Door Henk Wolf
Bij verreweg de meeste voltooide deelwoorden kiezen Nederlandstaligen feilloos uit een van de twee hulpwerkwoorden hebben en zijn. Ik denk niet dat iemand zegt dat ie ‘een boek is gelezen’ of dat ie ‘heeft gearriveerd’.
Er zijn wel wat werkwoorden die beide hulpwerkwoorden van de voltooide tijd toestaan, doorgaans met een verschil in focus of betekenis. Zo zeggen Nederlandstaligen doorgaans ‘ik heb door de stad gelopen’ als ze de vraag ‘Wat heb je gedaan?’ beantwoorden, terwijl ze ‘ik ben door de stad gelopen’ antwoorden op de vraag ‘Hoe ben je hiernaartoe gekomen’. In ‘Parijs is aan de Seine gelegen’ en ‘De handdoek heeft aan aan de Seine gelegen’ is de tijdelijkheid van het liggen vermoedelijke de factor die het hulpwerkwoord bepaalt – als is in de eerste zin nog een hulpwerkwoord is, tenminste.
Wat vrije variatie is er ook. In allerlei regio’s komt bij geweest bijvoorbeeld zowel hebben als zijn voor, zonder betekenisverschil. En vrij algemeen is de variatie in ‘het is me goed bevallen’ en ‘het heeft me goed bevallen’.
Noch hebben, noch zijn
Een gemeenschappelijk kenmerk van al die variatie is dat voor het gevoel van de spreker hebben en zijn allebei kunnen. Er zijn ook werkwoorden waarbij ze geen van beide lijken te kunnen. Het voltooid deelwoord gezuld is het duidelijkste voorbeeld. Dat komt hier en daar wel met hebben voor, maar voor veel Nederlandstaligen kan het simpelweg niet worden gebruikt: niet met hebben en ook niet met zijn.
En dan is er nog verbleven, het voltooid deelwoord van verblijven. Dat is een apart woord. Gezuld is een werkwoord met een vreemde, onduidelijke betekenis, dat wat op de grens van een zelfstandig en een hulpwerkwoord lijkt te zitten en simpelweg niet voor iedereen makkelijk in de voltooide tijd kan voorkomen, maar verbleven is een heel gewoon zelfstandig werkwoord met een duidelijke betekenis, die zich prima leent voor een voltooide tijd. En toch wil het maken daarvan niet bij iedereen goed.
M’n eigen intuïties lieten me laatst ook in de steek toen ik een zin met verbleven wilde maken. Ik haalde iemand op uit een hotel en een medewerkster vroeg me of ik een prettig verblijf had gehad. Ik antwoordde: ‘Ik heb hier niet verbleven’, verbeterde mezelf meteen met ‘ik ben hier niet verbleven’ en gaf toen toe dat ik er even niet uit kwam hoe ik het onder woorden moest brengen, maar dat ik hier alleen was om iemand op te halen.
Twijfel
Het Woordenboek der Nederlandse Taal meldt dat verbleven vroeger met zijn en nu vooral met hebben voorkomt. Wie even googelt, vindt weinig vindplaatsen. Met hebben komt het het vaakst voor, maar er zijn ook vindplaatsen met zijn. Ik vond op de site pretwerk.nl een kop boven een artikeltje en die luidde zo: ‘Wanneer heeft u voor het laatst bij de concurrent verbleven?’. Blijkbaar had er in plaats van heeft eerst bent gestaan, want onder het artikeltje had iemand het volgende commentaar geschreven:
De link naar Taalpost doet het helaas niet meer en ik kon het bijbehorende taaladvies ook niet vinden. Wel vond ik in de onlineversie van Van Dale bij verblijven als enige mogelijkheid voor de voltooide tijd heeft verbleven.
Hoe kan het nou dat mensen zo twijfelen over het hulpwerkwoord bij verblijven? Ik vermoed dat dat komt doordat er twee zaken concurreren: het werkwoord blijven trekt ons naar zijn toe, terwijl de betekenis ons juist de kant van hebben op stuurt.
Concurrerende neigingen
We herkennen in verblijven natuurlijk blijven en doorgaans hebben afleidingen en samenstellingen hetzelfde hulpwerkwoord als het grondwerkwoord. Vanwege ‘ik ben gebleven’ zou je dus ook ‘ik ben verbleven’ verwachten. Alleen is blijven een beetje een raar werkwoord: de betekenis past niet zo goed bij het hulpwerkwoord zijn. We gebruiken zijn namelijk maar bij relatief weinig werkwoorden, die bepaalde overeenkomsten in betekenis hebben. Veel van die werkwoorden drukken uit dat het onderwerp iets afrondt: ‘Jan is gearriveerd’ betekent dat Jan zijn reis heeft afgerond en ‘Marie is genezen’ betekent dat Marie haar ziekte achter zich heeft gelaten. Maar blijven is misschien wel het duidelijkste werkwoord dat nou juist géén afronding uitdrukt. Bijna-synoniemen zoals duren en voortbestaan gaan ook met hebben.
Omdat het hulpwerkwoord gebleven zoveel voorkomt, onthouden we wel dat we er zijn bij moeten gebruiken, maar bij de veel minder gebruikelijke afleiding verblijven krijgt de neiging om het hulpwerkwoord van blijven te gebruiken waarschijnlijk veel concurrentie van de neiging om het hulpwerkwoord te gebruiken dat beter bij de betekenis past en dat we ook vinden in bijna-synoniemen als bivakkeren en vertoeven, namelijk hebben. Die concurrentiestrijd tussen twee hulpwerkwoorden is in ons hoofd vermoedelijk zo fel dat het ons taalgevoel niet lukt een optimale keuze te maken.
DirkJan zegt
Je kan zonder betekenisverschil zowel zeggen, Ik ben het vergeten, als, Ik heb het vergeten. In het voorvoegsel ‘ver’ zit dan wel een analogie met verbleven.
DirkJan zegt
Ik ben het verloren / Ik heb het verloren
Sarah zegt
Exact de werkwoorden waar ik in NT2-context al onbedoeld lastige discussies over heb gehad.
Ik zeg altijd ‘ik ben x vergeten’ en ik ‘ik ben x verloren’ en ‘ik ben gewonnen’. Ik wist helemaal niet dat ik dat altijd zei, en nog minder dat mijn omgeving dat kennelijk ook doet.
Maar blijkbaar wél, maar ik heb ontdekt dat ik de andere mogelijkheid, met ‘hebben’, onbewust verkeerd vind, nadat ik meermaals cursisten verbeterde. Dat leverde altijd lichtelijk verwarrende momenten op, want het duurde altijd even voor ik me realiseerde dat het met ‘hebben’ ook prima is. Als ik het enkele keren zeg, vind ik ook heus dat beiden prima klinken. Maar mijn eerste, intuïtieve reactie, was corrigeren, heel spontaan. Terwijl ik zeker niet elke fout corrigeer bij cursisten, maar alleen diegenen die me opvallen en “storen”.
Dus ja: ik sluit me aan bij Henk Wolf: taalgevoel concurreert, en we voelen ons schijnbaar toch niet zo lekker bij het idee dat er twéé correcte versies zouden bestaan in het hulpwerkwoord.
Sarah zegt
PS te snel! Winnen is lastiger dan ik me realiseerde, ik merk dat ik echt niet kan zeggen welk hulpwerkwoord ik gebruik. Ik denk dat het afhangt van nogal wat factoren, de persoon waarin ik spreek, hoe belangrijk het “winnen” is in de boodschap, en of het een mededeling of een vraag is. Onmogelijk het nu nog te weten, nu ik er zo over denk, maar voor mij is ‘ben jij gewonnen?” prima, zolang het gaat om de loutere act van het winnen. Is er een lijdend voorwerp bij betrokken (een match winnen, een prijs winnen) is het zeker ‘hebben’.
Jaap Gruijs zegt
Volgens mij kan winnen nooit met zijn. Van Dale bevestigt dat. Ik kan me daar ook niets bij voorstellen. Ajax is gewonnen van Feijenoord? Lijkt mij een onbegrijpelijke onzinzin.
“Winnen voor” kan daarentegen zowel met hebben als met zijn. “Ik heb hem gewonnen voor dat muziekgenre” en “ik ben gewonnen voor dat muziekgenre”.
DirkJan zegt
Ik ben gewonnen is Vlaams, hoewel het daar ook geen standaardtaal is.
Pieter Brouwer zegt
Voor mij was/is ‘ik ben gewonnen’ ook vreemd, maar waar ik nu woon (Limburg) zegt bijna iedereen het. Ik neem aan dat het om een regionale variant gaat?
Ricardo Mertsch zegt
Ik ben weliswaar geen Nederlander, maar: Hoe is het met “Hij/zij verbleef”?
Bert Mostert zegt
Mij is geleerd: iets vergeten hebben=iets ergens achtergelaten hebben, iets vergeten zijn=iets niet meer weten.
Jan Stroop zegt
Aanvulling bij dat ‘gezuld’. In ’t CGN (Corpus Gesproken Nederlands) komt ‘zullen’ in enigerlei vorm 1558 keer voor. Daarvan zijn 1551 treffers persoonsvormen; 7 een infinitief. ’t Voltooid deelwoord ‘gezuld’ komt in ’t CGN niet voor. Dat zegt niet alles, maar wel veel.
http://www.janstroop.nl/oudesite/artikelen/werkwoordsvolgorde.shtml
Marcel Meijer Hof zegt
‹ Inmiddels verblijf ik met vriendelijke groet › is wel een bekende, zo niet licht versleten redewending aan het einde van een brief of mail. Zou ik er later op terug moeten komen, bijvoorbeeld als in: ‹ Ik snap de irritatie niet, ik ben toch met « vriendelijke groet » verbleven ? ›
Veel constructies met ‹ verbleven › komen op mij een beetje gekunsteld, ouderwets of precieus over. Zou deze vorm op weg zijn om achter de horizon te verdwijnen ?
DirkJan zegt
Ik zou zelf ook nooit een constructie met verbleven en een hulpwerkwoord gebruiken, niet mooi en gekunsteld. Het hoeft ook helemaal niet, in plaats van ‘Ik ben er drie maanden verbleven’, of ‘Ik heb er drie maanden verbleven’, schrijf je simpelweg, ‘Ik verbleef er drie maanden’. Probleem met de keuze van het hulpwerkwoord is dan ook gelijk opgelost.
Weia Reinboud zegt
‘Heb verbleven’, zonder enige aarzeling. ‘Ben verbleven’ is een beetje raar 😉
Weia Reinboud zegt
Of anders gezegd, ik hoor niet bij de ‘ons’ uit de titel van deze discussie. ‘Ons’ en ‘wij’ zijn heel hachelijke begrippen als het over het Nederlands gaat, ook al als het uitsluitend over het Noord-Nederlands zou gaan.
Henk Wolf zegt
‘Wij’ en ‘ons’ in generaliserende uitspraken hoeven niet per se op elk individueel lid van de taalgemeenschap te slaan, die woorden kunnen ook gebruikt worden voor een groep die zo groot is dat ze de gemiddelden en modalen van de gemeenschap aanmerkelijk beïnvloedt.
Neem als voorbeeld de volgende krantenkop:
– “We worden langer en dikker”
Daarop zal niemand in alle ernst reageren met: “Nou, ik niet!”
Of deze kop:
– “Een beetje hitte is prima voor onze gezondheid”
Er zijn zonder twijfel mensen voor wie dat niet geldt, terwijl de uitspraak als generalisatie best waar kan zijn.
Of deze kop:
– “Waarom houden wij van bergen?”
Is dit een hachelijk gebruik van ‘wij’, omdat er in Groningen iemand woont die een hekel aan bergen heeft?
Weia Reinboud zegt
Dergelek zinnen kom je volop tegen in kranten, maar ik vind ze allemaal slecht geformuleerd!
DirkJan zegt
Allemaal waar, maar daar staat tegenover dat mensen ook geneigd zijn om exemplarische, anekdotische gevallen onterecht tot een algemeen verschijnsel te verheffen.
Wouter zegt
Voor wie benieuwd is naar de taaltip uit Taalpost, die is hier te vinden: https://web.archive.org/web/20160804105833/taalpost.nl/archief/m1012.pdf.
De tekst luidt (cursief tussen /slashes/):
”
Taaltip: ik ben verbleven of ik heb verbleven?
/Ik heb verbleven/ is het gewoonst in bijvoorbeeld ‘Ik heb deze zomer een weekje op de Veluwe verbleven.’ /Verblijven/ betekent dan ’tijdelijk gevestigd zijn’, ‘vertoeven’, ‘logeren’.
/Verblijven/ kan ook betekenen ‘blijven, lang of voortdurend aanwezig zijn’; dan wordt /verblijven/ gecombineerd met /zijn/. Deze betekenis is echter wat verouderd. Zinnen als ‘Ik ben het hele jaar in Frankrijk verbleven, terwijl mijn man soms Nederland heeft bezocht’ zijn niet meer zo gangbaar. /Verbleven/ kan hier beter vervangen worden door /gebleven/. Maar deze betekenis van /verblijven/ is waarschijnlijk wel de reden dat de meeste woordenboeken nog steeds zowel de vervoeging met /zijn/ als die met /hebben/ vermelden.
“
Harrie Baken zegt
Inderdaad, leve de WayBack Machine!
(Maar hier staat de bewuste taaltip ook: https://onzetaal.nl/uploads/editor/Taalpost-m1012.pdf )
Jan Uyttendaele zegt
Op de vraag ‘Hoe ben je hiernaartoe gekomen’, zou ik niet antwoorden met ‘ik ben gelopen’, maar met ‘ik heb gelopen’. Ik dacht dat ‘ik ben gelopen’ alleen gebruikt kon worden met een richtingsobject, bv. ‘ik ben naar huis gelopen’.
Bert Mostert zegt
Mijn antwoord zou zijn: ik ben komen lopen.
DirkJan zegt
Ik ben gelopen / Ik heb gelopen is geen goed voorbeeld omdat je dus wel Ik ben naar huis gelopen zegt, maar niet Ik heb naar huis gelopen. Het zijn verschillende constructies.
