Waarom staan er in zoveel Nederlandse kinderliedjes regels die beginnen met “van je”? Dat is de fascinerende vraag van een artikel dat Norbert Corver bijdroeg aan de feestbundel voor de eminente Gentse taalkundige Liliane Haegeman die deze week online verscheen.
Het zijn er inderdaad heel veel. Corver geeft onder andere de volgende voorbeelden:
Van je ras ras ras
rijdt de koning door de plas
Van je voort voort voort
rijdt de koning door de poort
Van je erk erk erk rijdt de koning naar de kerk
Van je één, twee, drie!
In Holland staat een huis (2x)
In Holland staat een huis, ja, ja.
Van je singela singela hopsasa
Drie schuintamboers die kwamen uit het oosten (2x)
Van je rom bom, wat maal ik erom?
Zij kwamen uit het oosten, rombom
En van je hela, hola, houd er de moed maar in
Corver heeft helaas niet in de Nederlandse Liederenbank gezocht, want daar wemelt het van de voorbeelden.
Wat is dit nu voor constructie? Corvers artikel is heel kort, dus hij kan slechts een paar stappen zetten in de analyse. Hij heeft, denk ik gelijk, als hij het van gelijk stelt aan dat in andere constructies waarin het een zin of een gedachte inleidt, het zogeheten quotatieve van (het eerste voorbeeld is van Corver, de andere twee voeg ik toe):
- Ik denk van wel/niet.
- Ik heb zoiets van ‘dat ga ik echt niet zingen’.
- Ik zie je wel kijken van ‘wat doet die man hier?’
Het je is lastiger te plaatsen. Corver oppert, verrassend genoeg, dat het misschien wel de uitgang van het verkleinwoord is, maar hij legt niet uit waarom de vorm dan niet –tje is, of –etje (mannetje, vannetje). Wel wijst hij op de constructie van jewelste die misschien een soortgelijke structuur heeft
Ik denk dat hij iets te gemakkelijk afstapt van de gedachte dat je hier een voornaamwoord is. Hij wijst er wel op dat na dat je een onderwerp kan komen dat niet in de tweede, maar in de eerste persoon staat:
- Van je rom, bom, wat maal ik erom?
- Van je ras, ras, ras, rijdt de koning door de plas.
Maar dat gaat ervanuit dat de hele zin wordt ingeleid door dat van je. Volgens mij kun je ook denken dat het alleen het onzindeel is: van je: ‘rom bom’, zo maal ik erom. Dat is ook wat hij in de inleiding van zijn artikel zegt: na van je komt een ‘klanksymbolisch’ (rom, bom’), een repetitief (‘voort, voort, voort’) of sequentiele groep (‘een, twee, drie’). Het lijkt mij duidelijk dat na van je een voorbeeld komt van een ritme. Ik kan me ook liedjes voorstellen waarin je na van je niets zegt of zingt en alleen een danspasje doet.
Het bezittelijk (en persoonlijk) voornaamwoord je betekent verder natuurlijk ook niet alleen maar tweede persoon enkelvoud. Het kan ook ongeveer de betekenis hebben van men (het zogeheten voetballers-je): ‘je weet maar nooit wat er op je pad komt’. Bovendien kunnen voornaamwoorden (vooral als ze zwak zijn; je kunt niet zingen van jouw ras, ras, ras) gebruikt worden in idiomatische constructies: je reinste onzin, we komen met z’n vieren. In het laatste voorbeeld zal vermoedelijk niemand zeggen dat er een derde persoon verborgen zit.
Harry Reintjes zegt
bij het eerste deel van “van je”, dus “van”, denk ik aan een verkorting van “het gaat daar van,,”, “hij geeft hem van..”: het gaat daar van dik hout zaagt men planken, hij geeft hem van katoen, hij geeft hem van jetje. hem is in de laatste 2 voorbeelden dativus. zou dat bij “van je” ook zo kunnen zijn?
Harry Reintjes zegt
of, hoe gaat dat lied ook alweer? oh ja, “het gaat VAN la, la, la”. maar ja, dat “je”??
Ano Niem zegt
Mogelijk slaat ‘je’ op de luisteraar. Meestal is het met kinderliedjes niet zo dat ze voor worden gedragen aan een zwijgend publiek; de kinderen worden aangespoord mee te zingen en te bewegen. Mogelijk wordt op deze manier de luisteraar aangespoord om in het ritme te komen.
Maar ik moet zeggen dat ik ‘je’ als substituut voor ‘men’ of eventueel onpersoonlijk ‘het’ ook wel aannemelijk vind klinken.
Luc zegt
Een soortgelijke constructie gebruiken we ook als we bv iets zwaars moeten tillen: “van je een, van je twee, van je …HUP!”. Of iets dergelijks