Iedere dag luisteren tienduizenden mensen naar die zin, maar ineens kwam er een vraag over binnen. ” De volgende metro is lijn 52 en vertrekt over 2 minuten.” Kan dat eigenlijk wel? De vragensteller suggereerde dat het er misschien mee te maken had dat een naamwoordelijk en een werkwoordelijk gezegde worden samengetrokken, of een zin die een eeuwigdurende toestand aanduidt (lijn 52 zijn) en iets tijdelijks (over twee minuten vertrekken).
Inderdaad klinkt de zin vreemd. Toch lijkt er weinig mis mee. Je kunt twee zinnen samentrekken als het samengetrokken zinsdeel hetzelfde is. Dat lijkt hier het geval.
- De volgende metro is lijn 52 en de volgende metro vertrekt over 2 minuten.
In zulke gevallen schakelen we een deskundige in, en niemand in het Nederlandsetaalgebied is deskundiger over samentrekkingen dan Jeroen van Craenenbroeck van de KU Leuven. Jeroen schreef meteen terug:
Intrigerende zin inderdaad. Ik denk niet dat het ligt aan de coördinatie van naam- en werkwoordelijk gezegde, gezien zinnen als:
– Hij was in de war en liep snel weg.
en ook niet van toestand en handeling:
– Hij haat vreemde talen en loopt altijd weg wanneer iemand Engels spreekt.
Ik denk dat het ligt aan het feit dat in de eerste zin “de volgende metro” eerder een predicaat dan een onderwerp is, m.a.w. daar heeft predicaatsinversie plaatsgevonden, en het vreemde gevoel dat je krijgt is een Tante Betje-effect. Dat zou voorspellen dat deze versie beter klinkt:
– Metro 52 is de volgende metro en vertrekt over 2 minuten.
En naar mijn taalgevoel is dat ook het geval. Wat denk jij?
Dat klinkt heel plausibel en inderdaad vind ik de laatste zin die Jeroen geeft veel beter klinken dan die het Gemeentelijk Vervoervbedrijf (GVB) iedere dag over nietsvermoedende passagiers uitstrooit. Wel blijft dan de vraag waarom je in ‘de volgende metro is lijn 52’ geneigd zou zijn om ‘lijn 52’ als het onderwerp te zien en ‘de volgende metro als het predicaat’. Je kunt natuurlijk best vragen ‘wat is de volgende metro’, en dan die zin als antwoord geven. In die context is de GVB-zin ook wel acceptabeler, denk ik, en misschien is dat wat de anonieme auteur van die zin dan ook bedoelt.
Gert-Jan Masurel zegt
Fascinerende zin, die inderdaad lijkt te schuren. Als je het omdraait lijkt dit veel minder het geval: de volgende metro vertrekt over twee minuten en is lijn 52. Helemaal een verbetering lijkt het me om het kort en krachtig te houden: Lijn 52 vertrekt over 2 minuten. Dat dit de volgende metro betreft, spreekt immers voor zich.
Wouter van der Land zegt
Het pseudo-tante-betjegevoel komt denk ik door het getal 2.
2 en vijftig
2 minuten
die combinatie voelt raar
Bij lijn 53 en 2 minuten is het weg
Marc van Oostendorp zegt
Nee, ik geloof dat niet, dat het dan weg is.
Wouter van der Land zegt
Dan heeft het er denk ik mee te maken dat ‘lijn 52’ een naam is en geen eigenschap. Bij een quiz klinkt het volgende ook gek:
Onze volgende kandidaat is Karel en een straaljagerpiloot.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, maar dat kun je op zijn beurt weer reduceren tot de verklaring van Van Craenenbroeck. Ook in dit voorbeeld is het logisch om te zeggen dat Karel het onderwerp van de eerste zin is, en ‘onze volgende kandidaat’ het predicaat. Met ‘Karel is onze volgende kandidaat en een straaljagerpiloot’ vervalt het effect weer.
Wouter van der Land zegt
Maar het rare effect zit ook in zinnen als:
(1) Ik ben Harm en hou van disco.
(2) Dit gerecht is tiramisu en een caloriebom
Het rare zit lijkt mij toch in het aspect van de naamintroductie. Ook ‘Ik HEET Harm en hou van disco’ is een beetje raar, je hoort liever ‘Ik heet Harm en IK hou van disco’.
Kees van Hage zegt
Ook intrigerend is de sterke klemtoon: “De volgende métro is lijn 52”. Alsof er ook andere voertuigen dan metro’s vertrekken.
En dan heb ik het nog niet over andere eigenaardigheden van de omroeper, zoals “Céntraal Station”.
En over de onverstaanbaarheid van de omroepers in de stations en in de metro’s. Of soms de orkaankracht van de omroepinstallatie in een metro.
En over de klassieke muziek in de stations. Ze draaien de teerste composities, waarvan je alleen wat flarden hoge tonen hoort.
Tom Dicke zegt
Volgens mij heeft het te maken met dat bijvoeglijk naamwoord. Als je het weglaat (De metro is lijn 52 en vertrekt over 2 minuten) vind ik het prima klinken. Vervang je het door een ander b.n. (De mooie metro is lijn 52 en vertrekt over 2 minuten) dan vind ik het weer vreemd. En naar analogie hiervan: De blonde man is Leen Jansen en loopt over straat. Vind ik ook gek.
Kees van Hage zegt
Mag ik er nog iets aan toevoegen over het Engels bij het GVB, al is dit de website Neerlandistiek?
Ik zal het niet hebben over de pont, die bij het GVB “ferry” heet. Maar over de omroeper. Bij iedere halte zegt hij: “Please don’t forget to check out”, met een smekende uithaal op “Please”, alsof hij wil zeggen: “Vergeet dat alsjeblieft niet, anders word ik gevierendeeld door de gemeente!”
Henk Vogel zegt
Om dan nog niet te spreken over de intens zeurende en lelijk uitgesproken zin ‘Please maint de gep betwien de treen ent plétform’..
Rob Duijf zegt
‘De volgende metro is lijn 52 en vertrekt over 2 minuten.’ Wanneer je het aanwijzend voornaamwoord ‘deze’ toevoegt is het Tante-Betje-gevoel ook weg: ‘De volgende metro is lijn 52 en deze vertrekt over 2 minuten.’
Drabkikker zegt
Behalve de (m.i. aannemelijke) subject-predicaat-verklaring speelt er voor mijn gevoel ook mee dat “is” en “vertrekt” door deze formulering op gelijke voet lijken te worden gesteld, waardoor “is” als een hoofdwerkwoord aanvoelt in plaats van als koppel-. Zeg maar alsof er wordt geïmpliceerd “De volgende metro loopt lijn 52 te wezen”.
Henk Wolf zegt
Als je de zelfstandignaamwoordgroepen door voornaamwoorden vervangt, moet je in het eerste geval ‘dat’ gebruiken en in het tweede ‘hij’:
Dat is lijn 52.
*Hij is lijn 52.
Hij vertrekt over twee minuten.
*Dat vertrekt over twee minuten.
Zulke samentrekkingen willen niet:
Dat is Piet. Piet is 46.
*Dat is Piet en 46.
Die zinnen met ‘dat’ doen sowieso raar: de persoonsvorm congrueert met het naamwoordelijk deel van het gezegde in plaats van het onderwerp:
Dat zijn de lijnen 52 en 53.
*Dat is de lijnen 52 en 53.
Als metro’s in duo’s zouden vertrekken, dan zou je kunnen zeggen:
Het volgende duo zijn de lijnen 52 en 53.
Lijnen 52 en 53 vertrekken over twee minuten.
Dat kun je ook niet samentrekken:
*Het volgende duo zijn de lijnen 52 en 53 en vertrekken/vertrekt over twee minuten.
Vervang je de eerst zin door een zin waarin je het voornaamwoord ‘hij’ kunt gebruiken, dan is voor mij samentrekking wel mogelijk:
De volgende metro draagt het opschrift ’52’ en vertrekt over twee minuten.
Hij draagt het opschrift ’52’ en vertrekt over twee minuten.
De ‘dat’-achtige naamwoordgroepen en voornaamwoorden zijn identificerend (‘de onbekende metro die als volgende komt’), terwijl de ‘hij’-achtigen een specifieke referent hebben. Ik kan me voorstellen dat dat semantische verschil samentrekking in de weg zit.
Albert Oosterhof zegt
Heeft het niet vooral te maken met het volgende. In eerste deelzin wordt er een soort identiteitsrelatie gelegd tussen “de volgende metro” en “lijn 52”. Die relatie leidt echter tot een probleem, want dat ene voertuig is niet identiek aan die lijn. Het is eerder zo dat die metro die het station in komt rijden een manifestatie is van lijn 52. Vergelijk het met een zin als de volgende: “Zie je daar die leeuw staan, wist je dat die bedreigd is?” Ook dan is die ene leeuw niet bedreigd, maar representeert die leeuw de soort die als geheel bedreigd is.
In die eerste deelzin is een bepaald type genericiteit in het spel. Lijkt het niet wat op een “representative object reading”? In de tweede deelzin echter wordt een concrete uitspraak gedaan over het vertrek van de metro in het hier en nu. Het geheel lijkt wat op een zin als de volgende: De leeuw is een katachtige en staat hier voor mijn ogen te brullen. Op zich zullen heel wat sprekers zo’n zin accepteren, maar er is ook een groep voor hij wringt.
Peter-Arno Coppen zegt
In aanvulling op wat Henk Wolf opmerkt: Ik vind de zin ‘De volgende metro is lijn 52 en vertrekt over 2 minuten’ ongeveer even gek als ‘De volgende metro, die is lijn 52’. Het kan eigenlijk alleen zijn ‘De volgende lijn, dat is lijn 52’. Dat zou een punt kunnen zijn voor de analyse van Van Craenenbroeck (naar een predicaat verwijs je met ‘dat’), maar in de bekende discussie over ‘Dat zijn kooplieden’ wordt een verschil gemaakt tussen ‘Die mensen daar, dat zijn kooplieden’ en ‘Geraffineerd, dat zijn kooplieden’. Vanwege het semantische contrast wordt in het eerste geval toch ‘dat’ het onderwerp genoemd. IK weet niet of dat nou echt overtuigend is, maar als ‘dat’ het predicaat is verwacht je ook dat er vooropplaatsing in de intonatie gemarkeerd is, maar dat is niet het geval.
Ik denk toch dat het met de semantiek van het onderwerp te maken heeft. De voorbeelden die Van Craenenbroeck geeft overtuigen wel, maar er zijn ook overtuigende tegenvoorbeelden:
– Hij was in de war en liep snel weg.
– ? Hij was vijf jaar oud en liep snel weg.
– Hij haat vreemde talen en loopt altijd weg wanneer iemand Engels spreekt
– ? Hij is intelligent en spreekt bij voorkeur Engels
– *? De dinosaurus is uitgestorven en liep miljoenen jaren geleden op de aarde rond.
In de laatste zin is er ook een typeverschil: het onderwerp van uitgestorven is een diersoort, terwijl het rondlopen alleen door de exemplaren van de soort kan worden gedaan. Die samentrekking is echt wel slecht, en je kunt niet meer zeggen dat ‘de dinosaurus’ het predicaat is.
De voorbeelden worden ook beter als er een soort oorzakelijke relatie is tussen de twee predicaten Hij liep snel weg is oorzakelijk gerelateerd aan zijn in de war zijn, en ook het weglopen wanneer iemand Engels spreekt komt doordat hij vreemde talen haat. In de gewraakte zin is elk logisch verband tussen het nummer van de volgende metro en het vertrek over twee minuten ver te zoeken.
Ik zou niet zeggen dat in ‘De volgende metro is lijn 52’ het zinsdeel ‘De volgende metro’ het onderwerp is. Daar zijn mijns inziens de volgende argumenten voor (de eerste twee lijken me al doorslaggevend, trouwens):
1. In de bijzinsvariant krijg je ‘Er staat dat de volgende metro lijn 52 is’. Ik zie niet hoe je hier een analyse kunt hebben dat ‘de volgende metro’ het predicaat is, want dan zou je een of andere rare omwisseling van subject en predicaat moeten hebben (*’Er staat dat te laat lijn 52 is’).
2. In de variant ‘Ik dacht dat de volgende metro lijn 53 was, maar ’t is lijn 52′ is in de tweede deelzin het eerste zinsdeel onbeklemtoond. Een vooropgeplaatst predicaat kan helemaal niet onbeklemtoond zijn, dat kan alleen bij het onderwerp. Dus is ‘lijn 52′ daar het predicaat. Waarom zou dat dan niet zo zijn in de eerste deelzin?
