Hermans’ toneelteksten en scenario’s verschenen in Volledige Werken deel 10.
Door Peter Kegel, Bram Oostveen en Marc van Zoggel
Toen Ischa Meijer in 1970 naar Willem Frederik Hermans’ visie op het Nederlandse toneel informeerde, liet de auteur niets aan duidelijkheid te wensen over: ‘Je kunt nog beter een ski-school in tropisch Afrika beginnen dan in dit land toneelstukken gaan schrijven.’ Een reeks teleurstellende ervaringen in de jaren vijftig en zestig was er de oorzaak van dat Hermans het schrijven van scenario’s voor toneel, televisie en film ‘met steeds meer dalend enthousiasme’ had beleefd. Hij voelde zich uitgedaagd door de technische eisen van het dramatische genre, ‘maar langzamerhand word je moe van alle tegenslagen, beperkingen, gebrek aan belangstelling’.
Aan het eind van de bezetting en kort na de bevrijding had Hermans twee blijspelen geschreven, ‘Modelgevangenis’ en ‘De hemelvaart der dwaze maagden’, die beide in portefeuille bleven. Zijn eerste succesje was de eenakter ‘Het omgekeerde pension’ (1952), waarmee Hermans een door de cpnb uitgeschreven prijsvraag ter gelegenheid van de Boekenweek 1953 won. Het stuk werd op de openingsavond opgevoerd door een amateurgezelschap, maar omdat Nederland kort daarvoor door de Watersnoodramp was getroffen was van een feeststemming geen sprake.
Het in de grimmige nadagen van de Tweede Wereldoorlog gesitueerde ‘Dutch comfort’ (1953) typeerde hij als ‘een proeve van volkstoneel’. Hij stuurde het in voor de Toneelprijs van de Gemeente Amsterdam, maar de prijs werd dat jaar niet uitgereikt. Ook een televisieregistratie door de vara ging niet door, omdat Hermans naar eigen zeggen ‘tegen te veel heilige huisjes schopte’, of in de meer omfloerste bewoordingen van een vertegenwoordiger van de omroep: ‘omdat een aantal zaken op zodanige wijze aan de orde was gesteld, dat wij hebben gezegd: dat is zó niet nodig’
Pas aan het eind van de jaren vijftig waagde Hermans een nieuwe poging, toen de experimentele toneelgroep test hem een opdracht gunde. Over het resultaat, de ‘epistemologische tragedie’ ‘De psychologische test’ (1960), was hij erg te spreken: ‘Het wordt een moordstuk, wanneer tenminste alles gedaan wordt, zoals ik zeg dat het moet!’ Het stuk werd gespeeld door Het Rotterdams Toneel, maar de uitvoering kon Hermans’ goedkeuring niet wegdragen. Hij liep weg tijdens de première, de vermaningen van zijn vrouw ten spijt: ‘Och kom, stel je niet aan!’
Intussen was de schrijver gebrouilleerd geraakt met zijn uitgever Geert van Oorschot, die de toorn van zijn protegé over zich afriep door zonder toestemming diens werk in een goedkope reeks te herdrukken en zichzelf vervolgens in het tijdschrift Podium geportretteerd zag als ‘Uitgever Oorwurm’ (1962). Hermans vond een nieuwe uitgeverij in De Bezige Bij, dat ‘Het omgekeerde pension’, ‘Dutch comfort’ en ‘De psychologische test’ in het voorjaar van 1962 onder de titel Drie drama’s in boekvorm uitbracht.
Vrijwel tegelijkertijd verscheen ook De woeste wandeling, een filmscenario dat Hermans in 1959-1960 in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen had geschreven. Het hoofd van de afdeling Kunsten van het departement meende na lectuur van De donkere kamer van Damokles (1958) dat Hermans ook een spannend filmscript in de vingers moest hebben. De donkere kamer was door de auteur dan ook sterk toneelmatig opgezet: in een brief aan neerlandica Frida Balk-Smit Duyzentkunst had hij zijn roman omschreven als ‘Hamlet gespeeld in gordijnen en confectiepakjes’. Voor De woeste wandeling, met als thema de naoorlogse woningnood, werd echter geen geïnteresseerde regisseur gevonden.
