Door Maarten Bogaards
‘Werk moet lonen voor iedereen die in de bijstand gevangen zit’, betoogt NRC eerder dit jaar in het redactioneel commentaar. Op zich geen baanbrekend standpunt, maar de formulering ervan bevat wel een interessante constructie van het Nederlands: de combinatie van een voltooid deelwoord, gevangen, met het houdingswerkwoord zitten.
Zo’n soort combinatie kennen we vooral van de voltooide tijd. Daarin gaat een voltooid deelwoord vergezeld van een hulpwerkwoord van tijd, zijn of hebben. ‘Zelfs de choreografie van de zangers is gevangen in notenschrift’, schrijft NRC bijvoorbeeld over de recente uitvoering van een experimentele opera van de twintigste-eeuwse componist Stockhausen. En over het werk van fotograaf Christian Voigt, die dinosaurusskeletten vastlegde in ultrahoge resolutie: ‘zoals Voigt ze heeft gevangen zag je ze nog niet’. Is en heeft gevangen zijn voorbeelden van de voltooide tijd. Maar in het voorbeeld waarmee we begonnen, staat geen is of heeft, maar zit. De vraag ligt voor de hand: hoe zit dat?
Houdingswerkwoorden
Als eerste kunnen we vaststellen dat dit fenomeen zich niet beperkt tot zitten; ook andere houdingswerkwoorden kunnen met voltooid deelwoorden samengaan. Hierbij wil de term ‘houdingswerkwoord’ zeggen: werkwoorden die verwijzen naar de lichaamshoudingen waarin mensen zich kunnen bevinden. Behalve zitten kunnen mensen staan en liggen, en ook deze werkwoorden treffen we met voltooid deelwoorden aan. Zo kun je voor een studie ‘ingeschreven staan’ en kan je grootmoeder ergens ‘begraven liggen’. En er zijn meer mogelijkheden: je kunt ‘vastgekluisterd zitten’ aan het scherm wanneer je favoriete film draait, je auto kan drie straten verderop ‘geparkeerd staan’, en je bureau kan met papier ‘bezaaid liggen’. Het patroon lijkt dus behoorlijk productief.
Maar de mogelijkheden zijn niet onbeperkt. Ik kan prima zeggen dat de koekjes die ik net heb gebakken op het aanrecht ‘staan uitgestald’, maar niet dat ze daar ‘staan geweest’. En ik kan je wel vertellen dat mijn chique horloge in een geheim kistje ‘zit opgeborgen’, maar niet dat het in dat kistje ‘zit gerepareerd’. Andere onmogelijkheden: dat de wielrenners op het terras ‘zitten gefietst’, dat de advertentie in een tijdschrift ‘staat gezien’, en dat het mens-erger-je-niet-bord op tafel ‘ligt gespeeld’. Er bestaan dus beperkingen op het combineren van houdingswerkwoorden met voltooid deelwoorden. Maar wat die precies inhouden, is onduidelijk.
In het wild
Dan zit er maar één ding op: een corpus induiken en inventariseren welke voltooid deelwoorden allemaal ‘in het wild’ met zitten, staan en liggen voorkomen. Dat is precies wat ik heb gedaan voor mijn masterscriptie Nederlandse Taalkunde in Leiden, waarvan aanstaande november een ingekorte versie verschijnt in de bundel Linguistics in the Netherlands 2019. In het SoNaR-corpus, dat ruim 500 miljoen woorden aan Nederlandse schrijftaal bevat, heb ik op zinnen gezocht met een voltooid deelwoord naast een houdingswerkwoord. Dat leverde ruim 6000 relevante voorbeelden op.
Onder die grofweg 6000 voorbeelden blijkt een grote verscheidenheid aan voltooid deelwoorden vertegenwoordigd. Zitten wordt in het corpus met 156 verschillende voltooid deelwoorden gecombineerd, staan met 227, en liggen met 113. Honderden mogelijkheden dus, en dat maakt de vraag waarom niet álle voltooid deelwoorden geschikt zijn des te interessanter. Om die vraag te beantwoorden, kunnen we kijken naar de meestvoorkomende deelwoorden per houdingswerkwoord. Voor zitten zijn dat gevangen, opgesloten en verstopt, voor staan zijn het vermeld, geschreven en gepland, en voor liggen tot slot begraven, besloten en opgeslagen. Waarin verschillen deze deelwoorden van ongeschikte kandidaten als gefietst, gezien en gespeeld?