3. Er is in de intonatie niets dat erop wijst dat er iets vooropgeplaatst is. De zin heeft de intonatie van een basisvolgorde. Een onverdacht predicaat (’te laat’) geeft een gekke zin: ‘Te laat is lijn 52’. Dan moet je toch echt al een stevige nadruk op het predicaat leggen.
4. Een betere samentrekking zou zijn ‘De volgende metro is lijn 52 en de eerste in de richting Bilthoven’. Semantisch wordt ‘de volgende metro’ dan op twee manieren geïdentificeerd: het nummer is 52, en het is de eerste richting Bilthoven.
5. In de variant ‘De volgende metro is naar het zich nu laat aanzien lijn 52’ lijkt het me niet goed mogelijk om ‘lijn 52’ als het onderwerp te zien. De modale afzwakking past beter bij een predicaat dan bij een onderwerp.
Ivo Ridder zegt
Volgens mij wringt er óók iets in “Metro 52 is de volgende metro en vertrekt over 2 minuten”.
Onlangs had ik hetzelfde met een standaardzin in vacatures die wij plaatsen. Daar staat nu “X is een van de belangrijkste partijen in Nederland en zorgt voor vernieuwing in de Z” – volgens mij een identiek geval. De mensen van de Taaladviesdienst legden mij uit dat dit krassen-op-het-schoolbord-gevoel veroorzaakt werd doordat de eerste zin (het deel voor ‘en’) een algemene aanduiding is van wat X is en het deel na ‘en’ veel specifieker is. Omdat de mededelingen te ongelijksoortig zijn voelt de samentrekking van het onderwerp dan niet goed.
Zelf dacht ik eerder aan een verschil tussen hetzelfde onderwerp dat eerst met een naamwoordelijk gezegde wordt gecombineerd en daarna met een werkwoordelijk gezegde – zou dat ook kunnen?
Peter-Arno Coppen zegt
In het artikel spreekt Van Craenenbroeck dit tegen met het voorbeeld ‘hij was in de war en liep snel weg’.
Gert de Jager zegt
Peter Arno: zie je dan de semantische condities als de primaire condities en al die andere condities uit de schoolboeken als een afgeleide daarvan? Of als secundair? Een semantische focus perkt de mogelijkheden in voor wat daarna komt? Gezien het feit dat er bij een samentrekking altijd twee mededelingen gedaan worden, zouden perceptuele of semantische principes ook niet zo gek zijn.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik denk dat het altijd een afweging is. In normale gevallen is het congruentiecriterium vaak doorslaggevend, maar juist bij die naamwoordelijke gezegdes met predikaatsnomina is daar iets mee (wij zijn dokter, dat zijn dokters). Welke criteria heb je in dit geval? Is er een verschil tussen ‘Jan is de dader’ en ‘De dader is Jan’, en is dat een verschil in ontleding? Ik denk het wel, maat behalve volgorde heb je dan alleen semantische criteria.
DirkJan zegt
Ik heb er geen verstand van en zie oppervlakkig niets bijzonders aan de zin, maar wat ik mogelijk zie wringen komt door het woordje en. En veronderstelt een opsomming,
1. De sterkste jongen eet patat.
2. De sterkste jongen is Piet eet patat.
3. De sterkste jongen is Piet en eet patat.
4. De sterkste jongen is kaal en eet patat.
De metro-zin is gelijk aan zin drie. Misschien is het wat gek dat in zin drie jongen en Piet synoniem zijn (metro en Lijn 52), terwijl in zin vier de kaalheid een uitbreiding (predicaat?) is. Daar is en wel goed op zijn plaats. Wringt daar nog iets tussen?
Peter-Arno Coppen zegt
Zin 2 is ongrammaticaal toch? Ik denk dat het feit dat zin 3 identificatie van de sterkste jongen is en zin 4 de toekenning van een eigenschap het cruciale verschil is.
DirkJan zegt
Het gaat om een mogelijk verschil tussen zin 3 en 4. Als je zegt, De volgende metro is nieuw en vertrekt over 2 minuten, wringt dat dan niet, of maakt dat verschil met de oorspronkelijk zin met is lijn 52? Kenmerk versus synoniem.
Harry Reintjes zegt
voor mij zit het “probleem” in het feit dat een/de (ondergrondse) trein, of een/het treinstel, een/de metro wordt genoemd. gewoon: lijn 53 komt over enkele ogenblikken binnen (evt. op spoor …) en vertrekt over 2 minuten.
Peter-Arno Coppen zegt
Een ander argument tegen de analyse van Van Craenenbroeck is de volgende observatie:
– *? Jan was de dader en liep snel weg
– *? De dader was Jan en liep snel weg
Naar mijn idee is er geen verschil: de zinnen zijn allebei slecht. Achteraf vind ik de “betere” zin uit het artikel (‘Lijn 52 is de volgende metro en vertrekt over 2 minuten’) toch ook nog behoorlijk gemarkeerd. Wellicht kan ‘de volgende metro’ net iets meer als een kwalificatie dan als een identificatie worden gelezen, waardoor je iets van een oorzakelijkheid tussen het zijn van de volgende metro en een snel vertrek kunt aannemen.
Hans Niemeijer zegt
Als het hier om een station gaat waar alleen lijn 52 stopt lijkt mij ‘de volgende metro vertrekt over twee minuten” voldoende. Het GVB is niet erg taalgevoelig, zo las ik onlangs nog dat een omleiding niet ‘geld”.
C.J.W. Zwart zegt
Volgens mij heeft Jeroen gelijk, maar is er een kleine aanvulling nodig die verwijst naar de verdeling van informatie (focus/topic). Ik denk dat de normale zin zonder ellipsis is: De volgende metro is lijn 52 en die vertrekt over 2 minuten. Daarbij verwijst ‘die’ naar ‘lijn 52’, en niet naar ‘de volgende metro’. ‘Die’ heeft de eigenschap dat het de woordgroep die focus was in de eerste zin tot topic in de tweede zin maakt, en dat is de normale progressie. Het elliptisch subject heeft die eigenschap niet en dus wordt je in het voorbeeld van Marc gedwongen het subject van de tweede zin op te vatten als het topic van de eerste zin (‘de volgende metro’). Dat is waar het schuurt. Op zich is de sequens niet ongrammaticaal, maar wel als je het elliptisch subject wilt opvatten als ‘lijn 52’, wat denk ik de normale gang van zaken is.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik zie niet in waarom je ‘die’ zonodig niet wil laten verwijzen naar ‘de volgende metro’. Uiteraard wordt de entiteit ‘de volgende metro’ nader geïdentificeerd als ‘lijn 52’ maar het blijft eveneens de volgende metro. De stelling dat ‘de volgende metro’ het predicaat is wordt bestreden door de argumenten die ik hierboven geef en waarvan er enkele zeer serieus zijn (bijzinsvolgorde en klemtoon).
C.J.W. Zwart zegt
Als er sprake is van subject-predikaatsinversie in ‘De volgende metro is lijn 52’, dan is dat nog altijd een heel andere inversie dan bij topicalisatie, nl. raising naar subjectspositie en niet over de subjectspositie heen. Ik ben het dan ook met je eens dat ‘De volgende metro’ subject is, maar het is typisch voor deze predikatieve constructie dat er een nieuw element geïntroduceerd wordt (‘lijn 52’) dat in het centrum van de belangstelling geplaatst wordt, en wat in de vervolgzin daarom als topic fungeert.
Peter-Arno Coppen zegt
Dat ben ik dan op mijn beurt graag met je eens, maar dat topicverhaal verklaart dan weer niet waarom een zin als ‘De dinosaurus is uitgestorven en liep miljoenen jaren geleden op de aarde rond’ slecht is. Ook lijkt mij de zin ‘Jan was de dader en liep snel weg’ even slecht (of gemarkeerd) als ‘De dader was Jan en liep snel weg’, en daar heb je wel identificatie maar geen nieuw topic lijkt me.
Rob Duijf zegt
‘De dinosaurus is uitgestorven en liep miljoenen jaren geleden op de aarde rond’ is een slechte zin.
‘De dinosaurus is uitgestorven maar liep miljoenen jaren geleden op de aarde rond’ lijkt een betere zin.
Wat echter ontbreekt is een voornaamwoord in het tweede deel:
‘De dinosaurus is uitgestorven maar hij liep miljoenen jaren geleden op de aarde rond’ is wel een goede zin.
Peter-Arno Coppen zegt
Dat het ontbrekende voornaamwoord cruciaal is was juist het hele begin van de discussie: dat maakt het samentrekking, en van daaruit ontstaat die behoefte aan gelijke functie van zinsdelen.
Ik ben het overigens met je eens dat de zin met ‘maar’ beter wordt. Dat sluit weer aan bij mijn eerste opmerking in deze discussie dat de zin beter wordt bij een logisch verband. Ik had het over oorzakelijkheid, maar in jouw voorbeeld (ik denk door dat ‘maar’) is het eerder de tegenstelling met oorzakelijkheid.
C.J.W. Zwart zegt
Ik deel die oordelen niet hoor PA. ‘Jan was de dader en liep snel weg’ is inderdaad een beetje vreemd, maar daarom nog niet ongrammaticaal zoals ‘De dader was Jan en liep snel weg’. De test is om te kijken of het voorbeeld verbeterd kan worden (bijv. ‘Jan was een loser en liep snel weg’). Samentrekking is zoals alle coördinatie erg gevoelig voor cohesie (zie bijv. het werk van Kehler) dus het is zaak de testzinnen zoveel mogelijk op te poetsen voor je zeker bent van je oordeel.
Peter-Arno Coppen zegt
Natuurlijk is ‘Jan was een loser en liep snel weg’ een betere variant, dat volgt precies uit wat ik veronderstel: het verschil tussen ‘Jan was de dader’ en ‘Jan was een loser’ is nou juist dat ‘een loser zijn’ het uitspreken van een eigenschap is over het subject, terwijl ‘Jan is de dader’ in zijn meest waarschijnlijke lezing als identificatie gelezen wordt: De ene persoon genaamd Jan wordt geïdentificeerd als de ene persoon die de dader is. Bij ‘Jan is een loser’ heb je meer de verzamelingstheoretische uitspraak dat Jan behoort tot de verzameling van ‘losers’
Indicatief voor dit verschil is de mogelijkheid tot het toevoegen van graadbepalingen. Probleemloos is ‘Jan is zo’n loser, dat…’ maar moeilijk is ‘Jan is zo de dader, dat…’
Ik wil wel een eindje met je meegaan in het taalgevoel dat ‘Jan was de dader en liep snel weg’ iets beter is dan ‘De dader was Jan en liep snel weg’, maar dat schrijf ik dan toe aan het feit dat ‘de dader’ als gewone NP die identificatielezing net iets minder oproept dan de eigennaam Jan.
Harry Reintjes zegt
als “jan was ziek en ging snel naar de dokter” een analoge zin is (en vlgs. mij is dat het geval) is er toch niks mis met beide zinnen. natuurlijk wel bij inversie (de nmw. delen voorop: de dader (vooropgesteld dat jan onderwerp is en blijft) en ziek). hoewel ik ook hier 2 topics zie, maar wel 2 die oorzaak en gevolg aanduiden, hetgeen dus bij “metro” niet het geval is..
Peter-Arno Coppen zegt
De zinnen zijn analoog in ontleding maar niet in de semantiek. Althans, dat is mijn analyse. Het betekenisverschil verklaart het verschil in oordeel. Je hebt echter niet, zoals jij veronderstelt, twee topics: in beide deelzinnen is het topic ‘Jan’. Jan-Wouter Zwart veronderstelde dat je in ‘De volgende metro is lijn 52’ een verandering van topic krijgt, omdat het eerst ‘de volgende metro’ is en daarna ‘lijn 52’. Als je vervolgt met ‘…en die vertrekt’ zou ‘die’ verwijzen naar ‘lijn 52’ en niet naar ‘de volgende metro’. Dat laatste heb ik betwijfeld.
Harry Reintjes zegt
“de volgende jongen is pietje bell en vertrekt naar zijn geboortestad rotterdam” 😉
“de volgende jongen (na pietje bell) is jan smit en blijft in volendam:”
deze 2 wel semantisch hetzelfde? en slaat een toegevoegd “die” dan op de volgende jongen? de meeste lezers zullen vinden van niet. en ook in deze twee zinnen blijft, ook geinverteerd, de samentrekking schuren, ik zeg foutief, wegens de, voor mijn part, 3 verschillende soorten informatie: 1. predicaat/onderwerp (volgende) 2. onderwerp/predicaat (naam) 3. twee nevengeschikte zinnen met verschillende soorten info, zonder oorzakelijk verband.
Harry Reintjes zegt
*ook NIET geinverteerd
Harry Reintjes zegt
voorbeelden waarbij “de volgende….” duidelijker subject zou kunnen zijn en waarbij de samentrekking niet per se schuurt. maar (helaas) nevenschikkende zinnen met in ieder een koppelwerkwoord en informatie van dezelfde soort. samentrekking op onderwerp én persoonsvorm is zelfs mogelijk.
“de volgende jongen is pietje bell en (is) zoon van een rotterdamse schoenlapper”.
“de volgende jongen is jan smit en (is) zoon van een volendamse visboer”.
“de volgende metro is lijn 52 en (is) slechts 2 treinstellen lang”.
helaas gaat het weer fout natuurlijk, als je pietje en jan door hij vervangt. (of lijn 52 door die/deze).
Gerard Kempen zegt
Het verschijnsel treedt ook op wanneer in het eerste lid van de nevenschikking een ander werkwoord staat dan het koppelwerkwoord ‘zijn’. Neem het volgende voorbeeld (uit een artikel van mij verschenen in 2009; te vinden op mijn website http://www.gerardkempen.nl):
*Vanavond draait ‘‘L’enfant sauvage’’ van Truffaut en duurt ongeveer twee uur.
Dit soort zinnen zijn voorbeelden van een elliptische constructie die bekend staat onder de naam SGF (Subject Gap in Finite clauses with fronted verb; Tilman Höhle 1983). Het bekendste voorbeeld is:
Into the wood went the hunter and shot a hare.
In een SGF-nevenschikking bevat het tweede lid géén onderwerp en staat het onderwerp van het eerste lid achter de persoonsvorm (“inversie”). Dit geldt ook voor het metro-voorbeeld, in de ontleding die Jeroen van Craenenbroeck voorstelt.
De mate van aanvaardbaarheid van de constructie hangt af van diverse semantische en pragmatische factoren. Eén daarvan heeft te maken met informatiestructuur: in geslaagde SGF-voorbeelden mag het onderwerp van het eerste lid géén nieuwe informatie aanduiden. Deze voorwaarde wordt duidelijk geschonden in het metro-voorbeeld (‘lijn 52’ is nieuw) en in het film-voorbeeld. Deze schending wordt opgeheven door het tweede lid te openen met een expliciet onderwerp dat terugverwijst naar het eerste, zoals Rob Duijf terecht opmerkt.
Arie Sturm heeft in 1995 een gedetailleerd artikel, met vele voorbeelden uit het Nederlands, gepubliceerd in De Nieuwe Taalgids. Zie ook Petra Hendriks (2004, Journal of Semantics) en mijn 2009 artikel in Linguistics. Deze artikelen gaan ook in op andere factoren die de kwaliteit van SGF-zinnen meebepalen.
Harry Reintjes zegt
zin 1 “vanavond draait…” geeft antwoord op 2 vragen nl. wat en hoelang. zin 2 “into the wood…” geeft antwoord op slechts 1 vraag nl. wat (deed de hunter). niet geïnverteerd is zin 1 nog steeds, minimaal, ongemakkelijk. vlgs. mij is dat ook het probleem bij “metro…” nl. 2 vragen wat en wanneer. algemeen gesteld: 2 zinnen met verschillende soorten van informatie zijn lastiger te voorzien van een samentrekking. makkelijke oplossing hier is natuurlijk: vanavond draait de ongeveer 2 uur durende….
Peter-Arno Coppen zegt
@Gerard Kempen: bedoel je dat de gewraakte constructie ook SGF is? Zo ja, welke argumenten heb je daarvoor, en vooral: hoe weerleg je de argumenten daartegen?
Gerard Kempen zegt
@Peter-Arno Coppen
Inderdaad heeft de gewraakte zin alle vormkenmerken van SGF: Twee nevengeschikte hoofdzinnen, inversie in de eerste hoofdzin, geen onderwerp in de tweede. De persoonsvorm van de eerste hoofzin hoeft niet een koppelwerkwoord te zijn.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik ben niet overtuigd door de analyse die inversie in de eerste hoofdzin moet aantonen. Integendeel, ik denk dat er sterkere argumenten zijn om te zeggen dat ‘De volgende metro’ het onderwerp is. Ik geef 6 argumenten in de reacties hierboven. Geen ervan is tot nu toe weerlegd.
Gerard Kempen zegt
Het gaat in de gewraakte metro-zin om een constructie die in traditionele Duitse grammatica’s wel wordt aangeduid als “Gleichsetzungssatz”: het predicaat is net als het onderwerp een naamwoordgroep in de eerste naamval, en beide naamwoordgroepen verwijzen naar dezelfde perso(o)n(en) of za(a)k(en). De mogelijkheid van inversie in hoofdzinnen maakt het dan soms moeilijk om te bepalen welke naamwoordgroep onderwerp is en welke predicaat. Maar als zo’n zin kan worden opgevat als antwoord op een vraag aan welke perso(o)n(en) of za(a)k(en) een eerdergenoemd predicaat moet worden toegekend, dan lijkt mij dat de namen van die perso(o)n(en) of za(a)k(en) gelden als onderwerp.
Neem als voorbeeld een gesprek over nieuwbenoemde leden van de Orde van de Kousenband.
Vraag: “Wie zijn de nieuwe leden?”
Antwoord: “De nieuwe leden zijn de koningen van Nederland en Spanje.” (Of kortweg: “Dat zijn de Nederlandse en de Spaanse koning.”)
Ik vind dat in zowel de vraagzin als de antwoordzin “de nieuwe leden” fungeert als predicaat. Hetgeen inhoudt dat “wie” en “de koningen van Nederland en Spanje” onderwerp zijn. (En in de korte versie slaat “dat” terug op het predicaat.) De inversie is optioneel, maar volgt de informatiestructuur: oude informatie (topic) voorop, nieuwe informatie (comment, focus) achteraan.
Terug naar de problematische metro-zin:
Dit is óók een Gleichsetzungssatz, met inversie in het eerste lid van de nevenschikking. Daarmee is “lijn 52” het onderwerp. Dit kwalificeert de zin als een SGF-constructie, maar niet als een geslaagde, want het onderwerp mag geen nieuwe informatie bevatten.
Peter-Arno Coppen zegt
@Gerard Kempen: Ik begrijp wat je bedoelt, maar in feite komt je argumentatie erop neer dat je zegt ‘Ik vind dat in zowel de vraagzin als de antwoordzin ‘de nieuwe leden’ fungeert als predicaat. Nou respecteer ik uiteraard wat je vindt, maar ik zie liever een argument. Ik zou bijvoorbeeld vinden dat ‘Wie zijn de nieuwe leden?’ een dubbelzinnige vraag is. De vraag kan verwijzen naar de identiteit van de nieuwe leden, of naar de personen in een aangesproken groep die de eigenschap ‘nieuw lid’ hebben. Daarnaast merk ik nog maar eens op dat er ook syntactische argumenten zijn, zoals het probleem dat je in een bijzin dan het predicaat voor het onderwerp hebt staan. Als ik zeg ‘Ik weet dat de nieuwe leden de koningen van Nederland en Spanje zijn’, dan moet je, om vol te houden dat ‘de koningen van Nederland en Spanje’ het onderwerp is, aannemen dat er een inversie is van onderwerp en predicaat die nergens anders voorkomt. Je kunt wel zeggen dat het een kwestie van informatiestructuur is, maar als ik vraag ‘Wie is er ziek?’ en je antwoordt ‘Jan’, dan is het oude informatie dat er iemand ziek is, en nieuwe dat het Jan is. Toch kun je er in de bijzin niet van maken ‘Ik denk dat ziek Jan is’.
Bovendien: als ‘de koningen van Nederland en Spanje’ het onderwerp is, waarom kan ik dan niet zeggen ‘Ik weet dat de nieuwe leden zij zijn’?
Gerard Kempen zegt
In geslaagde SGF-constructies drukken de nevengeschikte hoofdzinnen elk een propositie uit die de spreker opvat als verwijzend naar dezelfde gebeurtenis of stand van zaken. Dit is een van de semantische/pragmatische factoren die in de geciteerde artikelen worden genoemd. U bent het daar wellicht mee eens, want u schrijft: “zin 1 “vanavond draait…” geeft antwoord op 2 vragen nl. wat en hoelang. zin 2 “into the wood…” geeft antwoord op slechts 1 vraag nl. wat (deed de hunter).
Maar deze factor kan moeilijk verantwoordelijk worden gehouden voor het verschil in aanvaardbaarheid van zin 1 en zin 2. (Zin 1 zou óók kunnen dienen als antwoord op slechts één vraag: “Wat staat er vanavond op het programma?”) De lage kwaliteit van zin 1 heeft naar mijn mening dan toch te maken met het feit dat het onderwerp nieuwe informatie weergeeft.
C.J.W. Zwart zegt
De Höhle-constructie (Na Zwolle rijdt deze trein verder naar Groningen en zal alleen stoppen te Assen) is heel anders dan de metro-constructie, omdat de eerste zin verplaatsing over het subject heen bevat (zie mijn proefschrift p. 250f en het eerdere artikel in een Gronings jaarboek). Maar belangrijker is dat de Höhle-zinnen veel minder schuren dan de metro-zinnen. Omdat het lege subject verwijst naar het subject van de eerste zin is de samentrekking, hoewel verrassend, niet incoherent.
Gerard Kempen zegt
Het artikel dat je noemt het ik cursorisch gelezen; je dissertatie heb ik niet bij de hand. Helaas is mij niet duidelijk geworden wat je in je reactie bedoelt met “de eerste zin [bevat] verplaatsing over het subject heen”, en met het onderscheid in acceptabiliteit tussen SGF-zinnen en metro-zinnen. Als je tijd hebt voor een nadere verklaring: graag.
C.J.W. Zwart zegt
Daarmee bedoel ik wat traditioneel topicalisatie genoemd wordt: vooropplaatsing van een woordgroep gevolgd door inversie van het subject en het finiete werkwoord (XVS dus). Zo’n inversie vind je in de metro-zinnen niet. Mijn dissertatie vind je hier.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Wat naar mijn mening ook wel eens gezegd mag worden, is dat de dubieuze zin van de firma Metro voortkomt uit de doorgeslagen behoefte in communicatie-kringen, om beslist geen overtollige woorden te gebruiken. (Voorbeeld is de bekende ‘om’-haat, waardoor ook geregeld ongrammaticale zinnen ontstaan). En wat ik nu wel eens zou willen weten, is: waar wordt deze behoefte gekweekt en aangewakkerd, zodanig dat men woorden schrapt die syntactisch blijkbaar gewoon nodig zijn. Wie zijn toch die aanstichters hiervan?
Peter-Arno Coppen zegt
Dit is ongetwijfeld de ‘wees-beknopt-mantra’: zie deze column
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Ja, daar zit veel in. Toch zie ik aan de reacties wel dat niemand bij ‘Schrijven is schrappen’ denkt aan het schrappen van ‘om’ in bijvoorbeeld ‘Dit bezoek wordt aangegrepen (om) de monarchie aan te vallen’, of om ‘dan’ te schrappen in ‘Zou hij alsnog komen, (dan) konden we klaverjassen’ of om foutief, althans schurend, samen te trekken, zoals in de zin waar hier alles om draait. Wie geeft zulke taaladviezen? Niet de Taaladviesdienst, het Taalunieversum of Jan Renkema (hoop ik).
Harry Reintjes zegt
alinea 1 mee eens. alinea 2: voor mij toch echt 2 vragen. 1. (ok) wat staat er op het programma./film/o, leuk, maar ik moet op tijd thuis zijn, dus hoelang duurt die/
Gerard Kempen zegt
@Peter-Arno Coppen (21 juni, 13:35)
1. Wat betreft de “dubbelzinnige” vraag “Wie zijn de nieuwe leden?”:
Als dit al een dubbelzinnigheid is, in beide gevallen produceert de spreker een referentiële expressie (bijv. namen of institutionele rollen) die de luisteraar in staat stelt om in zijn geheugen de personen te vinden die onlangs lid zijn geworden, zodat de “Gleichsetzung” in zijn geheugen kan worden opgeslagen.
2. Wat betreft de “inversie van onderwerp en predicaat die nergens anders voorkomt [in bijzinnen]”:
Komt dat echt nergens voor, ook niet in gevallen van Gleichsetzung (twee coreferentiële naamwoordsgroepen)? (NB In de zin “Ik denk dat ziek Jan is” is geen coreferentialiteit bedoeld; dus dit is geen goed tegenvoorbeeld.) De inversie kan wel degelijk optreden als uit de context duidelijk blijkt dat de zin betrekking heeft op de vraag welke perso(o)n(en) of za(a)k(en) behoren tot een eerdergenoemde verzameling. Stel, twee metroreizigers sluiten een weddenschap af over welke metro het eerst zal aankomen, en de ene zegt: “Je krijgt van mij een fles wijn als de volgende metro lijn 52 is.” Hier moet “lijn 52” wel onderwerp zijn.
3. Wat betreft “waarom kan ik dan niet zeggen ‘Ik weet dat de nieuwe leden zij zijn’?”:
Als in een Nederlandse (trouwens ook in een Duitse) complement- of adverbiale bijzin het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord is, dan staat dit onderwerp bijna altijd vlak achter het inleidende onderschikkende voegwoord. (Al bekend sinds Wackernagel; ik kan de geldigheid van deze regel ook aantonen met corpusdata.)
Peter-Arno Coppen zegt
@Gerard Kempen: jij lijkt er nu van uit te gaan dat ‘Gleichsetzung’ een eenduidige semantische operatie is, maar dat bestrijd ik. Voor ‘Wie zijn de nieuwe leden?’ schetste ik twee perspectieven: (1) Je hebt het over nieuwe leden, en je vraagt om die nieuwe leden te identificeren met nadere persoonsgegevens. (2) Je staat voor een verzameling personen, en je vraagt wie van die personen de eigenschap ‘nieuw lid’ heeft. Dat kun je wel allebei ‘Gleichsetzung’ noemen, maar het is toch iets anders. Het eerste geval is het aanvullen van nieuwe eigenschappen (persoonsgegevens) aan alle leden van een verzameling (de nieuwe leden), en het tweede is het toekennen van eigenschappen aan enkele leden van een andere verzameling (de verzameling die je toespreekt). Dat verschil lijkt me heel goed te karakteriseren in de ontleding. Bij identificatie is ‘de nieuwe leden’ het onderwerp en ‘wie’ het predicaat, en bij specificatie is ‘wie’ het onderwerp en ‘de nieuwe leden’ het predicaat.
Syntactisch stel je de vraag of de omwisseling van onderwerp en predicaat in een bijzin echt nergens anders voorkomt. Je voorbeeld is echter weer hetzelfde geval, namelijk ‘dat de volgende metro lijn 52 is’. Daar stel je van dat ‘lijn 52’ wel het onderwerp ‘moet zijn’. Maar waarom zou dat moeten? Dat volgt nergens uit. Integendeel, dat lijkt me nu juist weer precies een geval van identificatie, waarbij het predicaat ‘lijn 52’ het onderwerp identificeert.
Wat ‘zij’ betreft: ik wil graag geloven dat uit corpusdata blijkt dat een voornaamwoord als onderwerp ‘bijna altijd’ achter het voegwoord staat, maar dan zou het dus ‘bijna niet’ moeten kunnen. En het kan helemaal niet.
Ik daag je nogmaals uit om één overtuigend geval te vinden waarbij het predicaat in een bijzin voorafgaat aan een definiet subject.
We zitten trouwens weer helemaal in die ‘dat zijn kooplieden’-discussie.
Gerard Kempen zegt
Met Gleichsetzung heb ik de situatie bedoeld die jij aanduidt als “identificatie”: De twee naamwoordgroepen (onderwerp en predicaat) verwijzen naar dezelfde verzameling van personen (d.w.z. de naamwoordgroepen zijn coreferentieel en hebben dezelfde kardinaliteit). In het geval van de vraagzin (“Wie zijn de nieuwe leden?”) telt volgens jou “wie” als predicaat en “de nieuwe leden” als onderwerp. Ik neem aan dat in het antwoord op die vraag (“De nieuwe leden zijn de Nederlandse en de Spaanse koning.”) hetzelfde geldt voor “de nieuwe leden”—dat is dan het onderwerp—, hetgeen inhoudt dat “de Nederlandse en de Spaanse koning” het predicaat is. (Komt overeen met wat je in een eerdere reactie hebt gezegd over “dat” in “Dat zijn kooplieden.” Het antwoord op de vraagzin had ook kunnen luiden: “Dat zijn de Nederlandse en de Spaanse koning.)
Maar nu de situatie die jij aanduidt als “specificatie”. Stel, het gesprek gaat over een foto waarop, zeg, zeven leden van de Orde van de Kousenband staan afgebeeld, en de gesprekspartners weten dat er twee nieuwe leden zijn die allebei op de foto staan. Als nu dezelfde vraag wordt gesteld (“Wie zijn de nieuwe leden?”), dan keer je de ontleding om: “wie” wordt onderwerp, “de nieuwe leden” wordt predicaat. Naar ik aanneem geldt die omkering ook voor het antwoord “De nieuwe leden (of: dat) zijn de Nederlandse en de Spaanse koning”. Waarom? In zowel vraag- als antwooordzin is sprake van Gleichsetzung: twee naamwoordgroepen, elk met kardinaliteit 2, die coreferentieel zijn. Of bedoel je misschien dat 7 de kardinaliteit is van “wie”, en 2 die van “de nieuwe leden” (geen Gleichsetzung dus in mijn definitie)?
2. Wat mijn oorspronkelijke voorstel betreft (d.w.z. de gewraakte metro-zin is een SGF-constructie, zij het een slecht exemplaar): als in het eerste deel van de metro-zin (“De volgende metro is lijn 52”) sprake is van Glechsetzung in mijn definitie, en “lijn 52” inderdaad niet het onderwerp kan zijn, dan is mijn voorstel onterecht.
3. Wat de bijzinvarianten betreft, ik ben het met je eens dat definiete subjecten in bijzinnen voorafgaan aan predicaten; dus het zou zinloos zijn je uitdaging aan te gaan. Maar ik ben er niet zeker van of een naamwoordgroep zoals “lijn 52” moet worden opgevat als een eigennaam die altijd definiet is.
Peter-Arno Coppen zegt
Misschien is het de terminologie die ons parten speelt. Ik heb de indruk dat wij het eens zijn over de dubbelzinnigheid van ‘Wie zijn de nieuwe leden’, met een daaraan gekoppeld ontleedverschil. In het identificatiegeval (‘geef mij de identiteit van de nieuwe leden’) is ‘wie’ het predicaat, in het specificatiegeval (‘wie van jullie zeven zijn de nieuwe leden?’) is ‘de nieuwe leden’ het predicaat. Tot zover geen onenigheid. Maar wat betekent dit voor ‘De volgende metro is lijn 52’? Is dat de mededeling dat de status van lijn 52 ‘de volgende metro’ is (lijn 52 zou dan onderwerp zijn), of is dat de nadere identificatie van ‘de volgende metro’? Of, om het dichter bij jouw voorbeeld te brengen, als je het als het antwoord beschouwt op de vraag ‘Wat is de volgende metro?’ vat je die vraag dan op als ‘geef mij de identiteit van de volgende metro’ of als ‘welk van alle lijnen is de volgende metro?’
Als ik het zou moeten parafraseren, dan zou dat meer in de richting moeten gaan van ‘De volgende metro is genummerd lijn 52’ of iets dergelijks. Waarin ‘de volgende metro’ toch duidelijk onderwerp is.
Ik wil overigens best zover met je meegaan dat ik die andere lezing ook wel zie (‘Van alle lijnen is 52 de volgende metro’), maar in de gegeven context vind ik die veel minder voor de hand liggen.
Gerard Kempen zegt
Misschien valt bij Gleichsetzung (in mijn definitie) het onderscheid tussen subject en predicaat weg, althans in het Nederlands en het Duits, waar volgorde geen uitsluitsel geeft, gezien de laagdrempeligheid van inversie (in vergelijking met bijvoorbeeld Engels). In een veelgebruikt Duits grammaticaleerboek schrijft de auteur dat het vele onderzoek naar dit probleem niets heeft opgeleverd. Zie pp. 288-290 in: Eisenberg, Peter (2013). Der Satz: Grundriss der deutschen Grammatik (4. Auflage). Stuttgart/Weimar: Metzler.
Dit zou voor de elliptische coördinatie in de problematische metro-zin betekenen dat er geen onderscheid te maken is tussen SGF en Voorwaartse Samentrekking. Een SGF-constructie wordt gekenmerkt door inversie in het eerste conjunct (subject komt na de persoonsvorm), maar bij Voorwaartse Samentrekking staat het Subject voorop. In beide constructies ontbreekt in het tweede conjunct het onderwerp. In gevallen waar niet kan worden vastgesteld of het weggelaten subject coreferentieel is met het subject dan wel met het predicaat van het eerste conjunct, vervalt het onderscheid tussen de twee typen ellipsis. Misschien is dit ook het probleem waar het ontleedsysteem in het hoofd van de taalgebruiker mee kampt, met als gevolg dat er in zulke zinnen iets “schuurt” of “wringt”.
Peter-Arno Coppen zegt
Het is natuurlijk ook niet voor niets al jaren een discussiepunt…
Ik heb nog even op taalportaal gekeken, maar daar vind ik ook geen uitsluitsel. Taalportaal lijkt wel wat te zien in die omwisseling van subject en predicaat. In het voorbeeld ‘Omdat de beste leerling van de klas PETER is’ acht men de benodigde klemtoon op de eigennaam indicatief voor een afwijking van de basisvolgorde. Ik betwijfel of dat argument in onze zin standhoudt, want in ‘Omdat de volgende metro lijn 52 is’ lijkt me geen extra klemtoon op ‘lijn 52’ noodzakelijk (het is natuurlijk wel de nieuwe informatie).
Een ander argument dat taalportaal geeft lijkt hier juist weer toepasbaar om ‘de volgende metro’ onderwerp te noemen. Dat is de mogelijkheid tot nevenschikking met ‘en tevens’: ‘De volgende metro is lijn 52 en tevens de laatste metro richting Bilthoven’ lijkt me een goede mogelijkheid, en dat zou betekenen dat ‘lijn 52’ subject kan zijn.
Maar ook taalportaal maakt allerlei voorbehoud en lijkt te concluderen dat de discourse beslissend is.
DirkJan zegt
De jongen is Jan en gaat naar school.
De jongen is beter en gaat naar school.
Harry Reintjes zegt
je wilt hiermee dus aangeven dat, alleen als het 2de topic een naam is, zeker met “volgende” erbij, gaat schuren? ik kan het daar helemaal mee eens zijn. de volgende jongen is fietser en gaat naar school, kan ook uitstekend dus de schuld 😉 is toch lijn 52
Peter-Arno Coppen zegt
@Harry Reintjes: nee, want nu maak je er van ‘fietser’, wat een duidelijk predicaatsnomen is. Dan is het geen identificatie meer. Als je er van maakt ‘Die jongen is de dader en gaat naar school’ wordt het weer schurender. Het gaat om de betekenis van de hele constructie, niet alleen om een van de delen.
Peter-Arno Coppen zegt
@Dirkjan: Hier zijn we weer terug bij de oorspronkelijke observatie. Mijn verklaring is dus dat deelzin 1 van zin 1 identificatie is, en dat hij daarom schuurt. Deelzin 1 van zin 2 is “normale” predicatie, en dat gaat blijkbaar beter. In beide eerste deelzinnen is ‘de jongen’ onderwerp.
Harry Reintjes zegt
in het artikel waar het hier allemaal om gaat, schrijft u de anonieme schrijver van de gvb-tekst graag goedkeuring te willen geven. naast al mijn probeersels lijn 52 subject/topic 1 te maken, heb ik hier nog een laatste. semantisch (blijkbaar bij u hoog in het vaandel), socio- en psycholinguïstisch zal toch blijken dat de meeste lezers vinden dat er “iets” niet klopt.
wat heeft uw voorkeur? grammaticale, syntactische correctheid of semantische, socio- en/of psycholinguïstische?.
n.b. ik heb als docent ook nooit genoegen genomen met: och als ze me maar begrijpen en kom ook “in opstand” als ik bij autoriteiten op het gebied zie staan: dit mag ook, omdat het zo ingeburgerd is, kan dit ook etc.
DirkJan zegt
@peter-arno Ok, we zijn eruit. 🙂