door Henk Wolf
Franstaligen zeggen niet ‘Mon père mange petits pois’, mar ‘Mon père mange des petits pois’, met des als een in Nederlandstalige oren volkomen overbodig extraatje. In het Nederlands hebben zelfstandige naamwoorden in het meervoud helemaal geen lidwoord of ander bepaalwoord nodig, maar in het Frans staat er dan altijd iets voor wat lijkt op een lidwoord en wat in andere contexten ‘van de’ of ‘van het’ zou betekenen. Dat extraatje wordt delend lidwoord genoemd. De betekenis ervan komt een beetje in de buurt van ‘enkele’ of ‘enige’ of ‘een zekere hoeveelheid’. Het komt trouwens niet alleen bij meervoudige zelfstandige naamwoorden voor, maar ook bij ontelbare zelfstandige naamwoorden (stofnamen), zoals in de l’eau en du fromage.
Het delend lidwoord
Rond die delende lidwoorden zijn allerlei theorieën gebouwd. Er zijn taalkundigen die aannemen dat ze in het Nederlands ook bestaan en zelfs verplicht zijn, maar dan in een onhoorbare vorm. En er is zelfs een wel hoorbare Nederlandse variant die je in wat uitgebreidere grammaticaboeken tegenkomt, namelijk van die. Hoe je die precies zou moeten benoemen, weet ik niet. Delend aanwijzend voornaamwoord ligt misschien wel voor de hand. Willy Vandeweghe kiest in zijn prachtige Grammatica van de Nederlandse zin voor het wat bredere begrip partitieve determinator (‘delend bepaalwoord’) en hij geeft als voorbeeldzinnen:
- Heb je nog van die lekkere wafels?
- Ben je nog altijd zo gek op van dat witte spul?
- Er liggen daar van die lekkere wafels.
Ook van de komt wel als delend lidwoord voor. Zo vind ik op internet:
- Het heeft van de prachtigste gedichten opgeleverd.
Ik kon dat van de zo snel niet vinden in m’n grammatica’s, maar ik heb ook niet heel goed gezocht. Mogelijk is de constructie ook minder gewoon dan van die. In mijn oren is ze in elk geval prima.
Heel gewoon is verder van alles, waarin de betekenis ‘een deel van alles’ te herkennen is:
- Ik heb van alles gedaan.
Als we even buurten bij het Fries, vinden we iets bredere mogelijkheden voor delende woordjes, bijvoorbeeld fan in combinatie met een persoonsaanduiding:
- Der rinne fan buorman syn hinnen op it hiem.
(‘Er lopen van buurman z’n kippen op het erf’)
= Er lopen kippen van de buurman op het erf.
Delend bezittelijk voornaamwoord
Ik heb lang gedacht dat van die en van de de enige Nederlandse constructen waren die je je als delende bepaalwoorden of partitieve determinatoren zou kunnen benoemen. Maar toen bekeek ik een video met de bekende sketch De kroketten van Wim Sonneveld, waarin die een kantinebeheerder speelt. In die rol zegt ie een paar keer: ‘Ken ik nog effe van uw tijd roven, meneer Sonneveld?’
Van uw tijd. Van uw. Dat klinkt prima. Van is het eerste woord van het zinsdeel van uw tijd. De betekenis is zoiets als ‘enige tijd van u’ of ‘een zekere hoeveelheid van uw tijd’. Dit kon weleens een delend bezittelijk voornaamwoord zijn, of op z’n minst eentje in wording.
Komt ie vaker voor? Ik heb even gegoogeld en ‘Mag ik even (of: effen) van uw tijd roven’ komt nog een paar keer op internet voor. Ook vond ik:
- Ik […] vraag daarna nog even van uw aandacht […].
- Mag ik even van jullie aandacht?
De conclusie lijkt me onontkoombaar: het Nederlands heeft een delend bezittelijk voornaamwoord.
Joop van Diepen zegt
Hier in het Westfries is het mogelijk om te zeggen: moin die ouste broer was guster jarig. Letterlijk: mijn die oudste broer was gisteren jarig. Is deze ook te benoemen?