Locatie
De sleutel lijkt te vinden in de betekenis van de houdingswerkwoorden in deze combinaties. In de voorbeelden die we hebben gezien, geven zitten, staan en liggen namelijk niet letterlijk aan dat het onderwerp zit, staat of ligt, maar enkel dat het zich op een bepaalde locatie bevindt. Vergelijk bijvoorbeeld zit in ‘Cor zit op de stoel’ met ‘Cor zit in de kamer opgesloten’. De eerste zin zegt iets over Cors lichaamshouding (zittend) en zijn locatie (op de stoel). In de tweede zin kán Cor zitten, maar net zo goed staan, liggen, hangen of hurken. Wat we wel zeker weten is zijn locatie: in de kamer. De houdingswerkwoorden hebben, wanneer ze met een voltooid deelwoord worden gecombineerd, dus als belangrijkste functie om locatie aan te geven. Dat verklaart gelijk de steevaste aanwezigheid van een locatiebepaling in de eerdere voorbeelden, zoals ‘in de bijstand’, ‘ergens’, en ‘drie straten verderop’. Ook bij een overweldigende meerderheid (>99%) van de corpuszinnen is sprake van een (impliciete of expliciete) locatie.
Waarom is het begrip ‘locatie’ dan belangrijk om deze combinaties te begrijpen? Omdat de vraag of een houdingswerkwoord en een voltooid deelwoord wel of niet kunnen samengaan, ervan afhangt of de locatiebetekenis van het houdingswerkwoord compatibel is met de voltooiingsbetekenis van het voltooid deelwoord. Dat zit zo: een voltooid deelwoord, zoals de naam al verraadt, geeft aan dat een bepaalde toestand of gebeurtenis is voltooid of afgerond. Wanneer ik het ‘verstoppen van paaseitjes’ bijvoorbeeld succesvol afrond, dan zijn die eitjes vervolgens ‘verstopt’. En het voltooien van het ‘schrijven van een artikel’ levert een ‘geschreven’ stuk op.
Resultativiteit
Bij de combinatie met houdingswerkwoorden is de crux dat die voltooiing direct moet hebben geleid tot de locatiebetekenis die het houdingswerkwoord bijdraagt. Ga maar na: als de koekjes op het aanrecht ‘staan uitgestald’, dan staan ze daar omdat iemand het ‘uitstallen’ van de koekjes heeft afgerond. Zo niet, dan hadden ze ergens anders gestaan, of misschien wel gezeten of gelegen. Hetzelfde geldt voor het horloge dat in een kistje ‘zit opgeborgen’: het ‘opbergen’ heeft tot zijn positie in het kistje geleid. Met een mooi woord kunnen we dit ‘resultativiteit’ noemen, wat enkel wil zeggen dat de locatie die met zitten, staan of liggen gepaard gaat, het resultaat is van de afronding van het gebruikte voltooid deelwoord.
Het mooie is dat de notie ‘resultativiteit’ ook de minder succesvolle combinaties kan verklaren. Als voorbeelden daarvan zagen we onder meer geweest, gespeeld en gerepareerd voorbijkomen. En inderdaad: probeer maar eens te interpreteren dat het afronden van ‘zijn’ ertoe heeft geleid dat de koekjes op het aanrecht staan – wat zou dat moeten betekenen? Of dat het voltooien van ‘spelen’ als direct resultaat heeft dat het speelbord op tafel ligt – daar lag het vermoedelijk al tijdens het spel. En tussen de afronding van het ‘repareren’ en dat ‘het horloge in het kistje zit’, moet nog een handeling zitten, opbergen bijvoorbeeld. Het is in deze combinaties te lastig om het voltooid deelwoord en de locatie van het houdingswerkwoord direct aan elkaar te verbinden, en daarom voelen ze gek aan.
Breed inzetbaar
Combinaties als ‘gevangen zitten’ kennen dus een beperking die we kunnen typeren als ‘resultativiteit’. Maar wat dit corpusonderzoek vooral heeft laten zien, is hoe breed inzetbaar het patroon is. Zo bevonden zich onder de duizenden voorbeelden lang niet alleen fysieke locaties, zoals een aanrecht of een kistje. Metaforisch gebruik is bepaald geen uitzondering: van ideologieën die ‘in woorden besloten liggen’ tot rechten die ‘in wetten zitten verankerd’.
Ook het openingscitaat is hier een voorbeeld van; kennelijk kun je niet alleen in een fysieke cel ‘gevangen zitten’, maar ook in de bijstand. Als de oplossing die de redactie van NRC aandraagt – dat ‘werk moet lonen’ – effectief blijkt, hoeft ze voor haar volgende kop in elk geval niet naar een andere constructie op zoek. Ze kan dan gewoon schrijven dat meer en meer mensen als werknemer ‘staan geregistreerd’. Of, om in het menselijk drama van haar eigen metafoor mee te gaan: dat ze in een voltijdbaan ‘zitten verstrikt’.
Mijn artikel over combinaties van houdingswerkwoorden en voltooid deelwoorden verschijnt eind dit jaar. Hier alvast de verwijzing: Bogaards, Maarten. 2019. “Posture verbs combined with past participles in Dutch: Fixed or productive patterns?” Linguistics in the Netherlands 2019, ed. by J. Berns & E. Tribushinina, 68-83. Amsterdam: John Benjamins. https://doi.org/10.1075/avt.00024.bog
Laat een reactie achter