Uit Het woedeboek, de debuutbundel van Roelof ten Napel, waarvoor hij genomineerd is voor de Buddingh’-prijs.
hooglied
ik ben van mijn liefste en mijn liefste
is van mij — hij verschijnt als de schemering,
zijn armen als de brandende horizon,
zijn ogen als raven, schuilend in de avond —
zijn lippen zijn van koper, glanzend — ach
dat vocht — laat hem mij grijpen met de grepen van
zijn handen, mij proeven met zijn tong —
laat hem toch mijn gehennakop doven —
mijn vriend is geblakerd als de bruggen van praag,
ik wil zijn barokke lichaam met mijn vingers verweren
en hem openkrabben als een oude wond —
ik geef hem mijn vallei vol doden, de wrok
waarvan mijn hart nog brandt — dat hij me kennen kan
en me kan kussen met de kussen van zijn mond)
Roelof ten Napel (1993)
uit: Het woedeboek (2018)
—————————–
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter