Door Marten van der Meulen
Ik ben taalwetenschapper. Dat is mijn beroep, en ik voer dat met veel plezier uit. Het heeft echter ook een keerzijde: ik kan mijn taalbewustzijn eigenlijk niet meer uitzetten. Het maakt niet uit wat ik lees, hoor, spreek of schrijf: ik let altijd op. Niet op alles tegelijk, maar wel altijd.
Nu is dat deels vooral best wel handig. Blogger zijnde wil ik een bepaalde frequentie halen wat betreft blogposts. Het helpt dan best wel om altijd aan te staan, want zo heb je altijd iets om over te schrijven. Dat werkt, en dat levert stukjes op over alles van stapelacroniemen tot neuken in het woordenboek.
Het is ook nogal irritant. Neem bijvoorbeeld zijnde in de vorige alinea. Ik had een student voor wie dit het irritantste taaladviesitem was. Eenmaal hierop gewezen let ik er nu altijd op. Volgens mij komt zijnde zoals ik het gebruikte nauwelijks meer voor. Als het knopje eenmaal om is kan het niet meer worden teruggezet.
Sowieso zit ik natuurlijk in de hoek waar de klappen vallen, met mijn onderzoek naar variatie. Die variatie valt je dan telkens op. Neem wat en dat. In het gebruik van die woorden zien we variatie (zie hier voor een mooi artikel over deze kwestie): sommige mensen zeggen alles wat, andere alles dat, en ook komen zowel het besluit dat als het besluit wat voor (dat laatste zei onze eigen premier bijvoorbeeld in 2012 een keertje). Toen ik begon die variatie te bestuderen was het nog leuk: nu is er geen gesprek dat (wat?) ik nog normaal kan voeren.
Altijd altijd altijd. De lijst is schier eindeloos. Het gebruik van het woord schier! Een presentatie over uhh en um: ik kan stoppen ernaar te luisteren waardoor die variatie wordt veroorzaakt. Heel of hele, of zelfs heul! Iedere keer dat ik een tv-serie kijk moet ik stoppen wanneer er iets over taal wordt gezegd. Ook dat is bijzonder productief, want naar aanleiding van dat voorbeeld heb ik zelfs een artikel geschreven.
Maar ik wilde dat het ook een keer niet aan zou staan. De beroepsdeformatie is nu al intens, en mogelijk heb ik nog een lange carrière in het verschiet (hoewel). Wie weet hoe erg het nog wordt.
Dit stuk verscheen eerder op het blog van Marten van der Meulen.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
De ontwikkeling van het betrekkelijk voornaamwoord is inmiddels wel wat verder voortgeschreden, lijkt mij zo. In 1988 (het jaar waarin het artikel van Van der Horst verscheen) leek ‘wat’ nog een glorieuze toekomst te hebben. (De observatie dat de premier het in 2012 een keer gebruikte, komt mij niet zeer vermeldenswaardig voor.) Nu rukt ‘die’ op als genderneutraal relativum (een systeem die). In bepaalde kringen hecht men echter zeer aan ‘welke’, zonder in de gaten te hebben dat dit niet past na een onzijdig antecedent, zodat het onverhoopt ook genderneutraal wordt gebruikt.
msvandermeulen zegt
De ontwikkeling is zeker verder voortgeschreden, maar voor zover ik weet heeft niemand daar onderzoek naar gedaan. Zeker wanneer iemand zegt dat bepaalde vormen ‘oprukken’ gaan bij mij alle alarmbellen af, totdat ik tellingen zie. Het zou namelijk best kunnen dat ‘welke’ en ‘die’ ‘oprukken’ vaker voorkomen, maar het zou net zo makkelijk recency illusion kunnen zijn.
De observatie dat de premier het in 2012 een keer gebruikte, is zonder enige twijfel vermeldenswaardig. Er zijn namelijk veel mensen die denken dat alleen laagopgeleiden en mensen die hun taal minachten de norm overtreden. Die gevaarlijke mythe kan wat mij betreft niet vaak genoeg worden aangepakt.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Wat de alarmbellen betreft: ik begrijp heel goed wat je bedoelt. Als je iemand anders was, zou ik zeggen: ‘Geloof mij nou maar…’
En over het betrekkelijk voornaamwoord: ‘de premier in 2012’ komt toch echt een beetje krampachtig op mij over. ‘Wat’ was alomtegenwoordig en is het nog steeds, al merk je nu dat er méér in beweging is.
Over ‘welke’ heb ik niet gezegd dat het ‘oprukt’. Het is hardnekkig aanwezig in bepaalde groepen, waaronder makelaars. In tegenstelling met het voorafgaande betreft dit de schrijftaal.
Ik snap het wel: ik kom niet met bewijzen, terwijl jij voor die premier in 2012 ongetwijfeld keiharde evidentie achter de hand hebt. Misschien helpt het een beetje als ik zeg dat ik ook beroepsgedeformeerd ben.