Wat hoor je als je een klinker hoort? De vorm van de mondholte van de spreker. Bij een oe is die bijvoorbeeld langgerekt, bij een ie een stukje korter en bij een aa is hij vooral hoog. Dat levert verschillende resonanties op, en dat is waar je de klinkers aan herkent.
Alleen zijn de mondholtes van verschillende mensen ook niet allemaal hetzelfde, en dat levert een probleem op: de oe van iemand met een kortere mondholte kan als je gaat meten precies hetzelfde klinken als de o van iemand met een langere. Wij mensen hebben dat niet in de gaten, want als we iemand horen praten, registreren we onwillekeurig hoe de mondholte van de spreker in elkaar zit, en we passen daar al even onwillekeurig en onbewust onze verwachtingen voor individuele klinkers op aan. En zo hoor je automatisch dezelfde klank bij de ene spreker als oe en bij de andere als o.
Gescand
Dat het echt een kwestie van gehoor is, blijkt uit nieuw onderzoek dat het tijdschrift Nature deze week publiceerde. Al in de auditieve cortex horen mensen de klank de ene keer als een oe en de andere keer als een o. Die auditieve cortex is weliswaar al een van de gebieden voor relatieve hoge gehoorfuncties – het signaal dat via de trommelvliezen binnenkomt is al een aantal keer bewerkt –, maar het is ook wel echt een gehoor-functie, die wel werk doet voor de taal, maar ook voor andere vormen van luisteren.
De onderzoekers stelden dit vast door Spaanstalige proefpersonen te laten luisteren naar de (zelfverzonnen) woorden zoals soefoe en sofo, en naar woorden die met de computer gemanipuleerd waren zodat ze klanken hadden precies tussen de twee in. De ene groep proefpersonen hoorde de woorden onmiddellijk na kortmondige spraak, de andere na langmondige. Ondertussen werd de auditieve cortex gescand om te zien hoe deze met het signaal omging.
Binnenste
We wisten al dat mensen nooit een klank horen ‘precies tussen twee klanken in’. Je hoort of de ene klank of de andere. Omdat het Spaans een oe en een o heeft, en niets daartussen, horen sprekers van het Spaans iedere klank in dat auditieve gebied als een oe of als een o. Alleen wélk van de twee je hoort, blijkt bepaald te zijn door wat je eerder hebt gehoord. Als je iemand met een korte mond hebt gehoord, hoor je de klank eerder als lang; was de mond lang, dan hoor je de nieuwe klank als kort. Je hebt je verwachtingen dus bijgesteld aan wat je eerder hebt gehoord.
Dit zijn processen die volledig buiten je bewustzijn vallen. Je kunt het niet sturen, je kunt niet besluiten ineens een oe te gaan horen, en hoe diep je ook in je binnenste kijkt, je kunt ook niet zien dat je het doet. Maar ieder mens doet het voortdurend, en dit soort technieken laten een klein beetje zien hoe dat gaat.
Mient Adema zegt
Is mijn visuele cortex één keer in de war? oe-oe >>> oe-oo? 🙂
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Klopt.
Mient Adema zegt
Inmiddels gewijzigd in de tekst, zag ik, waarvoor dank.
Blijft mysterieus, zo’n automatische transformator in de hoorschors.
Ik denk dat honden (om op uw komende opmerking in te gaan) dat niet hebben, maar weet natuurlijk niet of Pavlov “dood” wel goed uitspreekt. Hoeft ook niet, want de honden zijn er kunstmatig op getraind, terwijl de mens in zijn taalverwerving op dit punt onwilllekeurig corrigeert.
Op TV net een masterclass over taal in het hersengebied bij de mens.
Je blijft je verwonderen, je verzint dit niet zelf.
G. Havingha zegt
Daarom kan niemand mij verstaan;
ik mompel niet, maar ze onderschatten mijn mondholte!
DirkJan zegt
Zeg Oe A Ed de Goeij, zeg Oe A Ed de Goeij.
DirkJan zegt
Zie gingen oe, oe oe oehoe
Oe oe oehoe oehoerend hard
Zie gingen oe, oe oe oehoe
Oe oe oehoe oehoerend hard
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Ons brein is heel knap. Maar merk ondertussen wel even op dat een hierop getrainde hond op het commando ‘dood’ languit gaat liggen, onafhankelijk van wie het commando geeft; de mondholte van de baas of de bazin, maakt niet uit. Het brein van die hond is dus ook heel knap.