Door Henk Wolf
De meeste Nederlandstaligen zijn op school de termen actieve (of bedrijvende) vorm en passieve (of lijdende) vorm wel tegengekomen. Als je een zin omzet van de actieve naar de passieve vorm, dan doe je iets waardoor het oorspronkelijke onderwerp van de zin niet langer het onderwerp is. Als opfrisser een voorbeeld met dezelfde zin in beide vormen:
- De boer slaat de ezel. (actieve vorm, de boer is onderwerp)
- De ezel wordt geslagen. (passieve vorm, de boer is weggelaten)
- De ezel wordt door de boer geslagen (passieve vorm, de boer staat wel in de zin, maar niet als onderwerp)
Nou kwam ik recent het proefschrift van Raina Heaton tegen, A Typology of Antipassives, uit 2017. Zij beschrijft daarin een veel minder bekende vorm die zinnen ook kunnen krijgen, de zogenaamde antipassieve vorm. Daarin doe je eigenlijk precies het omgekeerde van wat je bij de gewone passief doet: je verwijdert niet het onderwerp uit z’n functie, maar het lijdend voorwerp.
Voorbeeld van de
antipassieve vorm
Sommige Nederlandse zinnen kunnen ook van de actieve in de antipassieve vorm
worden omgezet. Daar zijn verschillende manieren voor. De simpelste is om het
lijdend voorwerp gewoon weg te laten. Dat kan soms wel, soms niet, zoals de onderstaande
zinnen laten zien:
- Linda leest haar boek. (actieve vorm)
- Linda leest. (antipassieve vorm)
. - Linda leest haar boek uit. (actieve vorm)
- Linda leest uit. (erg raar klinkende antipassieve vorm)
Een andere manier om de antipassief te maken is door voor het lijdend voorwerp een voorzetsel te plaatsen. Het staat dan nog wel in de zin, maar het is geen lijdend voorwerp meer. Dat kan in het Nederlands ook, al verandert de betekenis wel een beetje. Zo kun je zeggen:
- Linda leest in haar boek. (antipassieve vorm)
Een strengere definitie
Raina Heaton noemt al die constructies, niet voor het
Nederlands, maar wel voor talen die het op ongeveer dezelfde manier doen. Ze
schrijft dat die constructies in de literatuur allemaal wel als antipassief zijn benoemd, maar ze vindt
dat dat begrip eigenlijk in een te brede betekenis wordt gebruikt. Dat is ook
wel een beetje logisch: in het Nederlands is het heel helder hoe je zinnen van
de actieve vorm in de (gewone) passieve vorm omzet. Daar heb je twee vaste
hulpwerkwoorden voor en het hoofdwerkwoord heeft ook altijd de vorm van het
passieve deelwoord. Zo’n helder systeem voor de antipassief heeft het Nederlands niet, dus zou je dat begrip voor
die taal eigenlijk niet moeten gebruiken.
Een echte antipassieve vorm moet ook
zo’n vaste formule voor het uiterlijk van de werkwoorden hebben, vindt de
schrijfster. Ze heeft ook een heleboel talen gevonden waarin dat het geval is,
zoals het Nenets.
Incorporatie in het
Fries
Het Fries wordt in het boek niet genoemd. Dat heeft een constructie die in de
literatuur ook vaak als antipassief
wordt genoemd, namelijk incorporatie.
Daarbij wordt het lijdend voorwerp ‘gestript’ van de meeste ballast, zoals het
lidwoord, bijvoeglijke naamwoorden en de meervoudsuitgang – de verkleinwoorduitgang
kan wel blijven staan. Het restant wordt opgenomen in het werkwoord, zodat je
een zin zonder lijdend voorwerp krijgt. Een paar voorbeelden:
- Heit siet te boekjelêzen.
(‘vader zat te boekjelezen’)
= Vader was een boek (of boeken) aan het lezen. - Juster wienen wy oan it toarnbeisykjen.
(‘gisteren waren we aan het braamzoeken’)
= Gisteren waren we bramen aan het zoeken. - Se sei dat se mar wer ris te artikelskriuwen gong.
(‘ze zei dat ze maar weer eens te artikelschrijven ging’)
= Ze zei dat ze maar weer eens ergens een artikel (of artikelen) ging schrijven.
Heaton noemt incorporatie wel als een constructie die erg op de antipassief lijkt, maar omdat het haar te doen is om constructies die het lijdende voorwerp van de actieve zin helemaal kunnen verwijderen, beschouwt ze incorporatie en de antipassief toch als verschillende fenomenen.
Van terugbrengenstein
Hebben we in de Lage Landen dan niets wat aan de strenge eisen van Heaton voldoet? Misschien is er nog één – volgens mij nauwelijks beschreven – kandidaat. Het is een Nederlandse constructie die ik pas een paar jaar geleden voor het eerst heb gehoord en die me sindsdien geregeld opvalt. Mijn heel voorzichtige indruk is dat ze typische studententaal is en een wat melig-humoristische interpretatie moet krijgen. Ik heb zelf geen betrouwbare intuïties over dit zinstype, maar een informante die die wel heeft, vertelde me dat de volgende zinnen voor haar allemaal mogelijk zijn:
- Straks gaan we van slapenburg.
- Ga jij dan even van terugbrengenstein?
- Ga maar even van dichtdoenenstein.
- Doe jij vandaag van kokenstein?
- Wil jij straks van opruimenstein doen?
- Ik doe van regelenstein.
- De kat doet van slopenburg.
- De hond gaat van slopenburg.
Het werkwoord wordt ingepakt tussen van en een van de achtervoegsels –burg en -stein. Achter eenlettergrepige werkwoorden zoals doen komt nog -en-. Aan de zin wordt een van de werkwoorden doen of gaan toegevoegd. Eventueel kunnen er nog hulpwerkwoorden worden toegevoegd. Een vaste formule voor de vorming van de constructie is er dus.
Ook aan Heatons criterium dat de voorwerpen helemaal uit de zin moeten kunnen verdwijnen voldoet de ‘van …burg/stein’-constructie. Eventuele lijdende (en ook meewerkende) voorwerpen worden rücksichtslos verwijderd. Zelfs behoorlijk strikt overgankelijke werkwoorden als terugbrengen en regelen raken hun lijdende voorwerpen kwijt. Mijn informante vertelde me dat de volgende zinnen niet kunnen:
- Ga jij dan even het boek van terugbrengenburg? <onmogelijk>
- Ga jij dan even het boek van terugbrengenstein? <onmogelijk>
- Ik doe dat van regelenstein. <onmogelijk>
- De kat doet het gordijn van slopenstein. <onmogelijk>
Voor wie er meer over wil weten hierbij een volledige referentie met link:
Heaton, Raina (2017), A Typology of Antipassives, with Special Reference to Mayan. Diss. University of Hawai’i. Manoa.
DirkJan zegt
Ik denk niet dat Koot en Bie de eerste waren, maar al midjaren zeventig had Wim de Bie het in de conference Hengstebal over ‘Van Wippenstein’ als handeling van de oudste beweging der wereld. Ik schrijf het met kapitalen omdat ik denk dat in deze vormen altijd naar een plaats of een persoon wordt verwezen. Verwant hadden Koot en Bie het ook wel over professor Van Zeikenstein, of professor Van Lijpenstein. In ieder geval was het ook typisch Haags.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Waar is dan de plaats of persoon in ‘van wippestein gaan’? Overigens pik ik net op dat Dimitri Frenkel Frank het eerder had gebruikt. Maar in mijn oren klinkt het oud-plat-Haagse ‘van wippestè:n’ toch het beste.
DirkJan zegt
Ik interpreteer Van Wippenstein gaan als, op de wijze als (persoon) Van Wippenstein. Ik schrijf het nu met hoofdletters, maar in gewone tekst zet ik het ook in kleine letters. En Dimitri Frenkel Frank had nauwe banden met Den Haag, zo zat hij er op de middelbare school.
DirkJan zegt
Uh, in plaats van Van Wippenstein dacht ik eerder aan enkel Wippenstein als persoon en ‘van’ ervoor als synoniem van als.