Bert Mostert zegt
Gezuld is voor mij (als Hollander?) een onbestaand woord. Verblijven met een hulpwerkwoord bijna even onbekend, als het moet met hebben.
Marietje Wennekendonk zegt
Wat vergeten en verliezen betreft is er voor mijn gevoel zeker wel verschil tussen hebben en zijn. Je hoort wel ‘hij is pas zijn vader verloren’ maar m.i. is dat onzorgvuldig taalgebruik. Het suggereert dat hij zijn vader in de fietstas had zitten en dat die er onderweg uit gevallen is. Ik zou zeggen: hij heeft pas zijn vader verloren, m.a.w. zijn vader is pas gestorven. Iets dergelijks voel ik ook bij vergeten. Ik ben vergeten hoe iemand heet, maar heb mijn jas vergeten in het café. Maar of ik gelijk heb weet ik niet. Ten aanzien van verblijven kies ik voor: ik heb hier niet verbleven.
DirkJan zegt
Het is natuurlijk niet een kwestie van gelijk of ongelijk, maar uw nuances lijken me in het algemene spraakgebruik niet houdbaar en komen beide vormen zonder betekenisverschil gewoon voor.
Bas Levering zegt
Tussen ‘Ik heb het vergeten’ en ‘Ik ben het vergeten’ bestaat een belangrijk betekenisverschil. De constructie met ‘hebben’ vertelt dat ik het me zelf aanreken, de constructie met ‘zijn’ dat het mij is overkomen en mijzelf niet verantwoordelijk acht. (Ook bij ‘verloren hebben’en ‘verloren zijn’).
DirkJan zegt
Ik geloof niet in deze redenering. Als je dus zegt ‘Ik ben het vergeten’ reken je dat niet jezelf aan. Wie of wat heeft er dan voor gezorgd dat je dat bent vergeten? 🙂
Hans Kallenberg zegt
Ik wil even een andere zaak aankaarten in het verhaal van Henk Wolf. Hij schrijft achter de zin: “Wanneer heeft u voor het laatst bij de concurrent verbleven?” een punt. Ik vraag me af of dit correct is. Vroeger heb ik op school geleerd dat als in een aanhaling op het einde van een zin er al een (‘soort’) punt staat, bijvoorbeeld als vraagteken, men geen punt achter de zin moet plaatsen. De redenatie is natuurlijk dat achter iedere zin een punt dient te staan en de aanhaling zelf ook een volledige zin met punt kan zijn. Maar toch komt het overcompleet over om twee punten vlak achter elkaar te plaatsen en daarom doen we het niet. Is dit correct?
Weia Reinboud zegt
‘Correct’ bestaat bij dit soort zaken niet echt, er geen groen boekje voor interpunctie. Maar ik zou hier ook geen punt zetten en heb ze bij het persklaar maken van boeken altijd weggehaald.
DirkJan zegt
U citeert Henk Wolf met het citaat met dubbele aanhalingstekens, maar Henk doet het met enkele! Ook een kwestie van smaak.
Paul van der Cingel zegt
Dit is mijn eerste bijdrage aan Taalpost. Dit is geen reactie op enig artikel, maar een persoonlijke observatie. Er wordt naar mijn mening teveel autoriteit aan Van Dale toegekend. Hoe vaak heb ik niet gehoord dat een woord niet bestaat of fout is omdat het niet in de Van Dale staat. Niemand kan enig eigendomsrecht ontlenen aan een taal. Redacties van woordenboeken nemen vaak arbitraire beslissingen waar best over te steggelen valt. Vaak betreft het vreemde of leenwoorden.
Veel van oorsprong Franse en Italiaanse woorden worden soms ontdaan van hun specifieke kenmerken en soms ook niet. Wat is er op tegen om een woord in zijn oorspronkelijke spelling op te nemen in Nederlands? Een woord als intrigue wordt in het Nederlands intrige, daarmee wordt niet alleen de oorspronkelijke spelling aangetast maat ook de uitspraak. dat gaat ook op voor spaghetti. De combinatie van letters die in het Nederlands niet of nauwelijks kennen worden gemeden, en waarom? Dat men daar vroeger voor koos begrijp ik nog wel, men kwam zelden of nooit in contact met vreemde talen, en je zou dat nog best kunnen verdedigen waar het wat meer buitenissige talen betreft, maar voor talen waarmee we dagelijks op enigerlei wijze in contact komen, zou ik willen pleiten voor het overnemen van de oorspronkelijke spelling.
Jan Uyttendaele zegt
Deze reactie komt hier echt niets doen. Bovendien is Taalpost een rubriek van Onze Taal. Mag ik voorstellen dat er op Neerlandistiek alleen ’ter zake’ wordt gereageerd op bijdragen?