Door Marc van Oostendorp
Wat is gemakkelijker dan iets twee keer zeggen? Ja, wat is er gemakkelijker? Jan Renkema heeft al een tijdje een serie op Neerlandistiek over nultaal, de manier waarop we in taal de mogelijkheden inzetten om iets niet te zeggen. Wanneer hij klaar is, hoop ik dat hij met een serie begint over herhalingen en herhalingen van herhalingen, herherhalingen en herherhalingen van herherhalingen.
De Duitse taalkundige Gerrit Kentner wijdde onlangs een artikel aan het verschijnsel. De meeste dingen die hij in dat artikel zegt over het Duits gaan ook op voor het Nederlands.
Tendens
Kentner wijst erop dat een afkeer van herhaling op ieder niveau van de klankorganisatie zit. Zo hebben we in de Germaanse talen geen dubbele medeklinkers: je schrijft wel gekko, maar je spreekt daar toch echt maar één k uit. En zelfs in dikkop (waar de eerste en de tweede k tot verschillende woorden behoren) of in bak kuilgras is er die neiging: je zegt alleen twee k’s als je met heel veel nadruk spreekt. (Overigens is de k in bak kuilgras wel normaliter wat langer dan in bak aardappelen.)
Iets groter dan de individuele klinker of medeklinker is de lettergreep. Ook daar vermijden we herhalingen. Afgezien van wat leenwoorden als couscous en kinderwoorden als mama en papa en nog wat min of meer systematische klassen van uitzonderingen zijn er geen woorden waarin een lettergreep wordt herhaald: het gebeurt minder dan je zou verwachten. Er is ook een naam voor de neiging om lettergrepen die volgens de voorschriften wel herhaald worden toch maar één keer te zeggen: haplologie.
(Kentner heeft de taalkundige eigenaardigheid om te beweren dat het verbod op verdubbelingen in het Duits absoluut is, afgezien van een aantal uitzonderingen. Als normaal mens, dat wil zeggen: als niet-taalkundige, zou je dan zeggen dat er een tendens is tot het vermijden van uitzonderingen.)
Huh?
Ook nog grotere eenheden dan een lettergreep herhalen we niet graag. Samenstellingen van woorden met zichzelf bestaan (mensenmens, kindskinderen), maar zijn altijd een beetje vreemd. Ze lijken gemaakt om op te vallen. Hetzelfde geldt voor het opstapelen van voorvoegsels: overoverovermorgen is niet iets wat je in een serieus gesprek zal zeggen als je het hebt over de dag over vier dagen, en betbetbetbetovergrootmoeder is ook duidelijk iets kinderlijks. Zodra je gaat herhalen val je buiten het normale taalgebruik.
Kentner geeft ook een paar voorbeelden van het niet herhalen van woorden in een zin, maar die vind ik minder overtuigend. Dat komt waarschijnlijk doordat hij over het Duits schrijft en niet over het Nederlands, waar we de sterke regel hebben dat je er niet twee keer in een zin hebt. Je zegt niet:
- Er heb ik erover gepraat.
Maar:
- Er heb ik over gepraat.
(Ik schreef daar hier over.)
Wat is nu de reden dat we die herhalingen vermijden? Ik denk dat het iets te maken heeft met de kleine vertraging die er zit in het luisteren. Alles wat iemand zegt moet je toch altijd maar weer decoderen: welke klank is daar gezegd? Wat is dat voor woord en wat betekent het ook weer? Het kost slechts een fractie van een seconde, maar ondertussen heeft de ander alweer andere klanken gezegd. Als die nu precies hetzelfde zijn, maakt dat het hele opzoeken ingewikkelder. Huh? Had ik dat niet al gehoord?
Huh? Had ik dat niet al gehoord?
msvandermeulen zegt
Hoewel interessant, komt het op mij (zonder het artikel te hebben gelezen geef ik toe) nogal onvolledig over. Komt herhaling niet vooral in gesproken taal ontzettend vaak voor? Bovendien gebeurt het om allerlei redenen volgens mij, voor nadruk (dat was echt een heul heul leuke middag), tijdrekken (dat was de de de de enige die kwam) en prototypering (meisjemeisje etc). Gaat Kentner hier op in of valt het om wat voor reden dan ook buiten het bereik van zijn artikel?
Lucas zegt
Taal zit niet per definitie boordevol herhalingen, niet van onze eigen woorden en uitingen in ieder geval. Voorbeelden die je noemt zijn niet erg frequent (en sommige zie je vrijwel nooit). Spraak is wel enorm redundant, maar dat is handig, want dan heb je aan een halve zin genoeg.
msvandermeulen zegt
” Voorbeelden die je noemt zijn niet erg frequent (en sommige zie je vrijwel nooit)” Dat laatste is sowieso niet waar: ik schreef bijvoorbeeld weleens over lidwoordherhaling, dat komt behoorlijk vaak voor. Herhaling van ‘heel’ bv net zo: ik vind in COW zo bijna 9000 gevallen. Alleen gevallen als ‘meisjemeisje’ zijn misschien minder voorkomend, maar zelfs dat komt echt wel vaker voor dan alleen bij dat woord.
Waar het misschien om gaat is een soort pragmatisch verschil, maar dan nog vind ik het echt te ver gaan om te zeggen ‘herhaling komt nauwelijks voor’. In bedachte voorbeelden niet misschien, in een geschreven taal ook relatief weinig, maar dat blijft een specifieke (en wat mij betreft beperkte) visie op wat taal uiteindelijk omvat.
https://martenvandermeulen.com/2018/07/04/een-een-een-een-een-boek-over-lidwoordherhaling-in-gesproken-taal/
Lucas zegt
Maar wat is nu vaak? Dat je er 9000 uit een corpus haalt zegt weinig, omdat je niks weet over noemer en deler. Schegloff heeft daar een fascinerend artikel over geschreven: https://www.tandfonline.com/doi/pdf/10.1207/s15327973rlsi2601_5
De vraag is ook of het herhalingen zijn. Ik wil best accepteren dat mensen met enige regelmaat een lidwoord twee, drie, of zelfs vier keer achter elkaar zeggen, maar dat is nog wat anders dan zeggen dat mensen zichzelf vaak herhalen. (Los nog van de conclusie dat het om nadenken of tijdrekken zou gaan, waar ik als trouw conversatie analist natuurlijk al helemaal de rillingen van krijg.)
Een voorbeeld: zelfherstel komt vaak voor in interactie (zie studies als die van het MPI, Schegloff, Jefferson, Drew, etc. etc.). Een vorm van zelfherstel is teruggaan naar het begin van een woordgroep, veelal het lidwoord. Als je alleen het lidwoord hebt gehad, krijg je dat mensen twee keer achter elkaar hetzelfde lidwoord zeggen. Maar het kan ook zijn dat mensen weer beginnen bij het lidwoord, maar dan een bijvoeglijk naamwoord invoegen of weglaten voor een zelfstandig naamwoord. Beide hebben in mijn ogen niks met herhalen te maken.
Ik gaf enkele jaren terug een lezing op de TABU Dag over “ja ja ja” en “nee nee nee”, wat Tanya Stivers “multiple sayings” noemde. Dit waren echt functionele units: ze moesten in drieën komen en werden ingezet op specifieke momenten in gesprekken voor heel precieze functies. Maar zelfs dat zou ik niet zomaar herhalingen noemen (en daarom doet Stivers het ongetwijfeld ook niet).
Volgens zijn we het dus gewoon oneens over de operationalisering van herhaling. Herhaling is voor mij een actie, niet een toevallige coordinatie van twee of meer identieke lexicale (niet per se functionele) items.
En voor je mensen beticht van een beperkte visie. Analyses op basis van een corpus geven je ook een beperkt inzicht van een fenomeen. Elke methode heeft zijn beperkingen. Dat wil niet per se zeggen dat een theoretisch taalkundige, corpus taalkundige, of interactioneel taalkundige een beperkte visie op taal heeft (al sluit dat het natuurlijk ook niet uit).
msvandermeulen zegt
“Analyses op basis van een corpus geven je ook een beperkt inzicht van een fenomeen” Ja, daar gaat het mij precies om: als je alléén op basis van zelfbedacht voorbeelden zegt dat iets weinig voorkomt is dat voor mij te beperkt. Daarom ben ik een voorstander van het gebruik van meerdere technieken. Maar wanneer je iets wil zeggen over frequentie, dan moet je volgens mij kijken naar wat er daadwerkelijk gebeurt. Als je dat niet doet is er binnen mijn optiek sprake van gebrekkige visie.
Wouter van der Land zegt
In India zijn komkommers uit Sicilië aangespoeld; rara hoe kan dat? Ze hadden TomTom.
Misschien heeft het ermee te maken dat betekenisvolle herhalingen verward kunnen worden met gestotter e.d. En sommige directe herhalingen vragen om nogal wat acrobatiek in de mond.
DirkJan zegt
Wat jaren geleden las ik in een nieuwskop het woord ‘neushoornhoorn’. Grappig en ik ben toen een lijstje gaan maken van dit en soortgelijke herhaalwoorden en namen (Barend Barendse). Dient nergens toe.
http://www.dejongenskamer.nl/neushoornhoorn.htm
Jos zegt
Buiten adem het perron oprennen en dan de trein voor je neus zien vertrekken.
Zegt een medewerker van de NS: “Ach, er komt er zo nog een”.
Jos Houtsma zegt
Of:
Er zijn er genoeg die er geen geloof aan hechten.
nieuwenhuijsen zegt
Ja ja. Maar mag ik een paar kleine opmerkinkjes plaatsen?
1. Hoeveel w’s zeg je in Sneeuwwitje en eeuwwisseling? Ik zeg twee (en wel twee verschillende).
2. Kindskinderen vind ik niet zo heel vreemd; in het Fries is bernsbern in elk geval normaal.
3. ‘Er heb ik over gepraat’ is toch niet in orde?