Door Henk Wolf
Wie in een Nederlands-Fries woordenboek kijkt of een cursus Fries volgt, die leert dat het Nederlandse gebeuren in het Fries barre zou zijn. Wie dan echter luistert naar het gesproken Fries, ontdekt dat dat barre een zeldzaam woord is, vooral in gebruik bij mensen die een cursus Fries hebben gevolgd. Het woord dat in het gesproken Fries domineert, is gebeure. Leerboeken en ook het wetenschappelijke Woordenboek der Friese Taal wijzen dat af als ‘hollandisme’.
Maar is dat wel correct? Ik heb het eens opgezocht en gebeure komt rond 1500 al in het Fries voor, dan nog in de Oudfriese vorm gebeura. We zitten dan op het randje van de middeleeuwen. We hebben ongetwijfeld te maken met een leenwoord uit het Hollands, maar het is wel een stokoud leenwoord, geleend voordat er überhaupt sprake was van Nederlands als bovenregionale taal.
Kun je woorden die al meer dan vijfhonderd jaar in een taal aanwezig zijn nog als barbarismen benoemen? Natuurlijk is dat een kwestie van definitie, maar ik heb sterk de neiging om die vraag met ‘nee’ te beantwoorden.
Op z’n allerhoogst zou je nog kunnen zeggen dat je een woord – ongeacht z’n leeftijd – kunt afkeuren als het een ouder erfwoord vervangt. Is dat dan het geval met gebeure? Wel, misschien. In middeleeuws en ook nog nieuwer Fries komen we voor ‘gebeuren’ het woord skian tegen. Dat is verwant aan het Nederlandse geschieden en het Duitse geschehen. Het is in het Fries als los woord uitgestorven, maar het leeft nog voort in het woord miskien, dan ontstaan is uit mei skian. Een vergelijkbare ontwikkeling van vertaalequivalenten zien we onder andere in het Nederlandse misschien en het Deense måske.
De echte purist zou dus kunnen pleiten voor een vorm van skian, alleen is die er niet meer. In plaats daarvan bieden woordenboeken en lesmethoden barre aan als vertaling van het Nederlandse gebeuren. Nou komt barre, net als de klinkervariant berre, in het middeleeuwse Fries inderdaad voor, alleen niet in de betekenis gebeuren. Het heeft daar de betekenis ‘dragen’, net als het Engelse to bear. In het Nederlands leven verwante vormen nog voort in bijvoorbeeld baarmoeder en in het eigenlijk dubbeloppe zelfstandige naamwoord draagbaar.
De stap van ‘dragen’ naar ‘gebeuren’ is blijkbaar klein. In toedragen zien we die ontwikkeling ook. Toch hebben barre en berre in het Fries die betekenis pas vrij laat gekregen. De oudste voorbeelden die ik heb kunnen vinden, stammen uit het postuum uitgegeven werk van Gysbert Japicx, die leefde van 1603-1666. Nou is er vrij weinig zeventiende-eeuws Fries overgeleverd, dus het kan zijn dat de betekenisontwikkeling iets ouder was, maar het lijkt vrij zeker dat gebeure in het Fries eerder in de betekenis ‘gebeuren’ werd gebruikt dan barre of berre. Of die woorden in het Fries ooit tot de algemene spreektaal hebben behoord, is niet meer na te gaan, maar het valt niet uit te sluiten dat ze altijd hoofdzakelijk schrijftaalwoorden zijn geweest. Niet alleen is er geen historische reden om gebeure als ‘hollandisme’ af te wijzen, er is ook geen historische reden om barre als alternatief aan te bevelen.
Dit stuk is in een iets andere vorm eerder verschenen op demoanne.nl.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Nooit meer ‘in bjusterbaarlik barren’ dus.
Joop van Diepen zegt
Hier in Westfriesland, deel van Noord/Holland, wordt voorvoegsel altijd weggelaten. ´t beurt moin nooit, en: wanneer is dat beurd?
Lútsen zegt
Het voltooid deelwoord heeft in het Fries ook nooit het voorvoegsel ge-. Barre-barde-bard, maar uitgerekend bij dit woord ‘gebeure’ is het gebleven. Opmerkelijk. Zou het dan toch een oud leenwoord zijn?