Henk Wolf zegt
Mooi verschijnsel! Dit is zo te zien een constructie met een dubbele determineerder (bepaaldwoord, lidwoordachtig woord). Toevallig zijn dubbele determineerders de afgelopen tijd twee keer aan de orde gekomen. Zie:
https://neerlandistiek.nl/2019/02/in-dit-ons-land/
en
https://neerlandistiek.nl/2019/05/jouw-iedere-beweging/
Marcel Meijer Hof zegt
Deze leek valt op dat hem enkel de constructies ‹ van de › en ‹ van alles › lekker in het oor liggen.
Mient Adema zegt
Het zit me al enige tijd in het hoofd, maar het moet er dan toch maar eens uit: het voorbeeld van een delend bezittelijk voornaamwoord in de zin “ken ik nog effe van uw tijd roven” zou inderdaad heel goed geschoten kunnen zijn, maar als zin in een wat gekscherende sketch van een cabaretier heeft dat toch eerder de betekenis van: je rooft iets (en dat gaat nogal heftig), maar je beperkt je maar tot een stukje van de mogelijke buit. Dat is wat paradoxaal en koddig, iets selectief plunderen uit een massa die een mens normaliter zijn hele leven al tot zijn beschikking heeft, tijd. Zo bezien heeft het zinsdeel “van uw tijd” niet als ontleding het lijdend voorwerp, maar veeleer het gebruikelijke voorzetselvoorwerp.
Vergelijk eens de zinsdelen “van alles” in de zin “ik heb in mijn vakantie van alles gezien en ook van alles genoten”. Datzelfde verschil kun je proeven bij van iemands tijd roven.
Enfin, de zin lijkt me wat dubbelzinnig, maar past nog net in het zojuist ontdekte verschijnsel. Bij de echt transitieve werkwoorden zal het delend bezittelijk voornaamwoord sterker als zodanig naar voren komen (zoals in van uw aandacht vragen).
Henk Wolf zegt
Zo’n nieuw delend woord ontstaat waarschijnlijk doordat ‘van’ en een traditioneel lidwoord achter elkaar belanden en dan op een nieuwe, delende, manier worden geïnterpreteerd. Het kan inderdaad best dat dat hier nog het geval is. Dan zou Sonneveld een beetje een vreemde zin gebruiken met ‘roven’ zonder lijdend voorwerp.
Nog een paar internetvoorbeelden die minder of geen ruimte voor een dubbele lezing hebben:
– Maar ik wil graag even van uw tijd.
– Mogen wij heel even van uw tijd om deze boodschap te delen?
– Alstublieft, Mr. Quinn, ik heb maar heel even van uw tijd nodig.
– Mogen we even van uw tijd ?
– Lieve klanten, Mogen wij heel eventjes van uw tijd?
– Mogen wij daarom eventjes van uw tijd vragen om onze ENQUETE in te vullen.
Als het delend bezittelijk voornaamwoord ontstaan is – of aan het ontstaan is – dan is de toepassing ervan in elk geval nog heel beperkt.
Mient Adema zegt
Ik zit wat tegen uw eerste alinea aan te hikken: in de tweede zin is n.m.m. het woordje “niet” weggelaten. Dan houd je namelijk de “gewone” interpretatie over en dat is een wat vreemde constructie met “roven” zonder lijdend voorwerp.
Ik heb die zin inderdaad als zodanig begrepen, want waarom zou je transitieve werkwoorden niet intransitief kunnen gebruiken? Dat past nou net zo mooi in dat plaatje van die ober die aan het roven wil gaan met Sonnevelds tijd. Je kunt ook van de chocola eten, van de cola drinken of van de engelse drop snoepen zonder dat als object tot je te nemen.
Vermoed dat we op één lijn zitten. We zeggen, geloof ik, hetzelfde.
Gerard van der Leeuw zegt
En wat met het Bijbelse ‘Geef mij van dat rode daar’?
Volgens mij is de tekst van de sketch van Sonneveld overigens van Carmiggelt….