Over het werk van b. zwaal
Door Marc van Oostendorp
“Beschouw jij jezelf als een oeuvrebouwer?” vroeg Arnoud van Adrichem van het literaire tijdschrift Parmentier in 2006 aan de dichter b. zwaal. “Ik bouw graag,” antwoordde zwaar, “en voeg voortdurend dezelfde stenen toe, niet aan een kathedraal maar aan een dijk van een waterkering. Handgevormde stenen, omwille van hun eigenheid.”
Dat is in veel opzichten een verhelderend antwoord. Bijvoorbeeld vanwege de verwijzingen naar dijken en waterkeringen, want er is geen Nederlandse dichter in wiens werk het water én het land om het water heen zo’n belangrijke rol spelen. Maar ook om het beeld dat hij oproept. Zwaal bouwt inderdaad aan een oeuvre, zij het niet aan een oeuvre met een vooropgezet plan, maar aan een dijk van handgevormde individuele stenen.
Of misschien moeten we zeggen: bouwde aan een oeuvre, want een paar maanden geleden verscheen de bundel zeesnede. gedichten 1984-2019, en dat zeesnede de titel zou worden van het verzameld werk, dat wist zwaal al in 2006. Wel beweerde hij toen dat dit verzameld werk pas in 2025 zou uitkomen, maar 2019 is natuurlijk ook een beter jaar, 25 jaar na het debuut fiere miniature.
Bestookt
In het nawoord adviseert zwaals redacteur Jan Kuijper de lezer om het werk vooral niet helemaal achter elkaar te lezen want “wie ertoe gedwongen wordt veertig sonates van Scarlatti achter elkaar te beluisteren, zal zijn aandacht ergens halverwege voelen verslappen.” Een eigenaardig advies! Het loont juist de moeite om in zeesnede te duiken en te zien hoe al die losse stenen inderdaad een waterkering vormen. Hoe dit wonderlijke oeuvre wel degelijk een oeuvre is.
Het woord zeesnede kwam in 2004 al voor in de bundel vers vee, en wel als laatste woord in het eerste gedicht:
diep
in
de
zon
zee
bestookt
zeesnede
Het is ook een mooi woord, en het vat zwaals oeuvre samen: een neologisme dat niet precies duidelijk is. Je moet het afleiden uit de heel schaarse context die dit gedicht biedt: een zeesnede is mogelijk iets dat bestookt wordt door de zee, in ieder geval als we ervan mogen uitgaan dat de zeven woorden van dit gedicht een grammaticale zin vormen. Je zou kunnen denken aan de rand van de zee aan de kust, of juist de rand van de zee met de lucht.
Afscheidsregels
In het werk van zwaal hebben woorden ook vaak een erotische lading, je zou kunnen zeggen dat water en erotiek door het hele oeuvre lopen, veel woorden kun je zowel met een begerig als met een waterbouwkundig oog lezen: zout bijvoorbeeld, of tong of broek. In die zin is zeesnede goed gekozen. (De website Tzum kondigde de bundel een paar maanden geleden overigens aan als Zeeschede.)
Het verzameld werk eindigt ook op het woord zeesnede. De laatste afdeling van de bundel bevat onder de titel averij grosse een gloednieuwe bundel. Het laatste gedicht daarvan bestaat uit zestien regels waarvan de laatste twee zijn:
voordat de vangboot van helder weer uitvaart
weg naar de landen van zoute belading, zeesnede
Dat lijken me waardige afscheidsregels, maar dus ook een bewijs dat de constructie van zwaals bundels misschien wel veel meer aandacht verdient dan hij zelf lijkt te beweren. Hier liggen de stenen wel degelijk op hun eigen plek.
Kommetjes
Toch kun je het werk het best beschrijven aan de hand van een enkel gedicht. Dit gedicht bijvoorbeeld, uit zouttong (2008) is een van mijn lievelingsgedichten van b. zwaal:
in kom van bergmeer
schotelen de vissen hun vrijheid op
door te ontbrekenlaag zijn zij afgedaald
in de zo zoete zee
in water dreven
lenzen
zij
In dit gedicht zie ik niet zoveel erotiek, de toon is eerder elegisch dan wellustig, maar natuurlijk wel veel water. De tekst loopt op verschillende manieren af: de regels worden gemiddeld korter, net als de strofen, op een onnadrukkelijke manier komt het trio kom-schotel-lens voorbij, als drie steeds kleinere kommetjes, en het gedicht gaat over vissen die kennelijk vanuit een bergmeer naar de zee zijn gegaan.
In eerste instantie lijkt dat nog positief: ze zijn niet te vinden in het bergmeer, maar dat is omdat ze de vrijheid hebben genomen te ontbreken. Ze zijn afgedaald naar de ‘zo zoete zee’. Bij het woord zoete raak je even in verwarring – het kan eigenlijk alleen betekenen dat de zee aantrekkelijk was, voor die vissen uit dat meer. In de laatste regels slaat het om, want vissen horen niet te drijven onder zulke feestelijke omstandigheden.
Kijkcijfers
Men kan geen bespreking van zwaals werk schrijven zonder erop te wijzen dat het te weinig lezers heeft, zoals Marc Kregting bijvoorbeeld 21 jaar geleden deed in De Gids. Het wordt ook niet beter. Voor zover ik kan nagaan is sinds het verschijnen eind februari zelfs nog geen bespreking verschenen van zeesnede.
(Ik vind alleen een eigenaardig stukje van Mario Molegraaf in PZC dat gaat over het Zeeuwse gehalte van het werk en waarin natuurlijk ook melding wordt gemaakt van het feit dat zwaal zo weinig lezers heeft.)
(Nog even terzijde: niet alleen Zeeland speelt een rol in Zwaals werk, maar allerlei andere provincies ook. In het slotgedicht waarvan ik hierboven de laatste twee regels citeerde zijn bijvoorbeeld allerlei plaatsnamen van Noord-Hollandse steden en dorpen verwerkt, zodat voordat de vangboot van helder weer uitvaart op een interessante manier dubbelzinnig is.)
Het komt misschien ook doordat b. zwaals werk, met al zijn uiterlijke aanhankelijkheid aan de avant-garde, ook een beetje een deftig man is, een heer, die zich altijd een beetje in lijkt te houden. Het blijkt bijvoorbeeld uit de bovenstaande video van de presentatie van zijn werk, samen met Anneke Brassinga (ook al een dame). Die video had vanochtend, toen ik dit online zette, overigens 3 kijkers vergaard sinds 19 april 2019.
Inhoudelijk is dat ook wel een beetje zo. Zwaal houdt zich altijd in: de erotiek is geen porno, maar altijd beschaafd. De combinatie van ‘experimenteel’ en goede smaak is kennelijk niet bevorderlijk voor de kijkcijfers of voor de verkoop van het werk. Het zijn moeilijke teksten voor fijnproevers, alleen te genieten voor wie er een stukje gefrituurde zeekraal van de Marqt bij knabbelt. Het zou voor een doorbraak waarschijnlijk ofwel iets toegankelijker moeten, ofwel iets rauwer.
Maar dat staat niet in de weg dat er mooie stenen liggen in een fraai geconstrueerde waterkering.
DirkJan zegt
Detail: “… maar 2019 is natuurlijk ook een beter jaar, 25 jaar na het debuut fiere miniature.” Dat debuut was in 1984, dus 35 jaar geleden, een minder mooi getal. Maar Ben Zwaal werd op 1 januari van dit jaar 75 jaar en dat is wel weer een mooi jubileumgetal.