De zwemmer
Hij liep de polders door en zag den plas,
waarop het avondlicht in rimpels vloeide,
waarop een boer, pijp-rookend, huiswaarts roeide,
en eenzaamheid der dingen aanschijn was.
En zich ontkleedend werd hij zelf gewas,
dat vleezig neven riet en andoorn groeide,
waar klaver geurde en de wind licht stoeide,
en vogelroep over de wijdte was.
Hij zwom ver uit, keerde, en liet zich drijven
over het water naar het wolkenland,
hij was hun beider zoon, en wilde blijven.
Maar damp steeg snel, onrust en bangheid kwamen,
wilgen en elzen krompen aan den kant,
een vluchtend grutto riep verwarde namen.
Ed. Hoornik (1910-1970)
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter