Door Henk Wolf
Er zijn veel Nederlandstaligen die het woordje dat we als er schrijven net zo uitspreken als het woordje d’r, dus met een [d] aan het begin, dan eventueel een sterk gereduceerde klinker (de sjwa) en daarna een [r]. Die begin-[d] is historisch, want in veel contexten is er ontstaan uit daar.
Ook de uitspraak waarbij er rijmt op ver (zonder [d], maar met een duidelijke klinker) komt voor. Ik let er weleens op en mijn heel voorzichtige indruk is dat het vooral jonge vrouwen zijn die die uitspraakvariant gebruiken.
Ongetwijfeld wisselen veel Nederlandstaligen tussen beide uitspraakvarianten, maar dat kan niet in alle contexten. Zo merk ik dat ik in ‘er komt een man bij de dokter’ alleen de d’r-uitspraak kan gebruiken, terwijl ik in ‘er was eens een meisje dat Roodkapje heette’ die d’r-uitspraak kan gebruiken, maar er ook op ver kan laten rijmen.
Dat is niet zo gek. In die laatste verbinding is vermoedelijk sprake van spellinguitspraak: de schrijfwijze er stimuleert ouders en leerkrachten die sprookjes voorlezen ertoe om dat woord op ver te laten rijmen. Wie vaak genoeg voorleest of wordt voorgelezen, onthoudt dan zo’n verbinding als één geheel. Dat eens in diezelfde verbinding wordt uitgesproken als rijmwoord van ‘iets gemeens’ is extra steun voor het idee van spellingsuitspraak, want in spontane spraak wordt dat woord doorgaans ongeveer als us of is uitgesproken.
Verplicht zijn de spellingsuitspraken in ‘er was eens’ niet. Misschien komt dat doordat er genoeg ouders, juffen en meesters zijn die de normale uitspraken d’r en us gebruiken, maar het is natuurlijk ook mogelijk dat sprekers die een zin met die woorden willen zeggen, hem zelf maken door de woorden d’r, was en us achter elkaar te zetten. En die hebben dan hun normale uitspraak en niet de spellingsuitspraak.
Toch is er een context waarin voor mijn taalgevoel de spellingsuitspraak verplicht is. Dat is in de verbinding ‘Er zij licht’. Toen mijn vrouw laatst op een ochtend de gordijnen opendeed, zei ik dat en toen hadden we het even over de mogelijke uitspraken van er in die zin. We waren het er over eens dat de uitspraak ‘der/d’r zij licht’ niet mogelijk was.
Hoe kan dat, als in andere zinnen d’r altijd wel mogelijk is? Wel, ‘er zij licht’ is natuurlijk kanseltaal en ouderwetse bijbelse boekentaal. Daarbij ligt spellingsuitspraak voor de hand. Een spreker kan uit z’n eigen woordenschat zelf nog wel de verbinding ‘d’r was us’ vormen, maar niemand zal meer spontaan de aanvoegende wijs zij gebruiken. In spontane spraak is ‘er zij licht’ verder vaak als grap gebruikt, zoals bij het openen van de gordijnen, en de humor ontstaat mede door de plechtige, onnatuurlijke spellingsuitspraak.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Ik ben het eens met de verderfelijke invloed van het voorlezen op de uitspraak (grapje). Toen Jan Stroop een aantal jaren signaleerde dat je tegenwoordige mensen ‘hij’ hoort zeggen waar hij en ik menen dat ‘ie’ het juiste woord zou zijn, heb ik hem ook gesuggereerd dat het voorlezen hier debet aan was. Voorlezen aan kinderen, maar ook op radio en tv (van de autocue) en oplepelen van een uit het hoofd geleerde, maar eerst geschreven tekst. Het lijkt mij een mooi scriptie-onderwerp (of meer?) en mijn idee zou zijn zowel ‘er’ als ‘hij’ op dit punt te onderzoeken.
Wouter van der Land zegt
@Henk Wolf, mogelijk interessant: in het nieuwe lied van de jonge zangeres Maan ‘Ik kom eraan’ (nog alleen op Spotify en in een AH-commercial) zingt ze o.a. ‘Op een dag zul je er staan’ met ‘er’ als ‘ər’. Verderop zingt ze: ‘Maar aan het einde van zijn reis / stopt de hoogste berg hem niet’. Hier worden ‘zijn’ en ‘hem’ met spellingsuitspraak met een ij en een è uitgesproken, maar ‘het’ als ‘ət’. Ik vermoed dat ze ‘ər was eens’ en ‘ər zij licht’ zou zeggen.
Weia Reinboud zegt
Waarom zou ‘èr’ spellingsuitspraak zijn en niet (een beetje) beklemtoning? Ik gebruik in elk geval èr, ur en d’r, maar in welk geval precies dat weet ik niet. Het klopt natuurlijk wel dat ik een jonge vrouw ben (ik ben 69) en bovendien was mijn vader nieuwslezer die alles nadrukkelijk kón uitspreken, maar thuis niet deed, voorzover ik me herinner. En er is ook nog verdubbeling mogelijk: ‘ur was ur us…’
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Mijn vermoeden is dat dit geen verdubbeling is. Ons woord ‘eens’ zie ik in oudere literatuur als ‘ereis’ geschreven. ‘Er was eens’ zal dus vroeger ‘Er was ereis’ (klinkt als ‘ur was urrus’) geweest zijn. Ook schiet me te binnen dat ‘reis’ een woord was voor ‘keer, maal’, dus ‘ereis’ is eigenlijk ‘een keer’. Kortom, die extra r heeft een andere oorsprong en komt er niet door verdubbeling. Er zijn natuurlijk historisch-taalkundigen die dit allemaal beter weten dan ik.
Weia Reinboud zegt
Interessant.
Weia Reinboud zegt
In mijn taal/dialect heeft d’r een dubbele betekenis, in ‘me oma d’r huis’ staat d’r voor haar zoals die voor ie kan staan.
Henk Wolf zegt
Een echte beklemtoning is het niet, want die laat ‘er’ niet toe, maar het is wel mogelijk dat sprekers proberen het woord (over)duidelijk te articuleren. In de constructie ‘er was eens’ is ‘er’ ontstaan uit ‘daar’, maar die volle vorm is niet mogelijk: niemand begint z’n sprookjes met ‘daar was eens …’. In plaats daarvan wordt een historisch onverklaarbare uitspraak gebruikt, waarbij ‘er’ rijmt op ‘ver’. Die kun je eigenlijk alleen verklaren doordat mensen zich in de uitspraak door de geschreven vorm ‘er’ laten lijden. Dat is spellingsuitspraak. Voor wie die uitspraak vaak hoort, kan dat natuurlijk wel de normale uitspraak worden. Of je dan nog van spellingsuitspraak wilt spreken, is een definitiekwestie.
Het tweede ‘er’ in ‘er was er eens’ wordt het pseudo-‘er’ genoemd. Zie daarover dit stukje:
https://neerlandistiek.nl/2018/09/ik-zei-er-van-jaap/
Weia Reinboud zegt
Maar hoe zou je ooit tot de spelling ‘er’ kunnen komen als er niet een ‘er’-achtige uitspraak was? Voor mij is ‘ur’ normaal, ook in ‘ur zij licht’, en ‘d’r’ heeft iets meer klemtoon.
Henk Wolf zegt
Die spelling ‘er’ is oorspronkelijk een poging om aan te geven dat het woord een sjwa (de onbeklemtoonde uh-achtige klinker) heeft. We gebruiken de letter -e- daar toch al heel vaak voor, bijvoorbeeld in woordeindjes als van ‘aarde’, in voorvoegsels (‘be(dankt)’, ‘ver(voer)’), achtervoegsels (‘(kop)je’, ‘(groen)e’) en tussenklanken (‘(zonn)e(bank)’, ‘(rijst)e(pap)’).
Die letter -e- heeft echter meer functies: in woorden als ‘ver’ en ‘pet’ wordt ie voor een volle klinker gebruikt. Zo kunnen mensen dankzij de schrijfwijze ‘er’ een nieuwe uitspraak gaan gebruiken, met die volle klinker. Als dat gebeurt, is er sprake van spellingsuitspraak.
Bert Mostert zegt
Mij lijkt het uitspreken als dər of er of ər een zaak die van persoon tot persoon verschilt, zoals al in alinea drie gesuggereerd wordt en door anderen bevestigd wordt. Zelf zal ik in de daar aangehaalde zin “ər komt enz.” zeggen en bij de sprookjes aanhef “ er was eens”.
Wat wel en niet “kan” is dan ook persoonlijk. Dan is er ook nog het begin van sommige oude wijsjes bv.: “ Daar was laatst een meisje loos..”