door Viorica Van der Roest
Een paar maanden geleden schreef ik over het woord flamenco zoals dat gebruikt wordt om de muziekcultuur van de gitanos in Andalusië te beschrijven, en wat dat nu precies met Vlaanderen te maken zou kunnen hebben. Ik concludeerde toen dat een mogelijke verklaring ligt in de kleurrijke stoffen die al sinds de twaalfde eeuw vanuit Vlaanderen in Spanje verhandeld werden: ‘Vlaams’ als synoniem voor kleurrijk. Maar er blijkt nog een andere theorie te zijn over de herkomst van dit woord. Het zou namelijk ook kunnen dat een bepaald type mes, het ‘cuchillo flamenco’, verantwoordelijk is voor de verbinding van het adjectief flamenco (=Vlaams) met de Andalusische muziek.
Ik werd hierop gewezen door iemand die al veel langer dan ik flamenco danst en vervolgens in haar stapel oude flamencotijdschriften is gedoken (dankjewel, Jeanette!) om te zoeken naar een artikel waarin de “mes-theorie” door Antonio Zoido Naranjo (filosoof en onderzoeker van de Andalusische cultuur) uitgebreid wordt uitgelegd.
Zoido Naranjo vertelt in het artikel dat er rond het midden van de 17e eeuw ongeveer honderd Vlaamse handelsfamilies in Sevilla en Cádiz woonden; zij hadden verspaanste namen als Del Campo (=Van der Velde), Colarte (=Collaert) en Suarte (=De Zwart). De naam Bolduque kwam ook voor, een verbastering van het Franse Bois-le-duc, oftewel ’s Hertogenbosch. In het Breve diccionario etimológico de la lengua castellana van Joan Corominas (1983) komen twee benamingen voor voor een bepaald type mes dat toen populair was: flamenco en bolduque, die als synoniemen werden gebruikt. Dit type mes werd gemaakt in Mechelen en in Den Bosch. Technisch gezien liggen die plaatsen niet in Vlaanderen, maar de Spanjaarden noemden in die tijd waarschijnlijk alles wat uit de (Noordelijke of Zuidelijke) Nederlanden kwam ‘Vlaams’.
Het mes was waarschijnlijk al via de soldaten van Karel V in Spanje terecht gekomen, maar werd pas echt populair in de 18e eeuw. In die periode duikt het voortdurend op in teksten van wapenverbodsbepalingen. In een (Spaans) artikel op internet is te lezen dat flamenco-messen in groten getale naar Zuid-Amerika werden geëxporteerd en ook veelvuldig door zeelieden werden gedragen. Sommige verbodsbepalingen verbieden het dragen van het mes aan land, maar staan het gebruik ervan voor taken op het schip wel toe, omdat het daarvoor bijzonder geschikt was. Het was dus niet alleen een gevaarlijk, maar ook een handig mes. Het ‘Zwitserse zakmes’ van die tijd kwam uit de Nederlanden!
Maar wat heeft dat nu met muziek te maken? Nog niets, natuurlijk. Zoido Naranjo legt in het artikel echter uit dat het Andalusische dialect een grappige eigenschap heeft: soms gaat een voorwerp dat met iemand geassocieerd wordt, fungeren als benaming voor het type persoon dat hij is. Een babucha (‘pantoffel’) is een pantoffelheld, een maletilla (‘koffer’) is een leerling-stierenvechter (want: degene die de koffer van de torero draagt), een carabina (‘karabijn’) is een chaperon. Uit 18e-eeuwse toneelteksten blijkt dat een ‘flamenco’ gaandeweg ook de dráger van het mes werd; een messentrekker, zouden wij misschien zeggen, maar in de Spaanse toneelteksten lijkt het ook ‘opschepper’ te betekenen.
Uit 19e–eeuwse werken van de Brit George Borrow en de toneelschrijver González del Castillo concludeert Zoido Naranjo bovendien dat het woord goed aansloot bij de manier waarop over zigeunersoldaten of over zigeuners in het algemeen werd gedacht en gesproken. Daardoor raakte het verweven met de cultuur van de gitanos, waarin – ook in de 18e en 19e eeuw – de muziekcultuur tot bloei kwam die wij nu flamenco noemen.
Klinkt aannemelijk. Misschien zelfs aannemelijker dan de ‘kleurrijk’-theorie, alhoewel: hoe zit het dan met de veren van de flamingo? Natuurlijk zou je ook kunnen zeggen: het is wel een beetje opschepperig, die roze veren. Moet dat nou zo fel? Dus ja, een zinnige theorie, die ik de lezers van Neerlandistiek.nl niet wilde onthouden.
Bron: Tablao flamenco, nr. 4, juli 2001, p. 18-19.
Hans Beukers zegt
Ik mis nog een theorie. In de 16e en 17e eeuw waren er nogal wat componisten en muzikanten uit de Nederlanden actief in Spanje, maar ook in Frankrijk en Italië. De Nederlanden waren in Spanje bekend als Vlaanderen, net zoals Nederland sinds de 17e eeuw wordt aangeduid met Holland, genoemd naar het belangrijkste gewest. Het komt mij voor, dat dit een zoekrichting is die wellicht een betere verklaring kan geven dan kleurrijke stoffen of geweldige messen. Voor zover mij bekend excelleerden de Nederlanden incl. Vlaanderen in zwart laken, een erg kostbare stof, waar goed aan verdiend werd.
