De Nederlandse taal moet strakker beregeld worden, zodanig dat er in iedere willekeurige zin wel iets mis kan gaan en de gemiddelde schrijver of spreker niet meer weet waar hij het zoeken moet van ellende.
Uit dat ideaal ontstond enkele jaren geleden de wedstrijd voor de “nieuwe taalregel van het jaar”, een prijs voor de regel dit doel het effectiefst weet te bereiken. Het idee: een eind aan alle laksheid! En om dit te bevorderen moeten we de voorschriften voor ‘correct’ Nederlands ieder jaar weer verder aanscherpen. Een evident voordeel hiervan is ook dat de gewone gebruiker binnen de kortste keren door de bomen het bos niet meer ziet. Dat levert (nog) meer werkgelegenheid op voor een nieuwe generatie neerlandici, want alleen zij kunnen als ons werk klaar is als enigen, na jarenlange noeste studie, door de bomen het bos nog zien.
Als andere specialismen hun vakgebied zo onoverzichtelijk kunnen maken dat je een specialist nodig hebt, waarom wij dan niet?
De regels waaraan de nieuwe regel moet voldoen: hij moet een kwestie oplossen, een onduidelijkheid in de Nederlandse taal, waarvan tot nu toe niemand zich bewust was dat er een probleem was. Hij moet deze vervolgens zo ingewikkeld mogelijk maken in bewoordingen die zo dicht mogelijk aansluiten bij de wetenschap. Ervaring uit de afgelopen jaren leert dat het tot aanbeveling strekt als u uitzonderingen formuleert, en liefst ook uitzonderingen op die uitzonderingen.
De prijs is de afgelopen jaren gewonnen door tal van neerlandici die vervolgens een glanscarrière hebben gemaakt. Een glimp van de roemruchte historie (inclusief succesvolle voorbeelden) vindt u onder de tag Taalregel. Vorig jaar won bijvoorbeeld Daan Wesselink met een regel die ‘hij gaat daarheen’ voorgoed afkeurde omdat X-heen in andere constructies betekent dat men niet meer ter plekke is. Wie zegt ‘hij loopt door het huis heen’ beweert immers dat hij nu niet meer in het huis is; dus hoort ‘hij gaat daarheen’ te betekenen dat hij niet meer daar is. In plaats daarvan adviseert Wesselink te allen tijde hij gaat daarnaartoe te zeggen.
Los een onduidelijkheid in onze taal op! U wacht sowieso een glanzende carrière, maar ook zullen wij een fraaie prijs ter beschikking stellen, waarover momenteel nog wordt vergaderd. Uw regel wordt bovendien opgenomen in de volgende editie (de eerste) van de gezaghebbende Neerlandistiek Stijlgids, die op tal van kantoren als bijbel in hypercorrect taalgebruik geldt.
De deadline is op vrijdag 1 november 2019. U kunt uw bijdrage hieronder plaatsen in het reactievelden. Over de uitslag van de wedstrijd kan niet worden gecorrespondeerd, tenminste niet met mij.
Reinier Salverda zegt
De beste nieuwe taalregel lijkt me om eindelijk eens de sterke en onregelmatige werkwoorden af te schaffen en ze nu in een keer allemaal regelmatig te maken, dus net als maken: maak – maakte – heb gemaakt.
We krijgen dan dus: lijken – lijkte – heb gelijkt; kan – kande – heb gekand; kom – komde – heb gekomd; zing – zingde – gezingd.
Zie, dit is makkelijk: er is voortaan een enkel universeel patroon voor al die werkwoorden, dus iedereen kan dit zonder problemen direct doen. Dat is democratisch, en ook voor computers en al hun toepassingen is dit simpel en efficient.
Om een indruk te geven hoe makkelijk dit gaat, maak ik er daarom in dit mijn voorstel direct al een begin mee.
Ik aarzel nog hoe deze nieuwe taalregel moet heten.
Weijland’s Spraakkunst van 1805, uitgegeefd “in naam en op last van het Staatsbestuur der Bataafsche Republiek”, heeft destijds al het goede voorbeeld gegeefd bij de werkwoorden ‘jagen’ en ‘vragen’ op p. 127-128 met zijn opmerking: “men zegt, zonder uitzondering, ‘gejaagd’ en ‘gevraagd’; en men gebruikt meestal, in den onvolmaakt verleden tijd, ‘jaagde’ en ‘vraagde’.”
Weijland heeft de toekomst gezied en er een eerste glimp van laten zien, we kunnen deze regel dus naar hem vernoemen.
Weijlands grammatica is bij Staatsbesluit van de Bataafsche Republiek van 30 augustus 1805 voorgeschrijfd voor alle gedrukte stukken van alle overheden, bureaux en departementen in ons land, en voor alle onderwijsboeken die van ’s Lands wege ten dienste der scholen zullen worden uitgegeefd.
Dit staatsvoorschrift is bij mijn weten nooit afgeschaft of ingetrekt, en na ruim tweehonderd jaar gehannes wordt het wel eens tijd dat staat en scholen er werk van maken.
Zo bezien gaat het om iets dat veel groter is, verstrekkender en imposanter ook, dan alleen Weijland.
Als we deze regel invoeren, worden in een klap alle werkwoorden voortaan ‘regelwoorden’, d.w.z. woorden die een regel volgen – zulks in tegenstelling tot vrijwel alle andere soorten woorden in onze taal, die dat immers niet doen, zoals de naamwoorden, de bijwoorden, de voor-, achter- en omheenzetsels en noem maar op.
De hele rimram van achterhaalde terminologie en begrippen als regelmatig/onregelmatig, sterk/zwak, ja zelfs ‘werkwoorden’ etc kan dan ook bij het oud papier.
Alles overziende is daarom ‘Weijlands regelwoordenregel’ mijns inziens de beste naam voor de nieuwe taalregel van 2019.
Leeuwarden, 19 oktober 2019, Reinier Salverda
Anoniem zegt
Je vergeette (of is dit weer lastig vanwege een andere regel=verdubbeling van klinker en medeklinker) er nog één: zo bezien=zo bezied (oeps weer een regel=d of t).. Kan, kande, gekand, komt dan van kannen? Nou, dat komt dan allemaal in kunnen en kruiken.
Marcel Plaatsman zegt
Er zijn in ons taalgebied nogal wat familienamen die van plaatsnamen zijn afgeleid. Over de beklemtoning van die familienamen bestaat enige onduidelijkheid.
Enkele voorbeelden:
Amsterdam Sloterdíjk – Peter Slóterdijk
Schermerhórn – Schérmerhorn
Akerslóót – Ákersloot
In deze gevallen is het systeem helder: de klemtoon van de familienaam ligt anders dan die van de plaatsnaam, wat logisch is, zo wordt verwarring voorkomen. Maar verwarring ligt nog steeds op de loer bij familienamen waar de klemtoon abusievelijk op dezelfde lettergreep wordt gelegd als in de plaatsnaam:
Klóótwijk – Klóótwijk
Éllemeet – Éllemeet
Ápeldoorn – Ápeldoorn
Hier is het te verkiezen om de familienaam met de afwijkende klemtoon uit te spreken, dus Klootwíjk, Apeldóórn. De regel in detail:
– De familienaam heeft een andere klemtoon dan de plaatsnaam.
– De klemtoon verplaatst naar een andere lettergreep, maar niet naar een sjwa (dus niet *Apéldoorn)
– De lokale uitspraak van de plaatsnaam geeft de doorslag (dus Ursém, familienaam: Úrsem).
– Namen met “Van” zijn uitgezonderd, om de jury ter wille te zijn.
Een moeilijkheid zijn buitenlandse plaatsnamen, die niet allemaal voldoende zijn ingeburgerd om onder deze wetmatigheid te vallen. Dat moet dus per geval worden beoordeeld.
DirkJan zegt
We maken in de taal een duidelijk onderscheid tussen de tegenwoordige tijd en de verleden tijd; hij wast zich, hij waste zich, of zij lusten geen melk en, zij lustten geen melk. Bij de laatste hoor je bij de uitspraak geen verschil, maar je schrijft de verleden tijd met dubbel-t. Duidelijk. Maar er zijn ook een aantal woorden waarbij je noch kan horen en noch kan zien of het om een verleden of tegenwoordig tijd in de derde persoon meervoud (ze/zij) gaat. Kijk maar: Zij jatten appels. Of, Zij redden zeehondjes en Zij zetten een kopje thee. Om dit toch in de schrijftaal te verduidelijken stel ik voor om een derde t of d toe te voegen bij een verleden tijd, dus Zij jattten appels en Zij reddden zeehondjes. Ik noem de regel, de verleden-triple-regel, afgekort de vtr.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Om politieke redenen moesten we maar eens af van het woord ‘is’ (IS). Bij de afschaffing lijkt het me handig meteen de dubbelzinnigheid op te heffen. Daarom twee dingen. Hulpwerkwoord ‘is’ wordt ‘bent’: hij bent geweest. Koppelwerkwoord ‘is’ wordt ‘weest’: wie dit leest, weest gek.
AV DRepe (@kneistonie) zegt
Tangconstructies zijn een nodeloze plaag voor zowel de buitenlander als de AI-machine.
Weia Reinboud zegt
Het gedoe over ij en ei moet maar eens afgelopen zijn. De ij dient als ie uitgesproken te worden. Sommige dialecten doen dat al, het centrum past zich maar aan. De uitspraak aai kan natuurlijk ook niet, noch voor ij noch voor ei.
Willem van Maren zegt
Een serieuze tekortkoming van de Nederlandse taal betreft de betekenis van het persoonlijk voornaamwoord WE of WIJ. Is het we/wij inclusief de aangesprokene of exclusief? Sommige talen, bijvoorbeeld het Indonesisch, maken dat onderscheid wel. In het Nederlands moet uit de context blijken wie er bedoeld worden. Dat lukt soms, maar niet altijd.
Drie voorbeelden. Oma zei tegen haar kleindochter: “Straks gaan we naar het pannenkoekenhuis”. De wethouder zei: “Wij kunnen u de vergunning niet verlenen”. De schilder zei: “Morgen beginnen we met het huis van mevrouw Jansen”. Bij de eerste zin zal het waarschijnlijk inclusief zijn en bij de tweede exclusief. Spreekt de schilder in de derde zin tegen zijn personeel, zijn vrouw, zijn buurman?
Het probleem kan verholpen worden door voor het persoonlijk voornaamwoord we/wij voortaan twee duidelijk verschillende woorden te gebruiken. Het is niet aan te bevelen om verschil te maken tussen WE en WIJ. Die twee woorden liggen te dicht bij elkaar in het dagelijks gebruik. Ik stel voor om WE/WIJ te gebruiken voor de exclusieve vorm en WULLIE bij de inclusieve betekenis. WULLIE heeft betrekking op meer personen en daarom is een langer woord op zijn plaats. Het sluit qua klank ook aan bij het persoonlijke voornaamwoorden JULLIE en het soms gebruikte ZULLIE. Een bijkomend voordeel is dat inburgeraars meer structuur of logica in onze taal zullen menen te vinden.
De eerste twee voorbeeldzinnen worden nu “Straks gaan wullie naar het pannenkoekenhuis”, tenzij oma bedoelde dat ze met opa uitgaat en dat de kleindochter achter moet blijven om op de hond te passen. De tweede zin geeft minder interpretatieproblemen. “Wij kunnen u de vergunning niet verlenen”. Als de schilder tot zijn personeel sprak dan had hij waarschijnlijk moeten zeggen “Morgen beginnen wullie met het huis van mevrouw Jansen”. Als hij bedoelde dat hij alleen met Piet, die naast hem stond, naar mevrouw Jansen zou gaan dan wordt het “Morgen beginnen we met het huis van mevrouw Jansen” en dat geldt ook als hij in gesprek was met zijn schoonmoeder. Als evenwel de schoonmoeder ook in zijn schildersbedrijf werkzaam zou zijn dan hangt de wij/wullie keuze er van af of hij met haar de klus zou willen klaren of niet.
Weia Reinboud zegt
‘Wullie’ was in het Hulluvusums niet onmogelijk. Beetje voor de grap, denk ik, naast jullie, hullie en zullie die gewoon waren.
Wouter van Wingerden zegt
‘Ik heþ een honđ en een lieƒ poeƶje, zij heþþen twee honđen en twee lieƒe poeƶen.’
Het is natuurlijk van de gekke dat we ‘hep’ en ‘hont’ zeggen, maar ‘heb’ en ‘hond’ schrijven. Dat is de beruchte spellingsubregel van de gelijkvormigheid. Gek genoeg gaat die voor bijvoorbeeld ‘lief’ en ‘kaas’ niet op: het is wel ‘lieve’ en ‘kazen’, maar we schrijven niet ‘liev’ en ‘kaaz’. Verwarring alom, onleerbare spelling enzovoort. Dat kan natuurlijk veel makkelijker en wetenschappelijk meer verantwoord. Daarom is een nieuwe regel hoognodig, en daarvoor introduceren we de letters þ, đ, ƒ en ƶ.
De nieuwe regel luidt:
Schrijf een klank die we etymologisch kunnen beschouwen als stemloze of stemhebbende allofoon van hetzelfde onderliggende foneem (b/p, d/t, f/v, s/z) telkens met hetzelfde teken: þ, đ, ƒ, ƶ.
Dit levert een heel consequente spelling op:
oud: heb, hebt, hebben; nieuw: heþ, heþt, heþþen
oud: hond, honds, honden; nieuw: honđ, honđs, honđen
oud: wrijf, wrijven, wrijving; nieuw: wrijƒ, wrijƒen, wrijƒing
oud: baas, bazen, bazig; nieuw: baaƶ, baƶen, baƶig
De letters b, d, f, v, s en z mogen alleen nog in ‘zuivere’ gevallen gebruikt worden: ‘bodem’, ‘vazal’, ‘slof’.
Dat de nieuwe schrijfwijze op zichzelf niet laat zien of de klank zich stemloos of stemhebbend manifesteert, is in de praktijk geen bezwaar: we doen het in de spreektaal altijd goed, dus dat moet met voorlezen ook wel goed komen.
Harry Reintjes zegt
je kunt natuurlijk andersom denken. gewoon stemhebbende medeklinkers stemhebbend (leren) uitspreken. de engelsen kunnen het ook en wij ook als we her majesties english leren.. have, sad etc.
Harry Reintjes zegt
stemhebbende eindmedeklinkers
Monique van Eeden zegt
Ik wil graag genderneutrale persoonlijke voornaamwoorden introduceren. Dit om bij te dragen aan het verdwijnen van de impliciete overtuiging dat een mens een man is totdat het tegendeel is aangetoond. Een tekst waarin steeds “hij of zij” wordt geschreven, is niet prettig leesbaar, maar een enkele aanduiding in de inleiding “Waar ‘hij’ staat wordt ook ‘zij’ bedoeld” schuift de vrouwelijke helft van de bevolking toch weer onder het tapijt. We hebben nieuwe termen nodig. In plaats van ‘hij of zij’ schrijven we ‘zhij’. In plaats van ‘zijn of haar’ schrijven we ‘zhaan’. In plaats van ‘hem of haar’ (lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp of bepaling) schrijven we ‘haam’. Ik weet dat ‘haam’ al bestaat als zelfstandig naamwoord, maar dat mag de pret niet drukken. Ten eerste komt ‘haam’ in de oude betekenis niet vaak voor, en ten tweede kent het Nederlands veel meer homoniemen.
Weia Reinboud zegt
Ooit bedacht ik ‘ij’ en ‘zaar’. Misschien heb ik ze zelfs wel eens gebruikt, maar ik weet niet meer waar…
Frederique - Troel.nl zegt
Mijn voorstel is om voor eens en voor altijd korte metten te maken met het woord ‘me’. We schrappen het.
In plaats daarvan wordt het altijd mijn. Ik besef mijn best dat het in eerste instantie wat raar zal klinken, maar het scheelt heel veel ergernis als mensen gewoon leren dat het mijn moeder is en mijn hond. De beste manier om dat te bewerkstelligen is om gewoon rigoureus het een en ander aan te pakken.
Harry Reintjes zegt
ik besef me=ook al fout. contaminatie van ik realiseer me/ ik besef. iemand die dat niet weet moet maar geen taalregels bedenken, DUNKT MIJN.
Frederique - Troel.nl zegt
Je hebt helemaal gelijk dat dat fout is. Dat wil uiteraard niet zeggen dat ik dat niet weet 😉 Maar hey, wie van ons zonder zonden is werpe de eerste steen. Dat ben jij dus blijkbaar 😉
Harry Reintjes zegt
Was niet bedoeld als steen, meer als pingpongballetje. Dat is nu weer terug aan mijn kant van de tafel en ik kan/wil het niet meer terugslaan. Dus 1-1?
Bas D zegt
Ik constateer dat er nogal wat verwarring bestaat over de vraag of het woord “data” enkelvoud of meervoud is. Uiteraard is hier een heel duidelijke regel voor:
Data is meervoud als het staat voor datums (op de kalender):
“Op welke data zou je kunnen afspreken?”
Data is meervoud als het staat voor gegevens:
“De data van de klant staan op het formulier.”
Maar: data is enkelvoud als het gaat om het abstracte concept “gegevens”:
“Persoonlijke data moet beschouwd worden als onderdeel van de persoonlijke levenssfeer.” (zie ook het woord databescherming)
Data is enkelvoud als er één bestand met gegevens bedoeld wordt:
“De data van de applicatie is veilig opgeslagen.”
