Jeugdverhalen over joden (55)
Door Ewoud Sanders
Auteur: ‘Oom Wim’
Herkomst en drukgeschiedenis
‘Het Jodinnetje. Een oorspronkelijk Kerstverhaal’ is geschreven door ‘Oom Wim’. Wie zich van dit pseudoniem bediende, is niet bekend. Het verhaal verscheen tussen 21 december 1929 en 15 februari 1930 in zes afleveringen als feuilleton in Het Centrum, een katholiek ‘dagblad voor Utrecht en Nederland’.
Samenvatting
Saartje woont met haar ouders in een achterbuurt van een grote stad. Haar ouders hebben een kraam op de markt en daardoor is Saartje vaak alleen thuis.
Op een dag, niet lang voor Kerst, bezoekt Saartje een naburige winkelstraat. In een ‘beeldenwinkel van Roomsche artikelen’ ziet zij een kribbe met een kindje erin. ‘Dat is iets voor de Christenen, om hun kerstfeest mooi te maken’, legt vader uit.
De volgende dag gaat Saartje terug naar de winkel. De winkeljuffrouw nodigt haar uit om binnen te komen. Zij vertelt ‘van het Kindje Jezus en van de Engeltjes en van den hemel’.
‘Ik wil ook Christen worden, juffrouw, en ik wou ook zoo’n stalletje hebben’, zegt Saartje. Zij krijgt van de winkeljuffrouw een klein kruisbeeldje mee, dat zij thuis zorgvuldig verstopt.
Nadat Saartje haar ouders over haar bezoek aan de beeldenwinkel heeft verteld, zegt vader: ‘Mijn Saartje moet niet meer gaan naar die menschen. Die zijn van een ander geloof dan wij. Laat iedereen blijven bij zijn geloof.’
Maar Saartje kan de ‘goeie juffrouw’, zoals zij haar noemt, niet vergeten. ‘Dat was toch een braaf mensch. Ze wilde haar [Saartje] nog meer leeren, zelfs zooveel, dat ze genoeg kende om “gedoopt” te worden. Dat had ze haar beloofd en dat zou ze doen ook!’
Gehoorzaam als ze is, gaat Saartje niet terug naar de winkel, maar de winkeljuffrouw komt haar thuis opzoeken. ‘Ik mocht het straatje niet meer uit en vooral niet meer bij u komen’, zegt Saartje. De goeie juffrouw: ‘Zoo mocht je dat niet? Zei vader dat? Misschien verandert vader wel van idee. Laten we samen eens goed bidden. En hier heb ik een klein boekje meegebracht waarin van alles staat voor de eerste H. Communie. Lees en leer het!’
Samen met de winkeljuffrouw beleeft Saartje een ‘heerlijke middag’ waarover zij ’s avonds uitvoerig aan haar ouders vertelt. ‘Weet u wat nu nog het mooiste is, vadertje, ik heb een boekje gekregen van de juffrouw – de Roomschen noemen dat Catechismus – en daar staat alles in wat ik moet weten om Christin te worden. (…) Leest u het maar eens vader!’
Die nacht leest vader het boekje in één ruk uit. Zijn vrouw heeft het al gelezen. Zij zegt: ‘Veel heeft mij getroffen. Veel meer dan ik zeggen kan.’
De volgende ochtend vraagt vader aan Saartje: ‘Zou je graag een Christenkindje willen zijn?’ Saartje: ‘Ja, vader!’ Vader: ‘Ben je dan nu niet gelukkig?’ Saartje: ‘Jawel vader! Maar ik zal nog gelukkiger zijn, als ik Christin ben. Dan ga ik zoo naar den hemel als ik sterf.’ Vader (die Sammy heet): ‘En wat moeten wij dan, je vader en moeder, Saartje?’ Saartje: ‘Ook Roomsch worden! Wij drieën samen.’
‘De strijd in Sammy’s hart is volstreden. Waarom nog langer weerstand te bieden aan den drang des harten, dat reeds klopt voor het nieuwere, het betere.’
Alle twijfel en ‘alle vrees voor hun geloofsgenoten’ is nu geweken: ‘Zij zouden Katholiek worden.’ Een jaar later, na de nodige catechisatie, worden zij inderdaad gedoopt.
Doelgroep en receptie
‘Het Jodinnetje. Een oorspronkelijk Kerstverhaal’ verscheen op de jeugdpagina’s van Het Centrum.
Drabkikker zegt
Haha, erg veel weerstand hoeft er in dit verhaal niet te worden overwonnen hè.
Eveline Van Ditmarsch zegt
Griezelig ” rooms” verhaal