Terwijl de ijskappen smelten en de Amazone in brand staat, lijkt het literaire klimaat in Nederland het afgelopen decennium alleen maar verkild. Die conclusie zou je kunnen trekken uit de inleiding van het septembernummer van DW B, dat helemaal over dat klimaat van de afgelopen 10 jaar gaat.
Het lijkt een decennium van strijd om centen. “Nu voelen de kunstenaars” schrijven de redacteuren Laurens Ham en Sven Vitse in hun inleiding, “de wind van de markt en het beleid zó hard waaien at ze terug naar hun vroegere status gaan verlangen.” Het eerste stuk, door Laurens Ham, gaat bovendien over het – achteraf vrij zinloze – protest dat er in Nederland in 2010 klonk tegen de drastische cultuurbezuinigingen – de ‘Schreeuw om Cultuur’.
Wie de bundel verder leest, merkt wel dat het niet alleen maar guur was. Er zijn wel degelijk ook positieve ontwikkelingen te melden. zoals de definitieve doorbraak van een groep jonge, vrouwelijke schrijvers, waarvan Griet Op de Beeck door Sander Bax, Niña Weijers en Nina Polak door Esther Op de Beek en Yra van Dijk en Hannah van Binsbergen door Jeroen Dera wordt besproken. Saskia Pieterse heeft bovendien een essay dat helemaal gaat over het feminisme in de jaren 2010.
Kolonialisme
Een van de verrassendste hoofdstukken (voor mij dan) gaat overigens wel weer vooral over een man: Kila van der Starre over de Instagram-poëzie van Tim Hofman (en andere Insta-dichters, maar dat zijn ook voor een groot deel mannen). Ik geloof dat het verschijnsel voor Nederland nog niet zo uitvoerig beschreven is: mensen die soms tienduizenden volgers hebben die ze via dit socialemedianetwerk laten delen in korte tekstjes die ze zelf als ‘gedichten’ beschouwen, al worden ze door de literaire kritiek in het beste geval volkomen genegeerd.
Hoe meet je een literair klimaat? Een van de eigenaardigheden van deze bundel is dat de aandacht vrij expliciet ligt bij jongere auteurs: mensen die in dit decennium of net ervoor zijn gedebuteerd. Zelfs de paar ogenschijnlijke uitzonderingen – Geert Buelens over Gangreen van Jef Geeraerts – zijn dat vaak alleen in schijn: Buelens schrijft vooral over de discussie over de uitwerking van het kolonialisme in dat boek en elders ná Geeraerts dood.
Journalistiek
Je zou zeggen dat een literair klimaat niet alleen maar bepaald wordt door nieuwkomers. Ik vind het in ieder geval moeilijk te verzinnen waarom de VSB-prijs voor Hannah van Binsbergen bepalender is geweest voor het literaire klimaat dan het feit dat in in 2015-2016 binnen minder dan een jaar Rogi Wieg, Joost Zwagerman en Wim Brands kozen voor de dood. Of dat oude rotten als Tom Lanoye en Charlotte Mutsaers werk schreven van hun gebruikelijke niveau.
Die voorkeur voor jongeren, te denken dat zij de toon zetten voor een bepaald decennium, is natuurlijk zélf al best lang een onderdeel van ons literaire klimaat. Het heeft iets te maken met het journalistieke karakter van dat klimaat. Journalistiek impliceert een hang naar het nieuwe. A.F.Th. van der Heijden mag in 2012 de Libris Prijs hebben gewonnen voor Tonio, een boek dat op allerlei manieren zou doorklinken, maar het is onmogelijk dat hij belangrijk zou zijn voor het literaire klimaat in dit decennium, want hij was er ook al in eerdere decennia.
Niemand
Als je eenmaal je naam gevestigd hebt kun je zelfs niets meer bereiken door dood te gaan. Het lijkt mij logisch om te denken dat het feit dat in dit decennium twee dichters met allebei een sterk netwerk overleden – Gerrit Komrij en Menno Wigman – grote invloed heeft gehad op de sfeer. Veel zou nu anders zijn als Komrij en Wigman nog leefden (en in 2011 kon je niet meteen vermoeden dat zij er nu niet meer zouden zijn).
Het belangrijkste is misschien wel dat het literaire klimaat op de toekomst gericht moet zijn. We peilen het klimaat van nu om te achterhalen welke kant het opgaat. Dat is natuurlijk onmogelijk, want het komende klimaat van de komende jaren twintig zal ook weer bepaald worden door de debutanten van dat decennium en niemand weet wie dat zullen zijn.
DW B 164.3 ‘Het literaire klimaat 2010-2019’. Informatie bij de uitgever.
Wouter van der Land zegt
“een kil klimaat”, “de wind van de markt”, dit soort weermetaforen, verhullen dat de markt voor literatuur is gekrompen doordat mensen van andere cultuur genieten. Bekende schrijver halen met bejubelde boeken soms nog maar een oplage van 10.000, vroeger met enige regelmaat 100.000. Interessant lijkt mij dat schrijver hun verdienmodel erop aanpassen.
Je hebt de Maartje Wortels die een wat lager inkomen accepteren en gewoon doorschrijven, de Michel Houellebeqs die met succes het schandaal op zoeken, maar je hebt ook de Peter Buwalda’s, Saskia Noorten en Tommy Wieringa’s die duidelijk meer naar de vraag van het publiek schrijven (net als Shakespeare, Homerus en Dickens). Daarnaast heeft verhalende non-fictie een enorme sprong gemaakt. Kortom, er is juist van alles aan de hand. Alleen het water van de grachtengordelliterator is ingedroogd.
Martijn Benders zegt
Altijd fijn te vernemen ‘dat er van alles aan de hand is’, maar heb je ook nog iets te melden?
Marc Kregting zegt
Mijn leesverslag van dit gedurfde tijdschriftnummer: https://dehoningpot.blogspot.com/2019/10/moet-je-entameren-leren.html
Martijn Benders zegt
Het had beter ‘De Zandbak’ kunnen heten. Met floetjes als Dera en van der Starre, en hun eindeloos populistische ‘praatjes – mijn god, het echte klimaat gaat nog veel trager naar de filistijnen.