Als er van dat laatste meerdere zijn, kan eventueel van “data’s” gesproken worden.
Wat de uitspraak betreft, mogen alle betekenissen die over digitale gegevens gaan, ook op zijn Engels als “day-ta” uitgesproken worden.
Paul Bijlsma zegt
Laten we het verschil in gebruik van “hen”en “hun” simpeler maken. Nu wordt “hun” ook gebruikt als aanwijzend voornaamwoord als sprake is van de derde naamval. en dat is ontzettend verwarrend.
Ik heb de Duitse naamvallen er ingeslagen gehad op school. In het Duits zijn de rijtjes “mit, nach, nebst, seit……” duidelijk omschreven en ook hoorbaar en leesbaar in gebruik. Naamvallen worden in het gesproken Nederlands helemaal niet meer gebruikt, dus ook de reden voor het verschil bestaat niet meer. Er is niets mis met “ik heb hen het boek gegeven”.
Mijn voorstel is dan ook: “hen” als aanwijzend voornaamwoord en “hun” als bezittelijk voornaamwoord.
Noem het maar “het uitsterven van de hunnen”
Monique van Eeden zegt
Helemaal mee eens. Zij lopen naar hun huis. En verder: ik zie hen, ik geef hen een cadeau, ik geef aan hen een cadeau, enz. In volmaakte analogie met hij, zijn en hem. Veel beter!
Weia Reinboud zegt
Een kwekeling op de lagere school zei dat ipv ‘hen’ altijd ‘hun’ mocht. ‘Hen’ helemaal afschaffen, ik ben vóór.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Maar hoe moet het dan in gesproken Nederlands. Daarin komt ‘hen’ niet voor (99%). In gesproken Nederlands gebruiken we als persoonlijk voornaamwoord ze of hun en soms kan ‘ze’ niet: Met wie ga jij mee, *met ze of met ze? Wat nu?
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Ik reageerde op Paul Bijlsma, niet op Weia Reinboud!
M. Walraven zegt
Taalregel: onlogisch is de constructie:
Ik vind niet/ ik geloof niet dat…. bijv. …dat dat moeilijk is.
Niet hoort m.i. niet bij vind / geloof maar bij de bijzin, dus: ik vind dat dat niet moeilijk is of
Ik geloof dat dat niet moeilijk is.
Harry Reintjes zegt
ik denk dat er een verschil in betekenis is tussen de 2.
-ik geloof niet dat: op welke lettergreep je daar de nadruk ook op legt, betekent dat iemand al gezegd heeft of gelooft dat het wel moeilijk is.
-ik geloof dat dat niet: betekent het dat niet per se of, met de klemtoon op -loof- “ik geloof jou” of met de klemtoon op moeilijk “ik weet het niet zeker”
Anoniem zegt
Alle spellingregels over boord gooien. Zolang de boodschap maar overkomt, schrijf en spel je maar zoals je het fijn vindt. Met name ook voor dyslecten een uitkomst.
Harry Reintjes zegt
ik snap dat je met zo’n voorstel anoniem wilt blijven
Weia Reinboud zegt
Je doet het toch al? Je begint je reactie(s) zonder hoofdletter en toch begrijp ik ze.
Joost zegt
Beste neerlandistici,
Graag bij deze mijn inzending voor de Taalregel 2019. Toegegeven, het is niet een hele serieuze inzending, maar ik denk dat het een waardevolle kleurrijke aanvulling is aan de toch al niet even logische taal. Hij luidt als volgt:
Bij samengestelde werkwoorden mag je in de voltooide tijd het voorvoegsel ‘ge’ ook tussen de samenvoegingen zetten.
Voorbeelden:
“De keuken is stof gezogen”
“Ik heb gisteren met hem tele-gefoneerd.”
“Over de uitslag kan niet worden corre-gespondeerd”
“Ik heb een bijzonder rare taalregel con gestateerd”
Met vriendelijke groet,
Joost
Harry Reintjes zegt
het zou dan toch altijd moeten zijn stofgezuigd,(als je stof niet zelf zuigt, maar het door de machine laat doen, lijkt me ook gezonder), con-gerespondeerd (corr is een assimilatie van con+r). stateren is solo geen werkwoord. gestateerd? “mag je…” is lekker vrijblijvend, dus past wel bij de huidige tendensen.