Jeugdverhalen over joden (41)
Door Ewoud Sanders
Het Volmaakte Kind (1798)
Auteur: Johannes Henricus Nieuwold (1737-1812)
Herkomst en drukgeschiedenis
Johannes Henricus Nieuwold staat bekend als de Nederlandse Pestalozzi. Net als deze Zwitserse pedagoog was hij een onderwijshervormer.
Nieuwold begon zijn loopbaan in 1764 als predikant in Gelderland. Twee jaar later werd hij beroepen door de gemeenten Warraga, Warfriens en Wartena in Friesland. ‘Daar in zijne gemeente de dweeperij en onkunde ten top was geklommen, begon hij zich aan de verbetering van het onderwijs te wijden’, aldus A.J. van der Aa in 1868 in zijn Biographisch woordenboek der Nederlanden.
Vanaf 1775 schreef Nieuwold kinderboeken. ‘Zij zijn zeer menigvuldig’, aldus Van der Aa, ‘en toonen alle duidelijk zijne groote kinderkennis aan en zuivere begrippen omtrent alles wat de kinderen noodig en nuttig is. Zijne eerste werkjes waren allerlei kleine boekjes, losse bladen, raadgevingen, schrijflijsten enz. welke moesten dienen om de kinderen op eene gemakkelijke wijze, zonder het langwijlige spellen, het lezen te leeren.’
Behalve leesbevordering hadden de boekjes tot doel, zo zette Nieuwold uiteen in zijn leerrede, ‘dat de kinderen duidelijke en voor hunne vatbaarheid geschikte denkbeelden zouden worden medegedeeld van zich zelven, van de wereld, van God den Heer der wereld’.
Dit geldt ook voor het boekje Het Volmaakte Kind. Daarin is ‘het gedrag van het Kind Jezus omtrent God tot een voorbeeld van navolging voor kinderen’.
In 1801 werd Nieuwold een van de eerste schoolopzieners in Nederland. Hij bleef dit tot zijn dood.
Het Volmaakte Kind, dat is geschreven in een ‘gemoedelik kinderlike geest’, verscheen in 1798 bij uitgeverij A. Groenewolt in Groningen. Net als veel andere lesboekjes van Nieuwold was het zeer succesvol: de achtste druk verscheen omstreeks 1850. In de samenvatting is geciteerd uit de derde druk, uit 1803.
Samenvatting
Nieuwold trekt lange woorden door spaties uiteen. Ik heb dat alleen bij het eerste citaat overgenomen. In Het Volmaakte Kind wordt een beschrijving van het kind Jezus (‘God was zijn he mel sche Va der’) onderbroken door drie samenspraken tussen een eigentijds kind en een volwassene. In de derde samenspraak gaat het om een kind dat aan zijn moeder vertelt dat hij onlangs op school heeft kennisgemaakt met een ‘lief Joodinnetje’, een meisje van nog geen zes jaar oud. Na een les over ‘den Heer der weereld’ pakt dit meisje zijn hand en zegt: ‘Ik heb nog nooit mooier lessen op de school gehad.’
Een ‘dikke, domme jongen’ moet juist lachen om de les. Bij het jodinnetje leidt dit tot ‘erbarmlijk schreien’. Aan zijn moeder vertelt het kind: ‘Sedert dien tijd heb ik veel achting en vriendschap voor dat kleine Joodinnetje opgevat.’
Moeder: ‘Ik heb ook meer achting voor eerlijke en braave Jooden, dan voor ondeugende, domme jongens, die spotten met den Godsdienst.’
Het kind vraagt aan moeder of hij het jodinnetje thuis op visite mag vragen. Hij wil haar dan in zijn christelijke lesboekjes laten lezen.Dat vindt moeder geen goed idee. ‘Gij moet altans met haar niet spreken over de verschillen der Kristenen met de Jooden. Dat geeft niets dan verdeeldheid bij kinderen. Maar ik wil er u toch bij zeggen, dat de Kristenen gelooven, dat dit volmaakte kind [Jezus] uit de Jooden gebooren is.’
Het kind, verbaasd: ‘Uit de Jooden? Waarom verachten de Kristenen de Jooden dan zoo? Nu, ik wil dat Joodinnetjen daar eens op aanzien. Ik heb achting voor haar, en zij voor mij. ’t Spijt mij toch, dat zij ook niet in dit boekjen leezen mag.’
Doelgroep en receptie
Van dit boekje heb ik geen besprekingen gevonden.
Laat een reactie achter