Neerlandistiek van 100 jaar geleden
“Wat zou de wetenschap spoedig een hooge vlucht nemen als wij eris een genie zagen opstaan, dat weer eens alle vakken samen beheerschte met zijn éénig denkhoofd!” Er is maar één persoon in de geschiedenis van de neerlandistiek geweest die zulke zinnen kon schrijven: de Nijmeegse hoogleraar Jac. van Ginneken (1877-1945).
De zin is het begin van de inleiding tot een minder bekend boek van Van Ginneken uit 1919: Gelaat, gebaar en klankexpressie (pdf in de DBNL). Hij gaat nog enige tijd door op deze geëxalteerde toon:
Zoo’n man zou nieuw leven en eenheid brengen over allerlei dood materiaal, dat nu als vergeten grensbrokstuk bij de verschillende wetenschappen onbearbeid ligt. Zoo’n man zou algemeene lijnen in den Kosmos ontdekken, die ons, kleine wetelingen, nog eeuwenlang misschie zullen verbijsteren of ontgaan.
Alleen, concludeert Van Ginneken dan, bestaat zo’n man niet, omdat er te veel te weten is en de wetenschap bovendien te exclusief gefascineerd door het positivisme: feiten verzamelen en geen grootse ideeën proberen te ontwikkelen. Wat ‘wij kleine wetelingen’ wel kunnen doen, is ieder voor zich over de grenzen van ons eigen vakgebied heenkijken. Nog 1 keer Van Ginneken citeren, omdat het zo lekker is:
Als wij eens gehoor gaven aan de verlokkende bekoring om meer een – drachtig en meer intiem met elkander, d.w.z. met de mannen van een andere wetenschap samen te werken!
Zouden wij dan, zij het misschien pas na den arbeid van twee of drie geslachten, met vereende kracht dat wonder-genie niet kunnen evenaren, dat daar zooeven begon te schemerlichten voor onze bevroedende verbeelding ?
Vervolgens gaat Van Ginneken zelf aan de slag met onder andere gezichtsuitdrukkingen en melodieën: zouden we van alle manieren waarop we visueel en auditief met ons lichaam communiceren niet ook een taalkundige analyse kunnen maken? Kunnen we die niet ook onderverdelen in samenstellende delen die volgens goed omschreven principes geordend zijn, zoals we een zin kunnen verdelen in woorden die in een syntactisch verband staan tot elkaar?
De kleinste samenstellende delen zijn volgens Van Ginneken steeds emoties, maar hij probeert daarvan – volgens mij betrekkelijk vroeg – een korte lijst te maken met basisemoties die op zich verschillende dingen kunnen betekenen. Zo hoort er volgens hem eenzelfde gezichtsuitdrukking bij bitter eten als bij extreme kou, en dat komt doordat beide eenzelfde gevoel veroorzaken. Dat is een interessante gedachte, al legt Van Ginneken niet goed uit wat dat gevoel dan is.
Een interessant aspect is ook nog dat deze ‘orale mimiek’ (de gezichtsuitdrukking, met name van de mondspieren) kan worden verfijnd met ‘optische mimiek’ (de blik in de ogen). Een en dezelfde orale uitdrukking kan in combinatie met verschillende soorten optische mimiek alsnog een aantal uiteenlopende dingen betekenen. Je krijgt de indruk dat Van Ginneken op het punt stond te ontdekken wat we in de taalkunde ‘compositionaliteit van betekenis’ zijn gaan noemen: een teken heeft een aantal onderdelen en de betekenis van het geheel is als het ware te berekenen uit de betekenis van de onderdelen.
Het boekje laat zien dat voor Van Ginneken de studie van taal op allerlei manieren raakte aan de psychologie en aan de sociologie. Hij doet in dit boek feitelijk een dappere poging om de psychologie op een hoger plan te tillen door uiteenlopende onderwerpen aan elkaar te verbinden en met een aan de taalwetenschap ontleende methodologie te bekijken.
Gelaat, gebaar en klankexpressie verscheen in een reeks ‘artistieke handboeken’ getiteld Nederlandsche kunst. Het taalgebruik is, zoals uit de inleiding al blijkt ook tamelijk artistiek en hoewel Van Ginneken altijd de man zou blijven van de grote greep, is de greep nergens zo groot als in dit betrekkelijk vroege werk. In de slotzinnen betrekt Van Ginneken s.j. een en ander zelfs op De Allerhoogste:
Want de wijsbegeerte met de positieve wetenschap in verbond let wel op, waarde lezer, we kunnen geen van beide missen! – leidt ons vanzelf op tot de kennis en den dienst van Hem, Wien te kennen en te dienen onze modern-wetenschappelijke wereld nog niet verstaat, maar Wien te kennen en te dienen alleen gróótgelukkig maakt !
Laat een reactie achter