Viorica Van der Roest zegt
Maar gezien het totale gebrek aan muzikale verwantschap tussen wat die componisten uit de Nederlanden deden enerzijds en de flamencomuziek anderzijds, terwijl die laatste pas vanaf het einde van de 18e eeuw in zijn huidige vorm tot stand kwam, en bovendien in een Andalusische subcultuur, is het niet logisch om daar een verband tussen aan te nemen.
Dat Vlaams laken was trouwens niet alleen zwart; er werden ook een aantal felle kleuren gemaakt. Zie daarover bijvoorbeeld https://www.liebaart.org/2/laken_n.html
DirkJan zegt
Voor meer theorieën over de herkomst van flamenco is er een apart, uitgebreid lemma op Wikipedia, de verklaring van het mes ontbreekt.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Gebruiker:Allardo/Etymologie_van_Flamenco_zelfstandige_versie
Berthold van Maris zegt
Even de puntjes op de i. Flamenco omschrijven als de muziekcultuur van zigeuners in Zuid-Spanje klopt helaas niet. Een veelvoorkomend misverstand! Het is een muziekcultuur waarin zigeuners weliswaar altijd zeer aanwezig zijn geweest, maar die voor een belangrijk deel ook door niet-zigeuners is vormgegeven, ontwikkeld en beoefend.
Viorica Van der Roest zegt
Natuurlijk, dat weet ik. Ik ga regelmatig om met niet-zigeuners die flamenco vormgeven, ontwikkelen en beoefenen (want het is een zeer levende muziekcultuur die ook nu nog steeds in beweging blijft), ook van allerlei nationaliteiten overigens (en ben er daar wat het beoefenen betreft zelf ook één van). Het was inderdaad een beetje generaliserend om het zo te zeggen; natuurlijk zitten er ook spaanse en moorse invloeden in de flamencomuziek, maar het blijft wel een feit dat de cultuur van de gitanos een belangrijke voedingsbodem was voor flamenco (puro) zoals we dat nu kennen.
Ivan zegt
Allemaal heel interessant om te lezen, echt, dank hiervoor.
Doch denk ik dat we hier de evidentie niet uit het oog en oor kunnen verliezen: Flamingo en Vlaming, wat zou de link kunnen zijn? Wel, dat ze eender zijn, niet meer en niet minder. En de Vlaming is niet genoemd naar de Flamingo 🙂
Onderbouwing hiervoor, zeer zeker, en wel in de oudste maritieme geschiedenis die ons niet zo vertrouwd is, maar ontegensprekelijk zoals uit de geschiedenis van Brugge, Ieper, Frans-Vlaanderen, Artesië en Picardië blijkt. Dat groot-Vlaanderen, die de gehele kust omvatte van zelfs nog voorbij Normandië, over de Krijtrotsen tot het Zwin met hun hinterland, was een maritieme wereldmacht. Het waren de kustgebieden die gevoelig waren voor overstromingen. Vloed, Vliet,Vlie gebieden.
Dit eeuwen voor de ‘moderne’ Nederlanden het nog eens overdeden met hun Compagniën.
Het verhaal van de Flamingo? Mag ik toch nog kort verwijzen naar een citaat uit een vorige bijdrage die me echt wel de wenkbrauwen deed fronsen, ik geef ze hieronder nog eens:
“Ten tweede is er ooit een serieuze theorie geweest dat de flamencomuziek zijn naam dankt aan de overeenkomsten tuseen mannelijke flamencodansers en flamingo’s. Die overeenkomsten zijn er natuurlijk helemaal niet, dus die theorie is alweer een jaar of honderd geleden het raam uit gegaan.”
Met alle respect: die overeenkomst tussen de dans van de Flamingo-vogels en de Flamencodans is er wel degelijk en heel duidelijk, zie de been- en halsbewegingen. De kastanjetten geven zelfs het geluid weer van de trappelende poten. Je kan hier duidelijk in zijn: de Flamenco dans refereert gewoon naar de Flamingo vogel en doet hem na. Geen moeilijkere theorieën nodig om de Flamenco met Vlaming op dit moment al te willen linken. Wat wel klopt is dat de Vlamingen de Flamenco dansten, maar de dans heette toen al ‘Flamenco’. En hier zit de twist, een speling van het lot zelfs, die tevens alles helpt te verklaren.
Die Vlamingen die de ‘Flamenco’ dansten in het zuiden, waren natuurlijk niet de enige die de Flamenco dansten. Wel waren zij degene die er onrechtstreeks hun naam aan gaven, en wel omdat hun voorvaders de Flamingo-vogel (waarnaar de Flamencodans refereert) zijn naam gaf.
Die voorvaders waren de zeevaarders (en settlers) uit Vlaanderen (Vlie-Landeren: overstromingsgebieden), Net zoals de Flamingo’s hun roze kleur enkel oplopen door voedsel als garnalen te eten (met een ander dieet kunnen ze evengoed wit zijn), vielen die noorderlingen uit Vlaanderen in zuiderse werelddelen op door hun geschroeid aangezicht, niet gewend aan de fellere zonnestralen. Bij de aanblik van de typerend roze Flamingo-vogel, gingen de gedachten al snel naar die potserige en geflambeerde Vlamingen die op bezoek kwamen met allerhande waren en verhalen, en van de wereld hun achtertuin konden maken door hun ver gevorderde maritieme kennis, opgedaan door de noodzaak om te gaan met de zee-elementen. Van de nood een deugd maken. Zie daar: juist ne Flamingo!
De link Vlaming-Flamingo-Flamenco (in die volgorde) is hierbij voor goed verklaard, dankuwel neerlandistiek 🙂