Aan ideeën over een uitdagendere en rijkere invulling van het schoolvak Nederlands is geen gebrek. Dat kun je concluderen uit het fraaie, door Sander Bax samengestelde, speciale nummer van TNTL over ‘onderzoek voor het schoolvak Nederlands’. Het nummer bevat zes artikelen en bruist van de ideeën: hoe we het grammaticaonderwijs zinniger kunnen maken, hoe we gedichten ook elders in het onderwijs kunnen inzetten dan alleen bij het blokje ‘hoe beantwoord ik vragen over poëzie op een correcte manier’, hoe we Tjeempie kunnen gebruiken om leerlingen inzicht te geven in de literatuurgeschiedenis, enzovoort.
Het artikel over Tjeempie is geschreven door Bax zelf, samen met Erwin Mantingh. Het illustreert een aantal zaken die alle bijdragen tot op zekere hoogte kenmerken. Zo ligt de nadruk in het nieuwe vakdidactische onderzoek duidelijk minder op pure kennis – nergens wordt uit de doeken gedaan wat voor feiten een leerling uit het hoofd moet leren – dan op vaardigheden. Alleen zijn dat dan weer niet de tradionele taalvaardigheden lezen, schrijven, spreken en luisteren. De belangrijkste is het analyseren van en redeneren over taal en van teksten – waarbij in dit nummer overigens sterk de nadruk ligt op literaire teksten, want daar gaan vijf van de zes artikelen over.
In die zin is de titel ‘onderzoek voor het schoolvak Nederlands’ ook dubbelzinnig: de aandacht gaat vooral uit naar manieren om leerlingen onderzoekend bezig te zijn met taal.
Concrete lessen
Wanneer het aan de auteurs ligt, worden leerlingen in de toekomst klaargestoomd om kritisch met taal om te gaan. Wie zal ontkennen dat dit nuttig is? Toch ontbreken er daardoor wel een aantal zaken. Er is bijvoorbeeld vrij weinig aandacht voor de toch niet onbelangrijke opgave om leerlingen ook zelf taal te laten produceren: zinnen, betogen, verhalen.
Belangrijker vind ik dat de meeste artikelen nogal abstract zijn – ze behelzen ideeën die nog nauwelijks getoetst zijn. (Aan beide bezwaren wordt overigens het meest tegemoetgekomen in het artikel van Schrijvers, Janssen en Rijlaarsdam over ‘dialogische literatuurdidactiek’.) Een beetje extreem is dit het geval voor een artikel van Martine Veldhuizen over haar voornemen om vier vlogs op te nemen. Voor de kenners van het genre – dat doorgaans gekenmerkt wordt door videootjes die het ene moment worden opgenomen met de mobiele telefoon in één hand en het volgende moment online staan – heeft dat iets welhaast komisch, want die vlogs bestaan nog helemaal niet. Ze worden daarentegen uiterst zorgvuldig gepland en voorbereid – zozeer dat het kennelijk zelfs niet is gelukt ze online te krijgen voor dit nummer verscheen. (Ik kan ze in ieder geval niet vinden.)
Wat dat betreft is het dus nog even afwachten – hoe die vlogs eruit gaan zien, hoe alle mooie ideeën vertaald zullen worden in concrete lessen. Het begin is er, in ieder geval!
Wouter van der Land zegt
Wat is eigenlijk het probleem met de voor de hand liggende oplossing om de invulling van het vak Nederlands (voor een groot deel) aan de scholen en de leraren over te laten? Dat het vak saai en niet relevant gevonden wordt, is een teken dat er geen maatwerk geleverd wordt. Er zijn grote verschillen tussen klassen en leerlingen in de precieze behoefte aan taalonderwijs.
Al die goede ideeën zijn vliegjes op de voorruit van het beslismechanisme. Zie bijvoorbeeld de moeite die het kost om taalkunde in de lessen te krijgen. Er komt een portal met vlogs, maar nog steeds moeten alle eindexamenkandidaten dezelfde tekst van een of andere NRC-schrijver duiden.