Door Marc van Oostendorp
Nick ter Wal heeft Ferdinand Langen gekend, en die twee waren vrienden.
Wie was Ferdinand Langen? Toen Ter Wal in 2008 contact met hem opname, was Langen zo vriendelijk een kort curriculum van zichzelf toe te sturen, “want niet alle lezers van uw tijdschrift hebben literatuurgeschiedenis gestudeerd.”
Ferdinand Langen, geboren 1918 te Westernieland (Gr.) Woont en werkt nu in Laren Nh. Richtte in 1945 met Koos Schuur het literaire tijdschrift Het Woord op. Was daarna redacteur van Ad Interim (1949) en ten slotte van De Gids (1950-1952). Tussen 1944 en 1961 verscheen van hem een groot aantal romans, verhalenbundels en essays bij de uitgeverijen De Bezige Bij en De Arbeiderspers.
Ter Wal is zelf een jonge schrijver (uit 1983, dus in 2008 was hij 25), en hij raakt duidelijk geïntrigeerd door de oude schrijver. Hij bezoekt hem een aantal keer en ze corresponderen. Nu Langen overleden is, schreef Ter Wal een aardig boekje over zijn vriend, waarin enkele van de mysteries rond die schrijver aan de orde komen.
Bezweken
Want aan de korte levensbeschouwing uit 2008 zitten natuurlijk mysterieuze kanten: waarom houdt die in 1961 op, alsof er daarna niet nog 47 jaren kwamen? Wat waren al die romans en verhalenbundels? En waarom noemde Langen zich eigenlijk Langen als hij eigenlijk Egbertus Pannekoek heette? (Welke schrijver zou er nu niet Egbertus Pannekoek willen heten?)
Gaandeweg krijg je het idee dat Langen geheel gebroken is geraakt door de Tweede Wereldoorlog. Zijn vader was een zeer religieus man die vanwege illegale activiteiten, en ondanks zijn rotsvaste vertrouwen in God waarvan hij in , in Dachau om het leven kwam. Op dat moment was Langen een aanstormende, literaire schrijver. Zijn debuut, Achter slot en grendel (niet autobiografisch) verscheen ongeveer op het moment dat zijn vader bezweken was.
Droge zinnetjes
Langen raakte er zeker zijn geloof door kwijt, zijn eigen zoons zeiden tegen Ter Wal dat ze alles mochten in hun jeugd, maar niet naar de kerk.
De ’talloze’romans en verzamelbundels die hij na de oorlog schreef waren licht van toon en humoristisch. Hij kende schrijvers als Hans Andreus, Lucebert en Simon Vinkenoog, maar hij verkeerde uiteindelijk vooral in kringen zoals die van Simon Carmiggelt, Annie M.G. Schmidt, Eli Asser en Henri Knap. In de ‘lolbus’ toerden zij door het land. Begin jaren zestig werd hij reclamemaker (zijn claim to fame is ‘Glaasje op? Laat je rijden’) en gaf hij het schrijven eraan. Je krijgt uit Ter Wals boekje de indruk dat ook zijn zoons niet hartstochtelijk verknocht zijn aan het literaire werk van hun vader.
Terwijl dat, geloof ik, onterecht is. In de DBNL staat behalve wat losse, in tijdschriften verschenen verhalen, de prozabundel In pyjama: een heel wonderlijke, sprookjesachtige sfeer, verteld in lange alinea’s met korte, droge zinnetjes:
Er lagen maar twee dingen op het strand. Het ene was klein en rond met kartelrandjes en leek het meest op een opengesneden sardineblikje. Het andere lag iets hoger en was een zeemeerminnetje. Het was dus geen wonder dat ik het zeemeerminnetje vond. Er was geen mens in de buurt, want het was al nacht. Alleen ik wandelde daar, omdat ik niet had kunnen slapen en mijn vrouw het zo vervelend vond, wanneer ik op mijn kamer ijsbeerde. Ik had mijn kraag opgezet. Het waaide en de zee zag donker in de verte, maar wit van kwaadheid aan mijn voeten. Een golf rende hard naar het sardineblikje, liep er om heen en rende toen weer hard terug.
Gauw gaan schrijven
Net als in de korte biografie die Langen van zichzelf schreef, worden ook in dit stukje al meer vragen opgeroepen dan je ooit zou kunnen beantwoorden. Was dat ronde ding nu een sardineblikje of niet? Waarom was het precies ‘geen wonder’ dat ik het zeemeerminnetje vond? Maar vooral: wat hield hem precies zo vaak uit de slaap?
Alle verhalen in In pyjama zijn laconiek, maar zitten ook vol onderhuidse aggressie.
Het is natuurlijk mogelijk dat Langen op zeker moment inderdaad uitgeschreven was, waarom niet. Hij had ook een gezin te onderhouden en misschien was het ook wel niet zo gezellig om dan telkens met de lolbus door Nederland te karren. Maar tegelijk krijg je de indruk dat er ook wel meer in had gezeten.
Dat geldt ook voor dit boekje dat met 54 bladzijden natuurlijk veel te kort is, en alleen een amuse geeft voor het echte werk. Gauw gaan schrijven, Nick!
Nick ter Wal. De schrijfmachine. Portret van Ferdinand Langen. Groningen: Passage, 2018. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter