Door Jaap Spa
In het dagoverzicht van Neerlandistiek , dd. 11 juli 2019, geeft Marc van Oostendorp onder de titel Het Nedersaksisch is een illusie een korte beoordeling van het nieuwe handboek Nedersaksisch in een notendop. In dit geschrift zegt hij o.m. dat deze taal vooral bestaat uit een verzameling dialecten. De sprekers daarvan voelen zich, volgens hem, geen sprekers van het Nedersaksisch, maar alleen van het eigen dialect: Gronings, Stellingwerfs, Veluws…. Van Oostendorp stelt vervolgens dat dat niet geldt voor de Limburgers, die wel het Limburgs als taal zouden ervaren. Maar onmiddellijk daarop zegt hij dat de Sittarders en Venloërs enz. altijd zeggen dat ze Sittards en Venloos spreken en geen Limburgs. Wat is dan het verschil met de sprekers van de dialecten in Nedersaksen ?
Van Oostendorp zegt ook dat het Nedersaksisch niet fundamenteel verschilt van het Nederlands . In mijn recensie in Word (vol 60, 2009) van het Handboek Nedersaksische Taal- en Letterkunde (van Gorcum, Assen , 2008 ) gaf ik echter op blz. 169/170 een aantal karakteristieken van het Nedersaksisch die laten zien dat deze taal behoorlijk verschilt van het Nederlands. Is dat voor van Oostendorp “fundamenteel” genoeg ? Jo Daans taalkaart van Nederland en Vlaanderen (Van Randstad tot Landrand, NHUM, Amsterdam, 1969) heeft het Nedersaksische gebied met een groene kleur begiftigd, daarmee aangevende dat volgens haar deze dialecten een taalkundige eenheid vormen. Ook het instellen van de leerstoel ‘Nedersaksische taal- en letterkunde’ aan de Universiteit van Groningen, en als eerste bezet door wijlen Prof. Heeroma, wijst erop dat degenen die deze leerstoel in het leven hebben geroepen ervan overtuigd waren dat het Nedersaksisch als taal bestond.
Voorts zegt van Oostendorp dat de term Nedersaksisch” de in het Noorden van Duitsland gesproken dialecten zou uitsluiten omdat het voorvoegsel “Neder-” alleen maar zou slaan op de in Nederland gesproken taal van het Noord-Oosten. In Duitsland is echter de term “niedersächsisch” ook zeer gebruikelijk, cf. H. Niebaum ” Zur niedersächsisch-niederfrankischen Dialektscheide” (in Niederdeutsches Wort 1971 pp. 45 -60).
Als een groep dialecten voldoende verschilt de landstaal of van de omringende talen zullen de sprekers ervan de generieke term gebruiken : Ze spreken dus Bretons (en bij vb. geen vannetais of trégorrois ) of Baskisch (en geen navarais of guipuscoan etc. ). En wat men gewoonlijk Arabisch noemt is eveneens zodanig in dialecten uiteengevallen dat de taalkundige Merritt Ruhlen in zijn boek A guide to the languages of the world (1975, 1976, Language Universals Project, Stanford University) gemeend heeft 4 verschillende fonetische beschrijvingen te moeten geven van het Arabisch gesproken in respectievelijk Irak, Egypte, Marokko en Malta. In geen van de drie gevallen heeft zich een standaardtaal ontwikkeld.
Tenslotte nog een persoonlijke ervaring : In mijn studententijd liet ik een mede-student, afkomstig uit het Westen des lands een op de bandrecorder opgenomen tekst van het Venoos (Vollenhoofs) beluisteren. Waar ikzelf geen enkele moeite had het gesprokene te verstaan, zei mijn kennis dat hij er niets van begreep. Het was voor hem een volkomen andere taal.
Rob Alberts zegt
Rond 1960 was er in Noord-Brabant per 10 kilometer al een ander dialect te horen.
En nu?
Ik ben er een voorstander van om taalverschillen te onderzoeken. Voordat we het door hebben is er een taal weer verdwenen.
Vriendelijke groet,
Henk Wolf zegt
Wat Marc volgens mij bedoelt, is dat de term ‘Nedersaksisch’ bij de sprekers niet is aangeslagen. Er is anders dan bij sprekers van het Bretons, Baskisch en Arabisch geen besef van eenheid. Sprekers zeggen dat ze Gronings, Oost-Gronings, Veenkoloniaals of Knoalsters spreken, maar niet dat ze Nedersaksisch spreken. Die term was er in taalhistorische zin al, soms met een politieke afbakening aan de landsgrens, soms met een taalkundige afgrenzing daar waar het Slavisch en het Romaans beginnen. Op zo’n taalhistorische manier gebruikt Niebaum hem ook.
Daarnaast is ‘Nedersaksisch’ tot politieke term geworden. In die zin is de term eind vorige eeuw door streektaalorganisaties geadopteerd. Dat was handig en daar is ook veel voor te zeggen, want als streektaalorganisaties samen optrekken, krijgen ze meer voor elkaar. De erkenning van het Nedersaksisch als streektaal door de Nederlandse overheid is wat dat betreft het sluitstuk aan de Nederlandse kant van de grens. In Duitsland wordt ‘Niedersächsisch’ als politieke term nauwelijks gebruikt, daar is ‘Niederdeutsch’ de dominante politieke aanduiding voor de Nedersaksische dialecten in het Duitse deel van het dialectcontinuüm. De term komt weleens uit de kast als dat politiek gezien handig is, bijvoorbeeld bij grensoverschrijdende taalprojecten, maar dat is maar beperkt.
Wat taalhistorisch en politiek functioneert, doet dat maatschappelijk (in de hoofden van de sprekers) alleen nog niet. En ik krijg ook niet de indruk dat de streektaalorganisaties in het Nedersaksische gebied dat heel belangrijk vinden. Die werken toch hoofdzakelijk aan het Drents, het Gronings enzovoort. Wat uiteraard hun goed recht is.
The Singing Organ-Grinder zegt
Nog een anecdote. Eind jaren 80 ging ik als een- en traagtongige Engelsman werken in een aan de grens gelegen Twents gehucht. Daar dacht ik oa Nederlands te leren door bij de geweldige plaatselijke boerenkapel te gaan spelen. Na zes maand kocht ik een tv, zette het Achtuurjournaal aan, en verstond er geen woord van. Mijn medebloazers waren er trots op dat ik wat boerenplat had geleerd, maar wars van de pogingen van een paar ideologen om een Friese oplossing te creëren voor de oostelijke provincies. Schreef Cowboy Fred wat later: “Ook het Twentse dialect was een bron van vermaak, vooral als dat dialect doordrong in de Nederlandse taal als Twentisme, of moet ik zeggen ‘Nedersaksisme’.” Ik deed een tijdje mee met de schijn, maar het Nedersaksisch is toch doodhout in de taalboom tussen het Nederduits en de dialecten.
gait golbach zegt
Ut Neersassisch is un verzaomelnaeme veur un groot aantal dialect’n. Ut is un taol op zich, uut e’sprok’n in verschillende klank’n die allemaole te herlijd’n bunt.
Ut is toch un mirakel da’j oe uut’n kunt in een taol die un beriek hef van de flank’n van de Veluwe tot ut leste stokkie Duutsland, bie de grens van Polen en de Oostzee…
Praot plat !!!!