Uit Fantoommerrie, de nieuwe bundel van Marieke Lucas Rijneveld. Hier nog een voorproefje.
De clown in wie we opgroeiden
We zeggen dat berouw een laagje margarine is op onze
boterham, vanaf nu blijft alles aan ons plakken, sussen de
schrik zijn mand weer in, braaf zijn de dingen die zonder ons
geen identiteit meer hebben. Neem de stoel die zonder gast een
stuk hout is met de leuning als vaders zwijgzame rug, dat die
rug zonder kennis van vader en vergeten om te kijken enkel
een muur maakt, de hond wat vacht, in het verval schuilt de
zelfredzaamheid. We zijn bang nu de clown in wie we opgroeiden
bij de oksels is gaan knellen, de vrolijkheid uilgelachen nu er
koortsachtig aan het poppenhuis geknutseld wordt. Wat niet
meer te lijmen is stoppen we in een schoenendoos totdat we de
schoenendoos weer nodig hebben voor schoenen of andere niet
lijmbare dingen: zelfs scherven verliezen op den duur hun breek-
baarheid. We hebben al jaren geen publiek meer maar zien nog
steeds bleek, planken in onze koppen getimmerd, en vader – bij wie
het applaus ingebouwd zit als een klapperend kattenluik – vraagt
wie er met cornflakes heeft geknoeid. Hij zegt dat de meeste muizen
die in de val lopen hun nek of rug breken en als we dromen horen
we de scharniertjes piepen, het dichtklappen van de beugel, wie
hier intrapt heeft geen huis om op te geven. In de avond snijden we
blokjes oude kaas ter grootte van ons zelfbeeld, leggen ze met een
pincet op het houten plateautje, het podium van de dood, en stellen
met het dekbed tot onze kinnen de vraag: hoe verbeeld je een
engel als het steeds maar bewolkt blijft?
Marieke Lucas Rijneveld (1991)
uit: Fantoommerrie (2019)
———————————–
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter