Sinds de verschijning van Het Bureau is er waarschijnlijk nooit iemand dood gegaan die model stond voor één van de personages in dat boek zonder dat in de in memoriams naar dat personage werd verwezen. Kennelijk was Voskuil zo scherp dat hij mensen zo wist te beschrijven dat anderen hen herkenden.
Ook in Willem Gerritsens boek over de neerlandica én keltologe Maartje Draak, Verhalen van de drakendochter, wordt daarom aandacht besteed aan Kaatje Kater. “Voskuil is er”, schrijft Gerritsen, “verbazend goed in geslaagd de indruk die haar persoonlijkheid – haar karakteristieke wijze van optreden en spreken – op veel mensen in haar omgeving heeft gemaakt, nauwkeurig in woorden vast te leggen.” Zelfs het feit dat ze gesprekken kon openen met het woord mau! blijkt waarheidsgetrouw. Ik heb altijd gedacht dat die kreet verband hield met de naam Kater en dat Draak iets soortgelijks zou hebben geroepen maar dan in drakentaal; nu blijkt dat Voskuil Draak naar haar karakteristieke uitroep heeft vernoemd.
Rondreis
Het feit dat Draak als persoon al zo bekend is aan de gemiddelde lezer, maakt dat Gerritzen, zelf een eminent emeritus-hoogleraar op het gebied van de medioneerlandistiek die Draak als student en als collega gekend heeft slechts één kort hoofdstuk aan haar persoonlijk leven hoeft te wijden, helemaal aan het eind van zijn boek. De rest van het boek besteedt de auteur vooral aan wat Draak ongetwijfeld ook zelf als de allerbelangrijkste kant van haar leven zag: dat van een geleerde.
Het zat er al vroeg in, laat Gerritsen zien. Als kind verslond Draak al boeken, en zo ontdekte ze in 1919 een goedkope editie een boekje over Chinese volkssprookjes. Het zou in zekere zin de basis worden van haar carrière, als onderzoeker van verhalen, van de middeleeuwen, en van de Keltische letteren: achterin het boek staat een uitputtende bibliografie van haar imposante werk.
Verhalen van de drakendochter is interessant als een inkijkje in het leven van een (vrouwelijke) geleerde in de twintigste eeuw: de moeilijkheden om in de jaren dertig aan het werk te komen, de vertroosting die de wetenschap tijdens de oorlog bood, de mogelijkheden die Draak na de oorlog werden geboden, als lector, als hoogleraar en als lid van de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen (aan dat lidmaatschap is een apart hoofdstuk gewijd – net zoveel als aan het persoonlijk leven!) Gerritsen maakt met verstand van zaken – vooral waar het de middelnederlandse literatuur betreft – het belangrijkste werk inzichtelijk: de manier waarop het ene verhaal het andere beïnvloedt, het sprookje de middeleeuwse Arthurroman, het Keltische verhaal de Nederlandse rondreis.
Waardevol
Omdat de neerlandistiek Draaks thuisbasis was, is Gerritsens boek ook een bijdrage aan de geschiedenis van het vak, in ieder geval in de jaren dertig tot en met vijftig. De Amsterdamse hoogleraren – zoals Stoett en Prinsen – met wie ze als student in contact kwam, de structuur van de opleiding in de jaren twintig, Draaks collega’s uit de latere jaren, tot en met, natuurlijk haar voorzitterschap van de wetenschapscommissie van het (huidige) Meertens Instituut.
Het was een leven in dienst van de wetenschap zoals dat nu nog maar moeilijk geleid kan worden, bijvoorbeeld omdat het ging om geesteswetenschappelijke specialisaties die natuurlijk nooit drommen studenten getrokken hebben. De samenleving heeft vermoedelijk ook geen honderden Keltologen of zelfs mediëvisten per jaar nodig. Maar een paar ervan hebben, dat brengt ons wel degelijk verder, zeker als ze de kwaliteit hebben van Maartje Draak.
Mau!
Willem Gerritsen. Verhalen van de drakendochter. Leven en werk van Maartje Draak (1907-1995). Hilversum: Verloren, 2019. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter