Voornamendrift (37)
Door Gerrit Bloothooft en David Onland
De voornamen in toplijstjes hoor je op de crèche of basisschool omdat voor de meeste kinderen de eerste voornaam nu ook de roepnaam is. Dat was vroeger anders. Voor 50-plussers staat er vaak een andere voornaam in het paspoort dan hoe ze zich voorstellen (dat begrijpt een buitenlandse douane niet en kan identiteitsproblemen geven). De officiële toplijsten zijn voor hen niet representatief. Daarvoor moet je bij de roepnamen zijn. Vergelijk de toplijstjes voor de periode 1945-1954 in tabel 1. De ouderen onder ons zullen in de roepnamen veel namen van klasgenoten herkennen, maar in de officiële namen niet.
Er zijn maar weinig voornamen die in beide lijsten staan. Bij de jongens staan alleen Jan, Gerrit, Peter en Johan en bij de meisjes Maria, Yvonne en Marianne ook als officiële voornaam hoog. Verder vallen de gelatiniseerde officiële namen op die door katholieken worden gekozen. Om te onderzoeken of roepnamen minder verschillen tussen de geloven staan in tabel 2 de roepnamen voor de noordelijke en zuidelijk provincies in de periode 1945-1954.
Ook in de roepnamen zijn er flinke verschillen in voorkeuren tussen noord en zuid. Alleen Jan, Henk, Wim, Hans, Piet, Gerard en Bert, en Annie, Ria en Joke komen in beide lijsten voor. In het zuiden bestaan bijna alle roepnamen van jongens uit één lettergreep, in het noorden is dat nog maar de helft. De korte voornamen van tegenwoordig zijn eigenlijk niets nieuws. Ook de roepnamen voor meisjes zijn in het zuiden korter. In het noorden vallen de traditionele vormen op –tje op: Grietje, Geertje, Jantje, Antje, met daarnaast de vormen op –y en –ie: Janny, Jannie, Annie, Alie, Hennie, Henny, Willy, Roelie. In het zuiden zijn dat dan weer onderscheidend Elly, Corrie, Tiny en Nelly. Overal hebben de meeste naamdragers nu wel grijze haren.
De noordelijke roepnamen hebben daarnaast vaker de traditionele vorm, maar dat komt ook omdat daar minder roepnamen zijn die verschillen van de officiële naam. Het percentage andere roepnamen is onderscheidend tussen provincies (figuur 1). In Limburg geldt dat bij ouderen voor 80-90% van alle voornamen, in Friesland haalt het nog geen 50%. Maar in alle provincies neemt de andere roepnaam af in de jaren 60, samen met het loslaten van de traditionele vernoemingsnamen (in de eerste voornaam). Na 1980 gaat het gelijk neer voor alle provincies en de roepnaam is nu nog zelden afwijkend. Voor heel Nederland is dat te zien in tabel 3, met de toplijsten voor de periode 1995-2004. De meeste namen komen in beide lijsten voor. De positieverschillen zijn waarschijnlijk het gevolg van het verschil tussen de steekproef voor de roepnamen en de volledige bevolkingsgegevens voor de officiële naam.
Laat een reactie achter