Het eerste gedicht uit de afdeling ‘Veld’ staat in Oog, de nieuwe bundel van Eva Gerlach: “In negen afdelingen komt een beweging op gang die een orkaanachtige spiraal aanjaagt. De verheviging piekt tegen het eind van de bundel, gevolgd door de stilte in het oog van de orkaan – waarna alles zich in omgekeerde richting kan hernemen.”
Veld (1)
Juist als ik denk dat ik je vind begint het
kwijtraken weer, de grote bundel licht
verplaatst zich, krimpt, ik sta
wijdopen in de nanacht, ik
hoor het kleine en het grote paard
dicht bij elkaar, het schuiven van haar hals
over zijn hoofd, hun benen door elkaar,
het zwaaien van hun dunne haren staarten
Dan kom je terug, je legt die holle kwaaie
hand van toen je leefde weer
op mijn gezicht, Ra Ra, ik knipper tegen
je vingers en van ver
schuift licht aan, eet je hand weer weg, je laat me
staan bij de paarden die ik hoor bestaan
Eva Gerlach (1948)
uit: Oog (2019)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter