Door Marc van Oostendorp
aak heb ik me afgevraagd wat het toch is met de Volkskrant: het lijkt alsof je in die krant nooit iets mag publiceren als je niet minstens een paar keer de plank volledig misslaat. Al sinds een jaar of acht houd ik op deze site een speciale tag bij voor de keren dat ik zoiets onder ogen krijg. Voor geen enkele krant is het mogelijk om zo’n systematisch overzicht van missers te maken: het is alsof men taal en taalwetenschap bij de redactie van de Volkskrant háát.
Het zoemt ook door alle katernen. Het wetenschapskatern schrijft zelden of nooit iets dat zelfs maar redelijk is over het prachtige onderzoek dat in Nederland of elders gebeurt. Boeken over taal worden vooral gerecenseerd op de vraag of ze wel streng genoeg zijn tegen taalfouten. En columnisten trekken altijd liefst zonder enige kennis van zaken van leer.
Deze week was het de beurt aan Aleid Truijens om tekeer te gaan tegen de plannen van Curriculum.nu, het grootschalige, door de overheid geïnitieerde project waarin leraren een toekomst schetsen voor het onderwijs op de basisschool en de middelbare school. Om redenen die Truijens niet nader toelicht spitst ze haar kritiek toe op het vak Nederlands, zo’n beetje het enige vak waarover nu juist geen trammelant is tussen de betrokkenen van Curriculum.nu.
Stroom
Nu valt er vast van alles te zeggen over dat curriculum. Er zijn keuzes gemaakt en daar kun je het mee oneens zijn. De betrokken leraren werden voor een vrijwel onmogelijke taak geplaatst: in een klein team in een paar jaar tijd en tussen allerlei andere bedrijven door een programma bedenken voor álle leerlingen, van groep 1 tot en met 6-vwo. In de praktijk hebben ze de bovenbouw van het middelbaar onderwijs uiteindelijk niet nader uitgewerkt, en ook anderszins zijn ze uiteindelijk niet zo concreet geworden als men zich oorspronkelijk voorstelde.
De gedachte achter de opzet was: in algemeen termen uiteenzetten wat voor leerlingen we eigenlijk willen opleveren. Wat moet iemand weten en kunnen die van school komt? Je krijgt dan noodzakelijkerwijs heel algemene en tamelijk hooggestemde idealen, zoals dat zo iemand moet kunnen omgaan met de grote stroom informatie die de hele dag over de moderne Nederlander wordt uitgestort, dat zo iemand voldoende zelfvertrouwen moet hebben om zich goed in de standaardtaal te kunnen uitdrukken, enzovoort.
Abstracte idealen
Ook over deze precieze keuzes valt natuurlijk van alles te zeggen. Je kunt bijvoorbeeld betreuren dat in het geval van Nederlands deze idealen allemaal in termen van vaardigheden zijn geformuleerd – wat moet iemand kunnen – en minder in termen van kennis – wat moet iemand weten. Mij lijkt dat je om het soort dingen te kunnen die Curriculum.nu van je vraagt uiteindelijk ook een heleboel moet weten en ik zie dat probleem niet zo, maar je kunt daar dus anders over denken. Hoe dan ook is de tekst nog zo algemeen, dat je nauwelijks conclusies uit de huidige teksten kunt trekken over wat er nu op de eerste maandagochtend in 2 havo moet worden gegeven. De bedoeling is dat de feitelijke inhoud van het vak in een later stadium en door een ander gremium wordt vastgesteld.
Dat is misschien een beetje omslachtig, maar zoals de leraar Jeroen Steenbakkers schreef (in, jawel, de Volkskrant, het kán dus wel!) kun je deze manier van werken ook waarderen. Je laat eerst leraren wat afstand nemen om in algemene termen te definiëren wat we eigenlijk in algemene zin willen bereiken met ons onderwijs. Vervolgens laat je door dezelfde of andere leraren, door vakdidactici en door andere deskundigen die abstracte idealen vertalen in kerndoelen en concrete lesprogramma’s.
Onbegrip
Aleid Truijens heeft van dit alles geen kennis genomen. Het gevolg is dat haar column een strijd is tegen stropoppen. Zo vergelijkt ze de huidige kerndoelen met curriculum.nu en concludeert dat er in dat laatste van alles niet gespecificeerd wordt:
Kinderen moeten ‘Standaardnederlands’ beheersen, staat er – jawel. Hoe dat wonder tot stand komt, lees ik dan weer niet.
Het is alsof iemand alleen een ontwerp van de Grondwet leest en dan zegt: ‘Er mag niet gediscrimineerd worden – jawel. Hoe dat wonder tot stand komt, lees ik dan weer niet.’
Wat moet je daarmee? Wat moet je met zo’n aanval op iets dat alleen gebaseerd is op onbegrip?
Misplaatst
Omdat het stuk in de Volkskrant moest, lardeert Truijens haar stuk bovendien met allerlei feitelijke onzin. Zo beweert ze plompverloren dat ’30 procent’ van de leerlingen de basisschool verlaat als ondermaatse lezer, zonder te melden waar dat cijfer vandaan komt of volgens welke maat men dan zo ondermaats is. En schrijft ze:
Was er in de oude kerndoelen op de basisschool sprake van regels voor spelling en interpunctie, in de nieuwe voorstellen zijn beide (samen met ‘layout’) weggemoffeld onder ‘effectief communiceren’. Het zijn cosmetische details geworden.
Dat ‘wegmoffelen’ is dus een misverstand: het gaat in de teksten van curriculum.nu nog niet om zulke concrete dingen en dat spelling en interpunctie in de tekst worden genoemd is een teken dat men deze zaken belangrijk genoeg vindt om als voorbeeld te geven – samen met layout (dat is inderdaad een beetje misplaatst, dat vind ik ook). De suggestie dat het bij het taalonderwijs alleen nog maar om zoiets vaags als ‘effectief communiceren’ zou gaan, is dus volkomen misplaatst.
Kern
Maar dan komt de uitsmijter: spelling en interpunctie zijn ‘cosmetische details geworden’. Terwijl dat natuurlijk precies is wat spelling en interpunctie zijn als het om taal gaat: cosmetica. Je moet optreden en vervolgens kies je er wel of niet voor om mascara op te doen. Je schrijft een brief en vervolgens kies je er wel of niet voor deze in de ‘correcte’ spelling van het Groene Boekje te formuleren. Spelling is het buitenste laagje van de buitenste schil van de taal, je kunt best beargumenteren dat kinderen die ‘correcte’ spelling moeten leren (al is het maar omdat in de wet staat dat ze deze moeten kunnen gebruiken), maar als je denkt dat dit nu de kern is van waar het in het taalonderwijs om gaat, begrijp je, ben ik bang, niet wat taal is. En wat we de kinderen allemaal nog meer moeten leren, behalve op het juiste moment mascara opsmeren.
En ben je dus bij uitstek geschikt om in de Volkskrant over het onderwerp te schrijven.
Gert Rijlaarsdam zegt
De spijker op de kop, bravo.
Helge Bonset zegt
En als je een ingezonden brief schrijft aan de Volkskrant, zoals ik deed over het uit de lucht gegrepen getal van 30% ondermaatse lezers, wordt die brief niet geplaatst maar doorgestuurd aan….Aleid Truijens. Met de mededeling dat “uw mening op prijs wordt gesteld”.
Het is goed dat wij het hier nu eens helemaal over eens zijn, en ik sluit me graag aan bij Gert: bravo.
DirkJan zegt
De Volkskrant laat zich erop voorstaan dat het alle meningen brengt, hoe extreem of kolderiek die soms zijn. Ze zijn weinig kritisch daarin en ik noem het ook wel een gebrek aan ruggengraat om geen artikelen af te wijzen die aanwijsbare apekool of ‘false balanced’ zijn. Je kan als wetenschapper dan juist de neiging hebben om te reageren, dat is wat de Volkskrant graag uitlokt, maar je kan zo’n krant hierdoor ook juist boycotten met ingezonden stukken, maar dat doet niemand, want daar zijn ze dan toch net weer een tikkeltje te ijdel voor.
Marc van Oostendorp zegt
Ik lees de Volkskrant nauwelijks, maar het gaat me eigenlijk niet om vreemde of kolderieke meningen. Het spectrum aan meningen over taal in die krant is sowieso beperkt: het zijn allemaal variaties op ‘onze taal gaat naar de haaien en de taalkundigen doen er niks aan’. Waar het meer om gaat is de totale minachting voor alles wat met feiten te maken heeft, zoals in dit geval het willekeurig noemen van ’30 procent’ als een getal van ‘ondermaatse’ leerlingen.
Joseph van der Steen zegt
De samenhang in hetgeen de heer Van Oostendorp schrijft, ontgaat me. In zijn allereerste alinea bekent hij voor artikelen in de Volkskrant waarin volgens hem de plank wordt misgeslagen een speciale tag bij te houden. Niet gewoon mis, maar zelfs volledig mis. En in zijn reactie hierboven beweert hij genoemde krant nauwelijks te lezen. Eerlijk gezegd kan ik de coherentie in beide mededelingen niet vinden. Overigens, om in reactie op zijn eerste bijdrage niet met het afgezaagde ‘In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister’ te komen, vergt nogal wat beheersing. Een onweerlegbaar punt scoren heeft meestal minder woorden nodig. Denk daarbij deze keer eens niet aan dat citaat van Goethe, maar aan Einstein. E=mc2. Dat is nog steeds een waarheid als een koe.
Marc van Oostendorp zegt
De ;’samenhang’ is gemakkelijk te vinden: als ik iedere dag de Volkskrant zou lezen, zou ik misschien alleen nog over missers in uw krant kunnen schrijven, en dat is het mij niet waard.
Als ik alles wat er te weten valt over Curriculum.nu in een handzame formule kon vatten, zou ik dat natuurlijk ook doen. Maar de materie is duidelijk te ingewikkeld voor columnisten in uw krant en verdient daarom een uitgebreidere toelichting.
Joseph zegt
U bent er voor een wetenschapper buitengewoon onwetenschappelijk bedreven in om aannames als feiten te presenteren. Columnisten in ‘mijn’ krant? Allemaal? Is een abonnee mede-eigenaar van het medium waarop hij of zij een abonnement heeft?
Peter De Reijke zegt
Meer dan 45 jaar ben ik nu al docent (ook na mijn pensioen, ben nu bijna 70); voornamelijk in het hoger onderwijs. Ik heb hele generaties studenten zien passeren die zelfs in het afstudeerstadium “geen hout” van de Nederlandse taal snapten en snappen: spelling, interpunctie inderdaad, maar ook (de rest van de) grammatica, stijl, intonatie, de manier waarop je teksten kunt structureren. Ik concludeer: professioneel taalgebruik kun je alleen maar in het hoger onderwijs leren maar daar komt bijna niets meer van terecht (wegbezuinigd of andere prioriteiten); de basis daaronder echter hoort al beheerst te worden aan het eind van havo en vwo, en ook daar deugt verschrikkelijk weinig van. Ook het doorkrijgen van de essentie van op professioneel niveau geschreven teksten (bijv. veel opiniërende bijdragen in de Volkskrant) is grote groepen studenten en eind-havo- en -vwo-leerlingen te machtig. Het kan niet anders of dat komt doordat het onderwijs in het vak Nederlands niet effectief is. Mij kan het niet schelen of je spelling en interpunctie nu cosmetica (dus opsmuk) noemt of dat je ze, naast andere taaldimensies, essentieel vindt (ik vind ze zeker geen opsmuk) – de output van het onderwijs Nederlands is, grof gegeneraliseerd, hartstikke ROT. Wanneer beginnen neerlandici dat eens te beseffen ?
Casper de Weerd zegt
Lees eerst eens Rapport De Staat van het Onderwijs 2018 Onderwijsverslag over 2016/2017
en roep dan nog een keer dat die 30% uit de lucht is gegrepen
Helge Bonset zegt
Dat heb ik gedaan, Casper. Daaruit blijkt dat slechts 2,1% van de leerlingen einde basisschool onder niveau 1F presteert (‘ondermaats’ dus), 32,5% op niveau 1F (wat gehaald moet worden) en 65,4% op niveau 2F (wat pas gehaald hoeft te worden aan het eind van het vmbo of 3 mbo). 65% van de leerlingen eind basisschool presteert dus heel goed, dat had de boodschap van Truijens moeten zijn. Misschien moet je het bewuste inspectierapport zelf nog eens (goed) lezen.
Peter De Reijke zegt
Het klopt dat het niveau eind groep 8 van de basisschool nog relatief goed is. Maar de puinhoop ontstaat daarna, in het voortgezet onderwijs. Met 18 jaar spellen, schrijven en lezen Nederlanders slechter dan met 12 jaar. Krijg je ze nog later in het hoger onderwijs en herinner je ze aan elementaire zaken als de regels van de werkwoordspelling, dan zeggen ze: “Nu je het zegt: ooit heb ik dat wel gehad, maar wel erg lang geleden”, waarmee ze bedoelen: op de basisschool. Wat daarna van het vak Nederlands is blijven hangen is niet veel meer. De niveauproblematiek speelt dus meer in het voortgezet onderwijs dan in het basisonderwijs.
Evelyne zegt
Spelling is als mascara. Wilt u daarmee zeggen dat eenieder die optreden gaat, mascara dragen moet? Ik leg mijn studenten graag uit dat een revisieronde voor het inleveren noodzakelijk is, maar weerhoud me ervan iets te zeggen over hun make-uprituelen.
Peter De Reijke zegt
Het leikt mei egt niet verstandich om ut belang fan spelling te baggettellizere. Of je dat nou leuk vint of nie, op hoogeropgeleidde nivoos meeten ze je qualitijten meede af aan je taal, en dat is niet alleen speling maar ’t hoordt er wel bei. Spel je rot, dan zien ze je als dom, en je word niemeer serieuss genomme. Ken je noch sulke goeie ideeeeën hebbn, en folhouwe datut om deinhout ghaat enniet omde verpaking, maar je staatuss als Onben nul is chefestigt. Ende ferhaaal dus, dan. Khad ooit een studewnt die in zijnaffstuddeeerskripsie fan 40 p[ags sirrka 600 taalvouten had gemaak, waaarvan fele honderde spelvauten. Hoe sie je zoo’n iemandt funksioneere inde beroeepspraqtijck ?
Dus stop met “spelling als make-ub”, ut is ééén geheeel met alllle andere diemensiens van het taal;gebruick.
Je heb trouwns ook domooren die het teegenofergestelden denke: goeden taal is alleeen maar spellling en niks meeer. Dat is ook kwatsj. Op mein insttituuut fonden se het al goeed als een studdent niet meeer als fijf speelfoute per paaagina maakte. Danhattie foldaaan aan het scriteria “korrec taaalgebruik”. Goejedach.
Lucas zegt
Ik wil dat mijn studenten zodanig schrijven dat ik hun tekst zonder moeite kan begrijpen.
We hebben spellingsconventies die dat mogelijk maken, dus wil ik dat ze gebruik maken van die conventies.
Maar als een student in die conventies hier en daar en fout maakt, al is het op elke pagina, dan is dat niet per se storend. Ik zal ze erop wijzen, maar ik ga er geen punten voor aftrekken als het even kan.
Je houden aan conventies toont op zijn best dat ze aandacht besteden aan de tekst, omdat ze rekening houden met de lezer. Maar hetzelfde geldt voor de inhoud: die moet ook helder zijn voor de lezer. Rare argumentatiesprongen zijn veel vervelender.
Ik diende laatst een projectvoorstel in bij de National Institute for Health Research, en ik zag later een hele rare fout in de tekst. Maar de PI in mijn huidige projec (een Britse senior onderzoeker aan Oxford) zei dat dat volstrekt niet boeide. In haar projectvoorstellen en die van haar baas (een Britse hoogleraar aan Oxford) staan ook allerlei kleine slordigheden, en die voorstellen zijn gehonoreerd.
Ik zou niet gaan beweren dat hier het lezen lijdt onder fouten in de spelconventies. Die spellingsconventies zijn niet de kern van taal en de boodschap.
Hans zegt
Het punt dat Marc van Oostendorp is mij duidelijk en ik vind ook dat hij dat punt máákt. Toch – ik wil het niet opblazen, misschien is dit waar het naar toe gaat en zal ik daar aan moeten wennen – heb ik moeite als ik dit lees (zie de onderstaande link).
Ik neem aan geschreven door een redacteur die werkzaam is voor een nationaal instituut voor nieuwsvoorziening. Eén voorbeeld mag niet als generiek bewijs gelden. Evengoed kán deze tekst een gevolg zijn van een vernieuwde kijk op het vak Nederlands (iets waar ik overigens heel erg voor ben). Als dit de toekomst is, ook in de journalistiek, vind ik dat prima maar laten we dat dan ook duidelijk uitspreken. Voor de goede orde: het gaat niet om de gewezen politicus maar om de stijl en spelling van de tekst over hem.
https://www.nporadio1.nl/politiek/17041-hoe-emiel-eurlings-de-kroonprins-van-het-cda-viel