Door Marc van Oostendorp
Twee gedichten schreef Tsead Bruinja naar aanleiding van de gebeurtenissen in Christchurch en Utrecht: een Dichter des Vaderlands-gedicht dat in NRC verscheen, en een gedicht dat hij zelf een ‘B-kantje’ noemde (weten mensen van jonger dan 20 wat dat is?) en alleen op zijn Facebook-pagina plaatste, Ik vind het B-kantje geloof ik beter dan het A-kantje:
En dat kan maar de wereld is veranderd
je zwaait je vrouw uit
je zwaait je man uitje stuurt je kind naar school
en je verwacht het heelhuids terugdan komt het bericht
lockdown zwart op straat
niemand meer naar buiten
niemand meer naar binnen
deuren dichtje scrollt en je ververst de pagina
je denkt was hij maar op de fiets gegaan
had hij die tram maar gemisten je rent en je zoekt dekking
en je vraagt je af heb ik tegen haar gezegd
wat ik wilde zeggendat ze mijn wereld is
je stuurt een appje met aan het eind
een smiley met getuite lippenje verwacht een reactie
met een hartje op diezelfde plekje verwacht je vrouw je kind je man
na deze lange dag geschrokken
en ongeschondenheelhuids in je armen terug
Ik denk niet dat het mogelijk is nog gedichten te schrijven over terrorisme die niet op de een of andere manier herinnert aan De terrorist – kijkt van Wislawa Szymborska. In het geval van dit B-kantje van Bruinja komt de hele terrorist, anders dan in zijn A-kantje, niet voor.
Er is ook helemaal geen plaats voor die terrorist, er is bijna alleen maar plaats voor je. Waar het A-kantje (dat eerder geschreven werd, meer onder de indruk van het moment) warrelt van de persoonlijk voornaamwoorden, is hier sprake van alleen die je. Die alleen wel van perspectief wisselt: je is degene die op internet zoekt naar haar man, je is degene die op straat holt en denkt aan zijn vrouw.
Je is man en vrouw; het kind is de enige ander, want het kind is de enige voor wie een ander voornaamwoord wordt gereserveerd: het. Zo hecht is de band tussen man en vrouw dat niemand er tussen komt.
Tot er toch een ongenoemde tussenkomt.
Laat een reactie achter