Familienamen: hoe spreek je ze uit
door Jan Stroop
Afgelopen voorjaar heeft de VPRO de tv-serie ‘Rond de Noordzee’ uitgezonden. Die serie is gemaakt door Arnout Hauben. Toen ik die naam in een reclamespotje hoorde, zag ik dit woordbeeld voor me: Houben en dacht: die presentator weet dus niet hoe je die naam moet uitspreken, namelijk zoals de naamdragers dat zelf doen. Die zeggen immers Hoeben [hubə]. Maar wie dat niet weet, zegt [hɑubə] als ie Houben ziet staan. Later zag ik in de gids dat er Hauben stond. En dat is een ander verhaal.
Voor ’t eerst maakte ik kennis met de regel dat je een ou als oe moet uitspreken, toen ik student was in Nijmegen. Daar werden colleges Volkskunde gegeven door Dr. Winand Roukens. Iedereen noemde hem Roukens met de bekende tweeklank ou [rɑukəns], maar Roukens zelf zei Roekens. Net als enkele Limburgers.
Dat is geen wonder want in Limburg komen meer familienamen met een ou voor, die door de mensen zelf met een oe worden uitgesproken: Brouns, Douven, Souren, Housmans, Ploumen, enzovoorts.
De spelling ou voor de oe-klank [u] die van Franse oorsprong is (douche, routine, souvenir) wordt door Van Loey in zijn Middelnederlandse Spraakkunst II Klankleer, 70, aangetroffen in Vlaanderen, Zeeland en Brabant, maar ‘bij uitzondering komen in ’t oosten ook voor: uy, oy, o, ou. Hij geeft van die laatste spelling ook voorbeelden. O.a. uit Maastricht (ao 1441): ein hous en housvrouwe.
De ou-spelling treffen we nog niet aan in de oudste vorm van de Venlose familienaam Ingenhuys. De stamboom begint daar met Allaert van Ruweel. Zijn kleinzoon Johan van Ruweel kreeg de bijnaam Ingenhuys, die vanaf dan aan de hoofdnaam toegevoegd werd. Deze Johan van Ruweel genaamd Ingenhuys is geboren en gestorven in Venlo: 1440 – <1506. De bijnaam Ingenhuys betekent ‘in den huis’ (in ’t huis) en heeft de vorm die in Midden-Limburg te verwachten is.
Dat gebied kent namelijk velarisering van de n na palatale vokaal (na een klinker die vóór in de mond gevormd wordt, bij ’t harde gehemelte, ’t palatum), bijvoorbeeld de i. De articulatie van de n verplaatst zich naar ’t zachte gehemelte, ’t velum; vandaar velarisering. De n wordt dan een ng: in > ing. Weijnen (Nederlandse Dialectkunde, 1958, blz. 254) geeft als voorbeeld vinde > vinge, waarin ook ’t ploffer-element (de d) verdwenen is. Op zijn kaartje staan nog enkele woorden waarbij dat proces optreedt: binden en kinderen. Blijkbaar werkt ’t ook over de woordgrens heen, dus als n en d in verschillende woorden staan: in den > ingen.
De spelling van huys voor ‘huis’ moet wel staan voor de uitspraak oe [u]. Dat is namelijk de oorspronkelijke uitspraak van de Oudwestgermaanse /u:/, die Venlo altijd heeft gehad en behouden heeft. Dat die in ’t oosten (Gelderland, Limburg) nog als [u] geklonken heeft, is, volgens Van Loey, niet moeilijk voor Limburg uit spellingen op de maken. Ik denk dat ’t eerder andersom is.
Juist omdat we weten dat de uitspraak daar oe [u] was en nog steeds is, moet die uy in Ingenhuys wel voor de uitspraak oe [u] staan. Dat wordt, uitgerekend voor Venlo, bevestigd door S. van der Meer in zijn Venloer Stadttexte (1949, blz. 210-211): “Die Schreibungen uy, uy, uij erscheinen wie ay, oy bereits im 14. Jh., das heisst in einer Zeit, als der [u]-Wert am wahrscheinlichsten war (vgl. oben § 181). Bis 1543 zeigen sie sich in allen Jahrhunderten.“
De familie Ingenhuys is altijd in Venlo gebleven en bekleedde daar belangrijke bestuurlijke functies. Tegenwoordig is daar niets meer van over. De naam in de vorm Ingenhuys bestaat niet meer, niet in Limburg, maar ook niet in de rest van Nederland, leert de Familienamenbank.
Maar er is één naamdrager die Venlo wel verlaten heeft. Dat is Martinus van Ruweel genaamd Ingenhuys, die circa 1555 in Venlo geboren is, maar die zich in Zaltbommel gevestigd heeft. Hij stierf daar in 1611. Met zijn zoon Johan (1578-1641) verandert er opeens iets in de naamgeving. Die noemt zich eerst Johan van Ingenhuijs. Later heet ie eenvoudig Johan Ingenhous.
De uy voor [u] is hier vervangen door de ou, de Franse spelling, en dat is zo gebleven, want de naam wordt nog steeds met ou geschreven: Ingenhousz. De dragers van de naam stammen waarschijnlijk ook allemaal af van deze Johan. En ze zeggen nog steeds ‘Ingenhoes’, Ingen[hus], kon ik concluderen na een kleine telefonische enquête.
Vraag is nu waarom de spelling uy in Zaltbommel gewijzigd is, en vervolgens waarom dat een ou werd. Nu was de schrijfwijze uy doorgaans en in die tijd, de 15e eeuw, behalve o.a in Limburg de weergave van de uu [y]: bruun, huus, enz. Dat kon in Zaltbommel leiden tot de verkeerde uitspraak van de familienaam: Ingenhuus of misschien Ingenhuis. Wellicht om dat te voorkomen is naar een andere schrijfwijze gezocht. Maar waarom dat de ou geworden is en niet oe, is mij een raadsel.
Van 1712 duikt de familie op in Tiel (nabij Zaltbommel) waar de naam op z’n Nederlands geschreven wordt als Ingenhoes. Toen dus wel met de oe-spelling. Vanaf 1811 komt daar, in Tiel, de variant Ingenhoest nog bij. In 2007 (Familienamenbank) zijn dit de naamdragers van alle varianten: Bruijnings Ingenhoes < 5; Ingen Housz 37; Ingen-Housz 33; Ingenhoes 7; Ingenhoest 25. Totaal 107.
Dat ’t ook anders kan gaan, blijkt uit de wederwaardigheden van een andere Limburgse familienaam, te weten Ploumen, die teruggaat, denk ik, op ’t Latijnse leenwoord plūma ‘dons; veer’. ’t Kan een beroepsnaam geweest zijn. Dat Ploumen met een oe [u] uitgesproken moet worden is algemeen bekend. Op ’t kaartje is te zien dat de familienaam Ploumen vooral voorkomt in Zuid-Limburg. De Familienamenbank geeft 147 keer, van de in totaal 167. Op ’t originele kaartje daar is met een klik ook per plaats ’t aantal te zien.
Van deze naam bestaan een aantal varianten, die een interessant licht werpen op de verhouding uitspraak – spelling. Ik neem als voorbeeld Michael Ploumen (1766-1842). Deze Michael had twee dochters, Maria Helena (1802-1892) en Anna Maria (1817-1892). De achternaam van de eerste luidt Ploumen, de achternaam van Anna Maria wordt als Pluijmen geschreven, maar de uitspraak zal ’tzelfde geweest zijn, want je noemt je kinderen toch niet met een verschillende achternaam en de uitspraak moet, afgaande op de waarde die de ou-spelling in Limburg al vanaf de 15e eeuw had, Ploemen geweest zijn.
Zo’n spelvariatie binnen één gezin is geen zeldzaamheid. Als voorbeeld nog twee broers: Adamus Pluimen (doopnaam: Adam Plumen), geboren: 17-05-1661 te Heerlen. Joannes Plumen (doopnaam: Ploumen), geboren: 07-07-1672 te Simpelveld.
Zelfs bij één en dezelfde persoon verschijnen vaak meerdere schrijfwijzen die uit verschillende archiefstukken stammen: Anna Maria Ploemen [ploumen][plummen][plommen], ± 1755-1813 Thomas Plummen (Ploemen) (Ploumen), geboren 21 november 1759 – Mechelen Joanna Ploumen (Ploemen) (Pluijmen) (Plumen) Geboren 5 juli 1716 – Margraten Bij de enkelvoudige familienaam Ploum, waar ik verder niet op inga, komen dezelfde varianten voor.
Dat deze varianten binnen zo’n familie allemaal op dezelfde manier uitgesproken werden, spreekt vanzelf. De klinker die voor de hand ligt is dan alweer de oe [u], vanwege de spellingen ou en oe. Zelfs de spelling met uij kan in dit verband niets anders dan oe beduid hebben, net als bij Ingenhuys.
Aan de wildgroei van spellingen kwam een einde door de reglementering die de Franse tijd gebracht heeft. Die heeft ongetwijfeld tot gevolg gehad dat per familie de naam maar op één manier, maar wel naar keuze (?), geschreven werd.
De schrijfwijzen die overbleven en die allemaal nog bestaan zijn: Plummen 41; Ploumen 167; Ploem(m)en 173; Pluijmen 423. De uitspraak van nummer twee en drie staat wel vast; die luidt Ploemen. Bij Plummen is te verwachten dat er naamdragers zullen zijn die [plʌmə] zeggen, met de u van put.
Van variant Pluijmen/Pluymen bestaan twee uitspraken. De meeste naamdragers die ik aan de telefoon had, zeggen pluimen [plʌymə]. Spellinguitspraak dus. Maar als je doorvraagt, blijkt dat er een dialectvariant bestaat en die luidt pluumen [ply.mə].
Bijvoorbeeld: “dat is een broer van Harry Pluume”, met een gerekte uu. Dat verbaasde me, want de ontwikkeling (palatalisering) van oe > uu; [u] > [y], bijvoorbeeld hoes > huus, komt in Zuid-Limburg normaal niet voor.
Opvallend is ook dat de variant Pluijmen voorkomt in vrijwel ’tzelfde Zuid-Limburgse kerngebied, als dat van Ploumen. Dat maakt een reguliere klankverandering nog minder waarschijnlijk, want die zou zich juist in een ander (aangrenzend) gebied voorgedaan moeten hebben. Te denken valt ook hier aan spellinguitspraak, in de periode dat uij en uy nog als de weergave golden van de lange uu. De uitspraak pluumen kon dan opduiken overal waar zulke spellingen voorkwamen.
Mij is niet gebleken dat er naamdragers zijn die Ploumen met een ou uitspreken. Geen wonder dus dat een vorm als Plaumen ontbreekt. Nu ben ik terug bij Houben, want daar bestaat wél zo’n vorm, namelijk Hauben. De naam Houben gaat terug op de Germaanse persoonsnaam Hubrecht [hubrɛxt]. Tot de Houben-groep behoren behalve Houben en Hauben, o.a. nog Hoeben, Huijben en Oeben, deze laatste in Groningen en Drente waar de H niet gesproken wordt.
Uit mijn beperkte telefonische enquête kon ik opmaken dat ook naamdragers van Houben buiten Limburg, bijvoorbeeld in Breda en Hulst, de naam met oe uitspreken.
Maar er zijn er ook die [hɑubə] zeggen en dat verklaart de geschreven vorm Hauben, want die schrijfwijze kan alleen ontstaan zijn vanwege de uitspraak met ou, een spellinguitspraak uit. Zo’n uitspraak verwacht je niet in Nederlands Limburg, waar toch de ou stevast als oe wordt uitgesproken. Hauben komt in Nederland maar weinig voor, 27 naamdragers, zie kaartje, maar net over grens in Belgisch Limburg is Hauben juist heel frequent, in een gebied precies tegenover ’t kleine Hauben-gebied in Nederlands Limburg, alsof er geen staatsgrens bestaat. Die was er ook niet toen in 1795 in beide Limburgen de familienamen werden vastgelegd (Ann Marynissen, Limburgse familienamengeografie, 1994). De oorsprong van de vorm Hauben moeten we waarschijnlijk zoeken in Belgisch Limburg.
Spellinguitspraak blijkt bij familienamen een factor van belang. Dat toont aan dat zelfs naamdragers vaak meer gewicht toekennen aan ’t letterbeeld van hun naam dan aan de overgeleverde oorspronkelijke uitspraak.
Zie voor meer voorbeelden mijn oudere stukjes over familienamen:
- “Maar ’t is eigenlijk Oleislagers”
- “Wij zeggen gewoon van Uitrecht”
- Waarom heet iemand eigenlijk Van Houdenhoven?
Onderstaand kaartje, dat Jan Goossens zo vriendelijk was me op te sturen, hoort bij zijn reactie, aan ’t eind. Ik had dit kaartje graag bij die reactie geplaatst, maar dat is niet mogelijk met WordPress, tenminste ik kan ’t niet. Goossens laat nog weten: ” De oe op het kaartje representeert de oe in de familienaamvarianten van Hubertus die met oe gespeld zijn, dus niet alleen Hoeben, maar ook Hoebrechts en eventuele andere varianten met oe. Hetzelfde met Houben en Houbrechts.”
M. van Mulken zegt
In Geleen was (is?) er een chique cadeauwinkel, Roukens genaamd, naar de eigenaar. Oudere inwoners van Geleen zeiden echter ‘Rulkes’ – met een l. Hoe zit dat dan? Niet alleen de invloed van het Frans maar ook van het Duits?
Jan Stroop zegt
Ik denk dat ’t twee verschillende namen zijn. Er is geen taalkundig verband tussen ‘Roukens’ (Roekens dus) en ‘Rulkes’. Misschien was ‘Rulkes’ de naam van een vroegere eigenaar, of van de vrouw van meneer ‘Roukens’.
Henk Smout zegt
Wat regel? Mijn naam is met -au- te spreken, is ook geen Limburgs maar Brabants of Vlaams, hoewel een Fries meisje nog eens aan Fries dacht en ik in Engeland ooit te horen kreeg: “Where did you get that English name from?” Ik ben ook de Nedersaksische vormen Smolt en Schmoldt tegengekomen en Hoogduits is Schmal(t)z. Verdere varianten en afleidingen laat ik voor het gemak nu maar buiten beschouwing.
Jan Uyttendaele zegt
Mijn familienaam wordt in Nederland gespeld als ‘Uittendale’ en ik neem aan dat die spelling ook de juiste uitspraak weergeeft. Waarom de schrijfwijze van de Nederlandse familienamen meestal aansluit bij de huidige spelling, is gemakkelijk te verklaren. De spelling van de Belgische familienamen is vastgelegd door de Fransen in 1795, toen de schrijftaal nog heel wat regionale varianten bevatte. Die varianten zijn in de officiële spelling van de familienamen bewaard gebleven. In Nederland zijn de familienamen pas geregistreerd in 1811. Daar bestond toen al een officieel vastgelegde spelling van het Nederlands, namelijk de spelling Siegenbeek. Dat verklaart spellingvarianten als Cuypers/Kuiper, Van Dijck/Van Dijk en Claessen/Klaassen. De ‘uy’ zal in Vlaanderen oorspronkelijk wel als ‘uu’ geklonken hebben (zo spreken West-Vlamingen mijn naam soms ook nu nog uit), maar intussen zegt iedereen ‘ui’. Ik heb een Limburger in mijn naam nooit ‘oe’ horen zeggen, al ben ik er zeker van dat een woord als ‘huis’ in zijn Limburgs dialect meestal als ‘hoes’ wordt uitgesproken.
M. Helder zegt
Mevrouw Van de Meiracker, wier naam ik gelezen had, begroette ik met ‘mevrouw Van de [Meer-akker]’. Nee, zei ze, het was Van de [Mei-rakker]. Dat ben ik toen natuurlijk ook gaan zeggen, maar het bleef wat vreemd voelen.
Jan Stroop zegt
Taalhistorisch gezien hebt u gelijk, maar ’t is inderdaad\
beter om de wens van de naamdrager zelf te respecteren.
Jan Uyttendaele zegt
Mij verbaast die spelling wel in Nederland. Misschien heeft mevrouw Van de Meiracker wel Vlaamse roots. Maar de spelling ‘Van de Meerakker’ komt (volgens Google) veel vaker voor in Nederland. Verder ben ik het volkomen eens met Jan Stroop. Laat de naamdragers zelf beslissen over de uitspraak van hun naam. Ik kan het wel niet laten om de naamdragers erop te wijzen dat hun uitspraak de etymologie van hun naam niet respecteert, als dat het geval is.
Harry Reintjes zegt
huissen (bij arnhem) = officieel !!! [huusen]. zouden er ook families maessen zijn die zich [ma-essen] noemen? 😉
Jan Stroop zegt
Zou raar zijn, maar ’t zou kunnen. Denk aan Citroen dat met opzet in Citroën veranderd is.
“In 1905 begint André Citroën (de zoon van de van origine Nederlandse diamanthandelaar Levie Citroen die in 1873 naar Parijs verhuisde) een tandwielfabriek.”
Mat Münstermann zegt
Ik ben het niet helemaal eens met de analyse van de naam “Ingenhousz”, die ik (als Limburger) zou uitspreken als “in gen hoes”. Voor een beschrijving van het verschijnsel “ge/gen/gene” als lidwoord verwijs in naar http://www.limburgsetaal.nl/?page_id=223, onder de kop “II. HET LIDWOORDELIJK VOORVOEGSEL GE-“.Van palatalisatie is hier m.i. geen sprake.
Jan Stroop zegt
Ik zou wel willen weten hoe dat ‘gen’, in bijv.. “Op gensjtroat”, ontstaan is. Uit ”de”?
De ontwikkeling ‘in den > ingen’ is in Midden-Limburg heel gewoon. (‘den’ is de naamvalsvorm van ’t onzijdige lidwoord ’t) . Vandaar ‘Ingenhous’
Harry Reintjes zegt
aanwijzend voornaamwoord “gene”?? gene zijde, deze of gene
Jan Stroop zegt
Weijnen, Nederlandse Dialectkunde geeft dezelfde verklaring (uit ‘gene’) als Harry Reintjes hieronder:
“Voorts kennen verscheiden Limburgse dialecten na praeposities voor plaats- en zaaknamen i.p.v. het bep. lidwoord vormen van gən, meestal geïnterpreteerd als het pronomen gene, door Van Ginneken als ontstaan uit ‘den’ na nasalen: iggenhoes ‘in het huis’ aggendeùr ‘aan de deur’.”
Overigens Van Ginnekens verklaring lijkt me onwaarschijnlijk.
Maar Ingenhous is een ander geval. Vergelijk in fonetisch schrift:
iggen [Iɣən], waar geen nasaal meer in zit, met ingen [Iŋən], met nasaal.
Harry Reintjes zegt
bij “in den” lijkt me assimilatie van n en d (beide tip-tong-dentaal tot “ng” (palataal) erg onwaarschijnlijk. bij “in gene” lijkt me verhuizing van de n naar de palatale g logischer. de naam ingenhousz zou dan kunnen zijn ontstaan ten tijde van de napoleontische registratie, zoals zovele bijzondere achternamen (zonderhuis, zondervan: hoe heet u? puffelen. van puffelen? nee, zonder van). Hoe heet u? waar woont u? in gene hoes. bedenk dat gene ook gindse kan betekenen.
Jan Stroop zegt
zie mijn stuk hierboven
Henk Wolf zegt
Het Fries heeft ook een vorm van ‘de’ en soms ook van ‘it’ die alleen na voorzetsels voorkomt: ‘e’. Het ontstaan daarvan is nog steeds niet helemaal duidelijk, maar wat het Fries en Limburgs delen, is een afkeer van het cluster [nd], althans als ik kijk naar de vorm ‘kinger’ en mag aannemen dat die uit een ouder ‘kinder’ is ontstaan.
In het Fries is door welke oorzaak ook maar in de combinatie voorzetsel + enclitisch lidwoord (‘yn de’) de [d] weggevallen. De resterende sjwa moet vervolgens zijn gereïnterpreteerd als een enclitische vorm van het lidwoord, die ook in bijvoorbeeld ‘op ‘e’ voorkomt.
Als zoiets in het Limburgs ook het geval is, is mogelijk interferentie met het in betekenis concurrerende paradigma van ‘gene’ opgetreden, waardoor [Inən] of [Iŋən] als ‘in gen’ werd gereïnterpreteerd.
Zou dat plausibel zijn?
Harry Reintjes zegt
henk wolf.
die -nd-“afkeer” in limburg lijkt inderdaad verdacht. ik denk echter dat het hier toch de invloed van het duitse limburgs (bergisch) betreft, wat dan weer zou spreken voor -gen(e)- in algemeen duits -jene-. in het limburgs volkslied zingt men: ..”knielen kein-J-er veur het kruus”…, dus niet kin-G-er.
die g-j-wisseling zie je goed in het bergisch/kólsch: gut [joet} ipv [goet].
de nd-afkeer is hiermee natuurlijk nog niet verklaard. wie?
Birgit Ingen housz zegt
Al honderden jaren heten we Ingen Housz (of Ingenhousz), die spelling was ook al ver voor napoleon zo. Kijk maar naar de ontdekker van de fotosynthese: Jan Ingenhousz. En mijn naam en alle andere naamdragers (alle ingen houszen zijn familie van elkaar) spreek je met een -ng klank uit. zonder de g apart uit te spreken. Dat is al honderden jaren zo.
Mat Münstermann zegt
De verklaring van Van Ginneken lijkt mij ook onwaarschijnlijk. De nasaal van ‘in’ en ‘an/aan’ ontbreekt namelijk veel vaker, o.a. wanneer deze worden gebruikt als deel van een scheidbaar werkwoord (‘ivalle / vilt i’, NL ‘invallen/valt in’) of voornaamwoordelijk bijwoord (‘doa-aa’, ‘doa-i’, NL ‘daaraan’, ‘daarin’). Dat komt niet door de fonologische omgeving, want het gebeurt ook aan het einde van een zin. De nasaal verdwijnt eveneens vóór andere woorden, al ontgaat mij thans de systematiek (bijv. ‘aa mich / aa dich’, NL ‘aan mij / aan jou’ en ‘i Heële / i Kirchroa’, NL ‘in Heerlen / in Kerkrade’). Gek genoeg verdwijnt de nasaal niet als er een mannelijk of vrouwelijk lidwoord (d’r of de) volgt: ‘an d’r Jan’, ‘in d’r viever’, ‘in de pan’, en van palatalisatie (door studenten Russisch overigens schertsend ‘paljatalisatie’ genoemd) is in deze gevallen evenmin sprake.
M. Helder zegt
Ik denk dat er (ook) invloed van het Duits is geweest. In het artikel dat Münstermann hierboven noemt, stelt de schrijver (Bronneberg) dat ge(n) voorkomt ‘in een bijw. bep. van plaats, dus na een voorzetsel en meestal voor een zelfst.nw. […] heel vaak aardrijkskundige namen.’ Als herkomstverklaring geeft hij alleen ‘ginds, gene’.
Mijn Duitse woordenboek geeft voor ‘gen’ alleen de betekenis ‘naar’, met als voorbeelden ‘gen Himmel’ en ‘gen Süden’. Niet na een voorzetsel dus. Maar onlangs kwam ik in de bijbelvertaling van Luther de volgende zinsnede tegen: ‘(aan de overzijde van de Jordaan) bis gen Jerusalem’. (Gezien de context lijkt ‘gen’ hier ‘bij, in de buurt van’ te betekenen; via ‘daar ergens’ kom je dan gemakkelijk tot ‘ginds, gene’.)
Het lijkt er dus veel op dat ‘gen’ oorspronkelijk in het Duits en (bepaalde dialecten van) het Limburgs op dezelfde manier werd gebruikt (voorzetsel + gen + zelfst.nw./aardrijkskundige naam), maar zich verschillend heeft ontwikkeld: in het Duits tot voorzetsel (naar), in het Limburgs tot bijna-lidwoord.
René van de Kraats zegt
Mij werd op een grappige manier duidelijk gemaakt hoe ik de achternaam van een vroegere collega moest uitspreken: “Michel Couzijn wil geen koe zijn”.
Jan Goossens zegt
Voor de interpretatie van de spellingen van deze familienaam is rekening te houden met het feit dat de diftongeringsgrens van de oude û (die van muis, vgl. Kloekes beroemde kaart!) Belgisch Limburg van noordwest naar zuidoost in twee helften snijdt. De zuidwestelijke helft met plaatsen als Hasselt, Genk, Sint-Truiden en Tongeren heeft in de zwakke genitief van de vleivorm Hûbo van Hûbrecht diftongering. Houben wordt er daarom niet zoals in de noordoostelijke helft en in Nederlands Limburg met een oe, maar wel degelijk met een ou uitgesproken. De spelling Hauben maakt nog duidelijker dat het er om een diftong gaat. Hetzelfde geldt uiteraard voor een familienaam als Broens/Brouns/Brauns.
Meer details over de kwestie en over de talrijke familienamen die op varianten van Hûbrecht/Hubertus teruggaan, zijn te vinden in mijn opstel ‘Hubertus in der niederländischen Familiennamengeographie (in: Vulpis Adolatio, Festschrift für Hubertus Menke, Heidelberg 2001, p. 281-298, met een verdeling van de ou- en de oe-vormen in het Nederlandse taalgebied op kaart 8).
(Dit kaartje staat boven, onder ’t bericht. JS)