Analyse van een analyse van Arthur van Amerongen
Door Jos Joosten
In de nieuwe aflevering van Nederlandse letterkunde, een themanummer ‘mannelijkheid in de Nederlandse literatuur’, is het onderwerp van het slotartikel zonder twijfel het opmerkelijkst. Na bijdragen over – inderdaad Nederlandse, literaire – auteurs als Menno Ter Braak, Lucebert en Hafid Bouazza, duikt plots Arthur van Amerongen op als onderzoeksobject. Hij staat centraal in Emma Gosses’ beschouwing ‘Een man in het nauw maakt rare sprongen. Mannelijkheid in het postuur van Arthur van Amerongen’. Een keuze die beslist verfrissend en verrassend had kunnen zijn, hoewel het ook dan toch minstens een paar zinnetjes uitleg had gevergd waarom Van Amerongen, publicist, journalist en vooral balorige columnist, plots ook een canonieke Nederlandse literaire schrijver zou zijn. Die uitleg krijgen we niet, en heel verfrissend, laat staan verrassend, is het onderzoek eigenlijk ook niet.
Methode
Gosses begint haar artikel, in de vanouds bekende dress-to-impress-stijl van laaglandse ideologiecritici, met het in stelling brengen van een batterij aan (gender)theorie van Amerikaanse makelij, waarmee bij voorbaat duidelijk is wie de goeien zijn en wie de kwaaien. En dan is de verrassing eigenlijk al weg, want bovenaan de tweede pagina van het artikel (in dit geval p.272) weet je al waar dit onderzoek naar Van Amerongens teksten op uit draait.
Het beeld dat hij van zijn mannelijkheid neerzet, reflecteert de cultuurhistorische ontwikkelingen vanaf de jaren zestig in Nederland en is illustratief voor hedendaagse mechanismes in de maatschappij, zoals seksueel nationalisme, witte onschuld en daaraan gekoppeld masculinnocence.
Dit is een conclusie, als het onderzoek nog moet beginnen. En daarmee dient zich meteen ook probleem nummer twee aan. Gosses kondigt aan Van Amerongens gedrag te willen ‘analyseren’ met de ‘methode postuuranalyse’.
Aanvliegroute
De Franstalig-Zwitserse literatuursocioloog Jerôme Meizoz heeft met ‘posture’ zonder twijfel een van de meest relevante en uitdagende begrippen gemunt in de laatste twee decennia van de literatuurwetenschap. Het grote probleem ervan is echter de operationalisering. Meizoz schetste in zijn beide delen Postures littéraires contouren van zijn inspirerende concept en gaf er in enkele Franstalige interviews in vaktijdschriften toelichting op. Maar het is tot nu toe nooit gekomen tot een uitgewerkte ‘methode’ postuuranalyse. Elk degelijk posture-onderzoek dat tot dusverre is uitgevoerd, zag zich genoodzaakt om eerst eigen parameters, uitwerking en toepassing te formuleren alvorens zich aan de constructie en analyse van het posture van het onderzoeksobject te wagen. Daar komt als complicatie bij posture-onderzoek nog de status van de verschillende tekstsoorten in het onderzoekscorpus. Hoe behandel je bijvoorbeeld schrijvers-interviews? In welke mate is het beeld van de auteur gefilterd door de interviewer?
Het zijn vraagstukken waaraan Gosses niet toekomt. Er is nog geen begin van problematisering of poging tot operationalisering te zien. Gosses gebruikt van Meizoz, merkwaardig genoeg, alleen een Spaanse vertaling van het (waarschijnlijk) eerste deel Postures littéraires, waarvan (waarschijnlijk, blijkens een voetnoot) dan vooral de inleiding van vertaler J.Zapata haar handvat vormt voor waarnemingen als deze:
Een postuur komt tot stand in een sociaal krachtenstelsel en daarbinnen moet iemand zich op eigen wijze tot de normen daarvan verhouden. Postuur is dus een blijk van sociale codes, want het is resultaat van de omgang met het veld. Omgekeerd bezien, evoceert een postuur dus ook een begeleidend krachtenveld. Gebruikmakend van deze aanvliegroute, geeft deze postuuranalyse via mannelijkheid in het postuur van Van Amerongen inzicht in de opgeroepen genderhiërarchie.
Probleemloos
Het is oprecht verre van mij om de reeds lang geleden gemummificeerde en bijgezette Karel van het Reve tot leven te wekken en een potje gratuit cynisch te gaan doen over literatuurwetenschappelijk jargon. Aan vaktermen ontkomt geen enkel wetenschapsgebied. Maar hier wordt het de criticasters van ons vak wel heel gemakkelijk gemaakt. Ik weet toevallig een beetje van posture-theorie en ik weet dus ook dat wat hier geschreven niet in de buurt komt van de kristalheldere definitie die Meizoz zelf geeft:
La ‘posture’ est la manière singulière d’occuper une ‘position’ dans le champ littéraire. Connaissant celle-ci, on peut décrire comment une ‘posture’ la rejoue ou la déjoue. Qui fait imprimer un ouvrage (un disque, une gravure, etc.) impose une image de soi qui dépasse les coordonnées d’identité du citoyen.
Ik weet trouwens ook niet wat er wél staat, bij Gosses. Lees nog eens:
Postuur is dus een blijk van sociale codes, want het is resultaat van de omgang met het veld.
‘Dus’?
‘Want’?
Dergelijke formuleringen maakten dat ik al lezende voortdurend aan het twijfelen bleef of Gosses’ taalregister nu onderdeel was van het symbolisch geweld dat ze met name aan het begin van haar artikel aanwendt, of dat ze de behandelde theorie stomweg niet onder de knie heeft. Wat posture betreft lijkt, eerlijk gezegd, het laatste het geval. De aangekondigde ‘postuuranalyse’ ontbreekt. In plaats daarvan spreekt Gosses één kleine pagina na het citaat probleemloos over een provocatief effect ‘dat kenmerkend is voor het postuur van Van Amerongen’. Hier weten wij (of beter gezegd: weet zij) dus kennelijk plots wat zijn postuur is, en dat feit verandert ook niet meer. Terwijl een deel van het onderzoek toch zou zijn om dit postuur te (re)construeren.
Beroeren
Ik denk dat probleem één en probleem twee met elkaar samenhangen en hun oorsprong vinden in het feit dat Gosses niet zozeer een onderzoek doet, maar allang wist waarnaar ze op zoek was, namelijk redenen om het volgende te kunnen vaststellen (en dan nu wel in de conclusie):
Het wereldbeeld dat zijn postuur produceert is phallogocentrisch, zijn discours is gestoeld op heteronormativiteit en hij geniet de privileges van een witte huidskleur.
Dat alles, voor de duidelijkheid, is overigens niet complimenteus bedoeld ten aanzien van Van Amerongen.
Afgezien van het feit dat het onderzoek methodisch dus niet bepaald klemvast gemonteerd is, is er nog een kwestie aan de orde te stellen. Namelijk: waar is deze casus nu eigenlijk representatief voor? Van Amerongen is een van de twintig, vijfentwintig – hoeveel zijn het er? – columnschrijvers in de Volkskrant en daarnaast is hij dat in nog zo wat media met, zover na te gaan, niet per se natiebrede publicitaire impact. De hieruit volgende, toch echt relevante vraag naar Van Amerongens feitelijke invloed komt bij Gosses nauwelijks aan bod. Wat receptieonderzoek betreft, moeten het doen met een tweet van ‘Jantje van Ome Henk’, verder zien we eigenlijk geen reflecties op de vraag wie Van Amerongens teksten nu al dan niet beroeren.
Vooroordeel
Er zijn, met andere woorden, voor serieus onderzoek met een ideologische invalshoek urgentere casus te bedenken binnen het domein van de levende letterkunde en vooral ook met aantoonbaarder impact. Neem dan de lieveling van elke letterkunde-amateur en leesclub in den lande: Ilja Leonard Pfeijffer. Mij lijkt een serieuze analyse van de pornoclichés, Europakitsch en anti-toerismeplatitudes in zijn uitstekend verkopende ‘roman van het jaar’ (volgens NRC) Hotel Europa vanuit canoniek oogpunt een graadje of wat relevanter dan de columns van Van Amerongen. Of analyseer het dwepen met pseudoreligie, het affirmatieve man/vrouwbeeld en het kritiekloze hedonisme in de boeken van bestseller-auteur Saskia Noort. Dan hebben we het pas over beeldvormende, beeldmakende en beeldbevestigende literatuur.
Literatuur, inderdaad.
Want dat is natuurlijk een laatste puntje: Gosses analyseert voornamelijk columns, een genre dat bestaat bij de gratie van een focus op stijl, en verder gekenmerkt wordt door uitvergroting, ironie, tegendraadsheid, zelfspot en in het beste geval ongrijpbaarheid (kenmerken overigens ook van veel goede literatuur). Dat genre vraagt vanuit zijn eigen aard om een subtielere analyse dan de botte bijl van het letterlijke lezen. Een column is pas de moeite als hij de strijd aangaat met de doxa, met de onbereflecteerde machtsverhoudingen die zijn zoals ze zijn, zoals Barthes die definieerde in Roland Barthes door Roland Barthes: ‘de publieke Opinie, de Geest van de meerderheid, de kleinburgerlijke consensus, de Stem van het Natuurlijke, het Geweld van het Vooroordeel’.
Fascinerend
Het lijkt er op dat Van Amerongen zich in zijn columns gepast van zijn taak kwijt. Dat zich als reactie daarop de reductionistisch-conservatieve, dogmatische reflex manifesteert van waaruit Gosses haar artikel schreef, mag beschouwd worden als compliment voor de columnist. Voor de literatuurwetenschap is het intussen een minder vrolijk stemmende kwestie.
De wetenschappelijke relevantie en zelfs urgentie van onderzoek naar de ideologische werking, repercussies en effecten van literaire werken staat voor mij buiten discussie. Het idee dat literatuur een buiten elke waarneembaarheid vaststaande, autonome waarde heeft is allang als onhoudbaar terzijde geschoven. Er staan andere zaken op het spel, institutioneel en ideologisch. En het is bij uitstek de taak van de literatuurwetenschap om die processen zorgvuldig te analyseren en te bestuderen. Daarbij is het mooie van het huidig tijdsgewricht dat zulke analyses relevanter en urgenter zijn dan ooit. Maar het is de omgekeerde wereld om schrijvers langs een al bij voorbaat uitgerold moreel meetlint te leggen, zeker als daarbij geen enkele verdiscontering plaatsvindt van kwesties als stijl, vormgeving, bewuste en onbewuste ambiguïteiten, veldpositie en er ook geen enkele aandacht is voor receptie bij reële, geïntendeerde of impliciete lezers. Kortom al die kwesties die tezamen het fascinerende fenomeen construeren dat literatuur genoemd wordt.
Afbeelding: selfie Arthur van Amerongen, Twitter
Melchior Vesters zegt
Van Amerongen heeft hieraan inmiddels zelf een column gewijd: https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/de-neerlandica-analyseerde-mijn-volkskrant-columns-en-schreef-een-vernietigend-essay~bdf585cf/.
Goed stuk van Joosten trouwens. Kern: de hantering van de methode (postureanalyse) deugt niet, dus is het in wetenschappelijk opzicht waardeloos. Wat resteert is dat Van Amerongen wordt gelegd langs Gosses’ ‘moreel meetlint’: zij biedt de lezer dus eigenlijk een maatschappijkritisch opiniestuk vanuit haar (feministische) ideologische positie.
Inmiddels heb ik Gosses’ artikel gelezen. Ik heb wel begrip en een zekere sympathie voor haar streven. Zelf heb ik ooit Komrij onderzocht, diens boekbesprekingen onder het pseudoniem Patrick Demompere (in Humo, gebundeld in ‘Erg!’). Zijn grappen gingen soms ook ver, zie bijv. het stuk tegen Meulenbelt. De grote vraag is in welke mate iets slechts ironie is, en in welke mate ironie het masker is van het uitdragen van ideologie. Ook ik heb toen Oudenampsen (over de inzet van Romantische ironie als strategie) ingezet. Maar inderdaad, wat Joosten terecht noemt: voor een genuanceerde interpretatie van ingezette ironie moet je kijken naar receptie/context. Je kunt echt niet volstaan – zoals Gosses, onder verwijzing naar Butler, doet – met stellen dat ieder grapje een bevestiging van een achterliggende hiërarchie is. Als je zo redeneert, interpreteer je Van Amerongens ironie automatisch als strategisch-ideologisch.
Dit vind ik Gosses’ grootste zwakte: dat ze nogal onkritisch gebruik maakt van theorieën van cultuurwetenschappers zoals Butler en Wekker (waar echt wel wat op af te dingen valt!). En in het verlengde: dat ze bepaalde termen als vanzelfsprekende realiteiten voorstelt, zoals manosphere, phallogocentrisch, masculinnocence… Gelukkig is het slechts een opiniestuk.
Ik ben met Joosten eens dat Gosses heeft gevonden wat ze zocht. Tegelijk vermoed ik wel dat zij Van Amerongen ideologisch behoorlijk inschat. Inmiddels heeft de man zich opgeworpen als voorzitter van Ongehoord Nederland, die onfrisse nieuwe omroep met steunbetuigingen van Wilders en Baudet. Ik ben dus niet met Joosten eens dat er meer ‘urgente’ casus zijn. Van Amerongen is interessant, een vergelijking met Cremer, Wolkers of Komrij ook.
Bernadette de Wit zegt
Jammer van de eerste zin van je laatste alinea: ook deze is een voorbeeld van begging the question. Het is de kunst om je politieke voorkeur buiten literaire kritiek te houden. Gelukkig compenseer je dit door de laatste zin, die biedt een opening die Gosses niet toelaat.
Nog even over de opmerking dat ironie ook een masker kan zijn voor het uitdragen van ideologie: bij linkse ideologie kan dat volgens mij niet, die leent zich hoogstens voor rancuneus sarcasme. Met de strekking van deze passage op zich ben ik het eens.
Melchior Vesters zegt
Even voor de volledigheid: Van Amerongens flirt met Ongehoord Nederland (ironisch bedoeld of niet, er zijn grenzen…) staat in dit stukje: https://www.hpdetijd.nl/columns/van-amerongen-werpt-zich-op-als-voorzitter-van-ongehoord-nederland/?share_code=fAAclp6dga66.
Bernadette de Wit zegt
Treffend stuk, mooi geschreven ook. Maar redactie, pas alsjeblieft deze spelvaut even aan: ’toerismeplattitudes’. Nij voorbaat dank.