaam, voor 8,2% is hij afgeleid van de tweede voornaam, en voor 1,9% van een verdere voornaam.
De resultaten voor 1950 vragen wel om een uitleg. Daar lijkt het percentage andere roepnamen te dalen, wat onwaarschijnlijk is. Mogelijk hebben de betrokken oudere (55+) personen bij het invullen van de Wegener enquête meer de neiging gehad om niet hun roepnaam, maar de officiële naam in te vullen. Wij gaan er vanuit dat het beeld rond 1940-1950 representatief is voor het traditionele gebruik van de roepnaam, en analyseren het gebruik van de roepnaam verder ook alleen vanaf 1940. Dat gebeurt in volgende afleveringen.
Laat een reactie achter