Door Marc van Oostendorp
Sinds november 2016 geloof ik niet meer in retorische analyses van politiek taalgebruik. Is de beste techniek niet altijd die van de toevallige winnaar? En wat als straks nu een schutterige en verlegen persoon wint?
Vanwege een serververhuizing in het datacenter van de Universiteit Leiden is neerlandistiek.nl op 27 november 2024 tijdelijk niet bereikbaar.
Onze excuses voor het ongemak!
JanWillemSwane zegt
Zou het kunnen dat de populariteit van Trump een reactie is op de mooipraterij? Dat het instrument van framing uitgewerkt is, omdat het te veel doorzien wordt, en de spreker onecht doet lijken?
De onderliggende vraag: zijn er vastliggende retorica-wetmatigheden of lokt de ene vorm van retorica de andere uit?
Wouter van der Land zegt
‘En wat als straks nu een schutterige en verlegen persoon wint?’
Je kunt geen verkiezingen winnen zonder retorische trucs. Verlegenheid werkt lijkt mij alleen als het betekenisvol is, bijvoorbeeld met een verhaal van een ‘verlegen genie’. Dan is het dus retorische verlegenheid. Maar het lijkt me heel stug dat bij de Democraten of Republikeinen zo’n persoon naar boven komt.
Bij de komende Nederlandse verkiezingen wordt het interessant, omdat de regeringspartijen ingrijpende maatregelen hebben aangekondigd die geen inzet waren van de vorige en die voor veel kiezers niet volkomen vanzelfsprekend zijn. Het lijkt er dus op dat de populisten vrij eenvoudig een hap uit met name de VVD kunnen nemen. Om dat te voorkomen, hebben de regeringspartijen retorische trucs nodig. Het verdacht maken van de tegenstanders is denk ik niet genoeg (Dhr. Baudet is nooit in de kamer, hij is een racist; dhr. Wilders loopt weg voor verantwoordelijkheid, etc.); de politici moeten ook vertrouwen uitstralen. De politici moeten fit, uitgeslapen aan de campagne beginnen, zich goed kleden en -zoals de Onze Taal adviseert- een geruststellende belofte keer op keer herhalen (het gaat je als hardwerkende burger op termijn niets kosten) en de scherpe kantjes van het verhaal glashard ontkennen. Schutteren is dodelijk.
Marc van Oostendorp zegt
Dat een verlegen enz. persoon wint, lijkt mij ook waarschijnlijk omdat het een door mij lukraak gegeven voorbeeld is, uit de talloze anderen die ik had kunnen bedenken. Maar ik zou weleens het bewijs willen zien dat je geen verkiezingen kunt winnen zonder retorische trucs, zolang we ons dan wel houden aan de regel dat niet alles wat iemand zegt of doet bij winst ineens tot een retorische strategie kan worden verklaard.
Volgens mij kan iemand best winnen ondanks zijn strategie. U noemt zelf Wilders; ik heb de indruk dat veel van zijn kiezers vinden dat hij af en toe te ver gaat. Net zoals stemmers op Obama vonden dat hun kandidaat af en toe wat langdradig was. Nu hij er bij de recente ‘midterm’-verkiezingen niet in slaagde al zijn kandidaten te laten winnen, wordt dat verwijt ook gemaakt.
Wouter van der Land zegt
Iets hoeft geen strategie te zijn om een retorische truc te zijn. Bij Trump gaat het volgens het artikel om typische kwaliteiten die iemand in het zakenleven ontwikkelt. Doorslaggevend hoeven deze natuurlijk niet te zijn geweest, maar ze verklaren deels waarom hij voor velen overtuigend is. De lezer van Onze Taal kan daar haar voordeel mee doen door bijvoorbeeld vaker de eigen prestaties te etaleren, dagelijks complimenten te geven, grootse toekomstbeelden te schetsen, af en toe een schuine mop te vertellen en een paar maatpakken aan te schaffen.
Marc van Oostendorp zegt
Vergeet de rode stropdas niet: cruciaal voor het succes van Trump. (Overigens is Trump onmiskenbaar een zakenman, maar het is niet helemaal duidelijk hoe succesvol hij eigenlijk is geweest als zakenman.)
Lucas zegt
Is de theorie over framing nu incorrect of is de post-factuele spraak van Trump en anderen gewoon een manier van praten waar dat geen toepassing heeft? Met andere woorden, hebben we gewoon te maken met een innovatie in politiek spreken die naast framing bestaat. Ja, Lakoff zegt misschien dat het nog steeds framing is, maar Lakoff heeft geen monopolie ook framing, ook al is het dan oorspronkelijk zijn theorie. Hij zal niet de eerste academicus zijn wiens theorie tegen zijn zin in wordt verbeterd. Als framing gaat over feiten, en Trump is slechts bezig met liegen (hij kan leugens natuurlijk nog steeds framen, maar dat is een ander verhaal), dan gaat het inherent niet over hoe je de werkelijkheid weergeeft. Maar dat wil nog niet zeggen dat het geen rhetorische strategie kan zijn.
Los nog van het feit dat een politicus niet verkozen wordt in een soort vacuum van zijn/haar taalgebruik; het is een vrij bizar idee om te stellen dat louter en alleen de stijl van die politicus leidt tot zijn/haar verkiezing of niet. Wie is de tegenkandidaat/zijn de tegenkandidaten. Bijvoorbeeld: Macron won van Le Pen, maar in de eerste ronde kreeg hij niet 50% van de stemmen; hoe zou hij het hebben afgelegd tegen een andere kandidaat. Trump nam het op tegen Clinton: dat is een geheel andere race dan bv tegen Obama of Sanders. Verder kun je je afvragen wat het economisch klimaat is, welke doelgroepen aan worden gesproken, etc. etc.
Om op basis van N=1 dan maar te zeggen dat wie eerlijk is moet erkennen dat framing volslagen onzin is, levert ook geen inzicht op. Mij lijkt het slechts een indicatie dat alleen kijken naar taalgebruik een vrij beperkte visie op en inzicht in politiek oplevert. Ik zou juist denken, waarom werkt liegen in deze context, (wat is eigenlijk de context), wat voor leugens werken, hoe moet je liegen, tegen wie kun je wel liegen en tegen wie niet, en hoe verhoudt dat zich tot framing. Stel vragen en probeer de situatie te begrijpen. Dat betekent dus niet om krampachtig vast te houden aan een model, en evenmin betekent het bij de eerste tegenslag een model het raam uit te kieperen. Daar wordt de wetenschap niet beter van (al weten we allemaal dat dat exact is hoe veel onderzoek wel gewoon werkt).
Marc van Oostendorp zegt
Je hebt gelijk dat ik iets preciezer moet zijn. Mijn bezwaar geldt niet zozeer de theorie over framing als mogelijk retorisch middel (al valt daar ook nog wel het een en ander over te zeggen) als wel de praktische toepassing ervan.
Ik heb overigens naar een paar afleveringen van een podcast met Lakoff geluisterd en dat heeft me het hele idee volkomen tegengemaakt: de praatjes over ‘neurowetenschap’ gecombineerd met een volkomen vaag begrippenapparaat. Maar je hebt natuurlijk gelijk dat die theorie inmiddels van de auteur is losgezongen.
Lucas Seuren zegt
Zodra geesteswetenschappers over het brein gaan praten, wordt het vaak vaag en onacademisch op die manier. De drang om wetenschappelijk te zijn en het vakgebied te rechtvaardigen wellicht (alsof taalkunde en taalbeheersing dat nodig hebben)?