Door Wiel Kusters
Dicht bij de waterzoom
onder een wilgeboom
twee vrienden witgebaard,
en op hun knieën staat
een schaakbord, zwart en wit.
De een verzet het paard,
de ander, tijdeloos, zit
te glimlachen. Hij denkt.
Verder de stroom af zwenkt
een net dat overgaat.
Een in zijn eenvoud én complexiteit bekoorlijk en intrigerend gedicht van Ida Gerhardt. Ik kwam het tegen in haar bundel De slechtvalk (1966). Het geschetste tafereel, dat naar de titel suggereert, geïnspireerd zal zijn door een (nog niet geïdentificeerde) tekening, heeft weinig uitleg nodig. Op de laatste een tot twee regels na misschien. Daarover wil ik dan ook iets opmerken.
In haar boeiende Dwars tegen de keer. Leven en werk van Ida Gerhardt (2014), waarin ze ook veel gedichten van Gerhardt bespreekt, schreef Mieke Koenen over ‘Chinese tekening’:
In het woordenloze contact tussen de beide oude mannen vallen twee thema’s uit Ida’s werk te herkennen: denken en werken in patronen en structuren, en ware vriendschap in dialoog met de ander. Om dit laatste te bereiken moet je steeds weer proberen aan de overzijde te komen, aan de kant waar de ander zich bevind. In ‘Chinese tekening’ verloopt dit proces in stilte, via het schaakbord: de ene weloverdachte zet roept de andere op. Misschien wijst de laatste regel van het gedicht ook wel in die richting: hier wordt gezegd dat een net “overgaat”.
Koenen vat het werkwoord overgaan hier op als een scheepsterm, ‘die onder meer aanduidt dat de lading naar één zijde rolt.’ Noch Van Dale noch het veel uitvoeriger Woordenboek der Nederlandsche Taal spreken bij dit overgaan over het verschuiven van de lading. Het WNT geeft als voorbeeld: ‘Het zeil gaat over: gezegd als het zeil ten opzichte van den wind in een anderen stand wordt gebracht’. Met betrekking tot het schip zelf kun je van overhellen spreken, over een andere boeg gaan liggen.
Toch is het niet gek dat Koenen hier aan een soort lading denkt: zij ziet het overgaan van het net als het gevolg van de vangst van een grote vis. En dat is dan een beeld voor wat beide mannen via het spel inderdaad hebben bereikt: de overkant, de ander.
Het is, vind ook ik, heel goed mogelijk dat zwenken en overhellen van het net zo op te vatten: als een symbool voor de geslaagde ontmoeting. Maar dat resultaat, als je het zo utilitaristisch mag benoemen, ligt dan wonderlijk genoeg wel buiten henzelf: in die gevangen vis, in het water, dus niet tussen hen in. Zou je het gedicht niet ook kunnen lezen als een soort ‘verchineeste’ variant op wat in Matteüs 6: 25-34 ter sprake wordt gebracht over de vogelen des hemels, die zaaien noch maaien en toch gevoed worden? Deze oude vissers spannen hun net en geven zich over aan hun spel. In die ontspannen situatie komt de vis als vanzelf.
Of ligt het toch nog anders en is de betekenis zelfs tegengesteld? Zwenkt het net doordat het scheurt? Overgaan kan, althans voor mijn taalgevoel, ook betekenen: in twee stukken gaan, breken. Ook het Woordenboek der Nederlandsche Taal kent die betekenis en geeft als voorbeeld: ‘de koord ging over’. Maar overgaan in deze betekenis schijnt vooral voor te komen in Zuid-Nederland. Ida Gerhardts taal heeft die zuidelijke kleuring zeker niet.
Er is nog iets anders. De mannen spelen schaak op een zwart en wit schaakbord. Maar wanneer we ervan uitgaan dat zij op een Chinese tekening toch zeker Chinees schaken en dus ook niet op een westers schaakbord spelen, is dat ‘zwart en wit’ wel raar.
Aan de andere kant: het Chinese schaakbord (met zijn netstructuur) kent wel een ‘rivier’! De verticale lijnenzijn in het midden onderbroken en symboliseren daarmee de waterstroom die het bord in tweeën deelt.
De gedichtenlezer die ik ben wil zijn eigen boontjes doppen. Maar soms zou hij wel eens, als in dit geval, een briefkaartje over het graf willen sturen.
Ida Gerhart: Verzamelde gedichten. Amsterdam, Athenaeum–Polak & Van Gennep, 1980.
Hanneke Eggels zegt
In 1991 droeg haar uitgever Johan Polak – wenend – voor uit haar werk en dat van J.C. Bloem en Nijhoff in de poezieleeskringen die ik voor de non-profitstichting voor leesbevordering De Literaire Salon in de cursussen Moderne Nederlandse letterkunde in 45 bibliotheken organiseerde. Aan onverwacht succes failliet gegaan! Nee, niet Ida Gerhardt, die overleeft in een citaat uit mijn nieuwe boek Rapiarium. Lezen met de pen: “Wie zelfverblind niet leest, brengt diep de wonde aan die nooit geneest.”Foto op Facebook.
Marc van Oostendorp zegt
Zoals op bovenstaande afbeelding duidelijk is te zien, plaatst men in het Chinees schaken de stenen op de knooppunten van lijnen, en niet in de vlakken. Er zijn zo verticaal precies 10 lijnen, met precies in het midden, tussen lijn 5 en 6, de ‘rivier’.
Het gedicht van Gerhardt telt 10 regels, waarvan de eerste 5 één zin vormen, en in die zin loopt er dus ook een rivier tussen regel 5 en regel 6. Dit alles kan natuurlijk toeval zijn, mij lijkt het niet uitgesloten dat Ida Gerhardt niet wist van het bestaan van Chinees schaken. Maar het is dan wel een aardig toeval.
Wiel Kusters zegt
Dank voor deze mooie en hoe dan ook frappante aanvulling!