De donkere kamer van Damokles werd wel verfilmd, door Fons Rademakers onder de titel Als twee druppels water (1963). In een beschouwing over zijn bemoeienis met de film roerde Hermans ook de ‘affaire-King Kong’ aan: het vermeende verraad van Operatie Market Garden door de dubbelspion Christiaan Lindemans, alias King Kong. Het onvermogen van onderzoekers om de waarheid over deze kwestie boven tafel te krijgen was voor Hermans een perfecte illustratie van wat hij met De donkere kamer van Damokles had willen demonstreren, namelijk ‘dat de waarheid van de historicus in vergelijking met die van de natuurkundige, niet veel meer is dan een fabel, een mythe of het waansysteem van een paranoialijder’.
Toen Hermans in 1967 een opdracht van de gemeente Amsterdam kreeg om een ‘oorspronkelijk toneelstuk’ te schrijven, stuurde hij een scenario over King Kong in. Het werd afgekeurd door een beoordelingscommissie omdat het onspeelbaar zou zijn. Hermans had er dan ook documentair montagetoneel van gemaakt: het bestond voor het grootste gedeelte uit lange, aan elkaar geplakte citaten uit de verslagen van de verhoren van de Parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945, die onder meer de rol van Lindemans had onderzocht.
Hermans had ‘King Kong’ intussen ook aangeboden aan de ntr (Nederlandse Televisie Stichting; de voorloper van de nos) zonder medeweten van de gemeente Amsterdam. De omroep schakelde Loe de Jong in voor advies omdat er ‘niet alleen artistieke maar uiteraard ook historische normen in het geding’ waren. Hermans was niet te spreken over deze manoeuvre: ‘Hoe zit dat bij de televisie, moeten die permissie van Loe de Jong hebben, als ze een stuk willen opvoeren dat met de bezetting te maken heeft?’ ‘King Kong’ werd noch opgevoerd noch op televisie vertoond. Voorzien van een uitgebreide nabeschouwing over de commotie rond het dubbelspel van Hermans werd het uiteindelijk in 1972 gepubliceerd als King Kong, gevolgd door Wat Nederland niet op de televisie mocht zien.
Hermans schreef nadien nog eenmaal een scenario: ‘Periander’ was zijn bijdrage aan een reeks televisiefilms gebaseerd op de Historiën van Herodotus. Ook de totstandkoming van deze productie verliep uiterst moeizaam – de boekuitgave Periander (1974) verscheen zelfs een paar maanden vóór de televisieregistratie –, maar door de critici werd de film als de beste bijdrage aan de reeks beschouwd. Minder te spreken was Hermans over de aanpassingen die de regisseur, Ruud van Hemert, in het scenario had aangebracht. Zo was de tiran van Korinthe een reactionaire dictator geworden: ‘Ruud van Hemert is samen met een doctorandus in de klassieke talen naar Parijs gekomen en heeft een hele middag met mij zitten praten. En wat is het resultaat: op het scherm verschijnt Periander, uitgedost in gewaden waarop hakenkruisen te bewonderen vallen! / Er rust een doem op wat ik in opdracht schrijf.’
Met uitzondering van ‘Uitgever Oorwurm’, dat door Hermans in De laatste roker (1991) werd opgenomen (nu in VW 8), zijn de gepubliceerde toneelstukken en scenario’s bij elkaar gebracht in deel 10 van de Volledige Werken, uitgegeven door De Bezige Bij in opdracht van het WFHi en bezorgd door het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis. Editeurs van dit deel zijn Peter Kegel, Bram Oostveen en Marc van Zoggel.
Dit stuk verscheen eerdere op de website van de Volledige Werken.
Laat een reactie achter