Door Marten van der Meulen
Over het algemeen kent het Nederlands geen flectie op bijwoorden. Er zijn wat versteende overblijfsels uit een tijd dat die wel bestond (zoals gaarne), maar die voelen (voor mij althans) duidelijk archaïsch aan. Toch is er één vrij bekende uitzondering: het intensiverende bijwoord ‘heel’. Dat komt zowel in onverbogen als verbogen vorm voor:
- Dit is een heel/hele mooie auto.
- Ik vond dat een heel/hele goede.
Deze variatie is niet alleen vrij bekend maar lijkt bovendien al een tijd te bestaan. Het WNT zegt immers al in 1901 dat “Het spraakgebruik wil, dat heel voor een attributief gebezigd bnw. in verbogen vorm óók den buigingsvorm aanneemt.” Maar hoe zit het met andere bijwoorden? Daarover verschillen de meningen nogal.
Heel/hele
De vervoegde vorm ‘hele’ kent een behoorlijke mate van acceptatie. In taaladviesgidsen in de periode 1995-2015 zien we dat 9 van de 16 gidsen die de kwestie noemen (56,3%) in gesproken taal variatie toestaan. Slecht nieuws voor mensen die zeggen ‘kun je iemand ook een halve morgen wensen‘, maar goed, dat zijn toch maar mensen die niks van taal snappen en blijkbaar ook écht schrikken als ze een ‘verschrikkelijk mooie fiets’ zien. In attitudeonderzoek van Bennis & Hinskens (2014) was dit geval van de tien bevraagde de minst vervelende. In gebruik ten slotte zien we dat in gesproken taal (CGN) de vervoegde vorm sterk de overhand heeft. Vergelijken we deze drie dimensies (institutie, attitude en gebruik), dan zien we een verhouding zoals je die misschien zou verwachten van taaladvies:
Hier lijkt de regel achter te lopen op wat mensen vinden, en wat mensen vinden is weer normbewuster dan wat ze daadwerkelijk doen. Er is absoluut meer onderzoek nodig, maar je zou dit kunnen zien als een aanwijzing dat taaladvies geen effect heeft.
Andere bijwoorden
Wat betreft andere bijwoorden is er minder variatie. Over attitude weten we niks, maar er staat opnieuw wel een en ander over de kwestie in taaladvieswerken. We zien daar echter twee opvallende dingen. Ten eerste wordt er minder vaak aandacht besteed aan deze groep: slechts 9 boeken noemen deze. Dat kan een aanwijzing zijn voor het feit dat deze variatie minder saillant is, of dat er minder variatie bestaat. Bovendien wordt nu maar in één geval (Koenen & Smits 2004) variatie geaccepteerd in gesproken taal. Kijken we naar gebruik, dan zien we in gesproken taal ook dat de verbogen variant óók veel vaker voorkomt: in 79% van de gevallen. Deze disbalans wordt mooi verwoord in de impliciet normatieve opmerking op Taalportaal:
The adverb heel ‘very’ is special in that, at least in colloquial speech, it optionally gets the attributive -e ending if it modifies an attributively used adjective ending in -e. This is completely excluded with the other adverbs in (11)
Dat dit niet waar is, dat moge duidelijk zijn: we vinden toch in 21% van de spraaktalige intensiveerders een vervoegde vorm. Over de problemen van dit soort al te strenge opmerkingen in wat descriptieve werken zouden moeten zijn (Taalportaal, Syntax of Dutch) schreef ik al eerder met betrekking tot de verreweg grootste. We zien hier overigens een interessante parallel met de beregeling van als/dan: in beide gevallen is de meestvoorkomende vorm het meest becommentarieerd, maar staat men daarbij ook de meeste variatie toe.
Het erge fijne verleden
Bovenstaande resultaten zijn gebaseerd op data in de periode 1995-2015. Als we wat oudere bronnen bekijken, dan vinden we iets geks. Zo schrijft de Taalclub in 1943 (p. 27) het volgende:
Goed is – {Minder goed is}:
Een heel lastige som. {Een heele lastige som}
Een verbazend moeilijke overtocht. {Een verbazende moeilijke overtocht}
Een ontzettend groote hoeveelheid. {Een ontzettende groote hoeveelheid}De vormen van de rechterkolom komen in de levende taal echter zoo veelvuldig voor, dat het niet aangaat ze botweg af te wijzen.
Een vergelijkbare uitspraak doet A. A. Verdenius in een artikel in De Nieuwe Taalgids uit 1939 (p. 363):
Hele (en erge) zullen zich het eerst een plaatsje in de familiare algemene omgangstaal (gesproken èn geschreven taal) hebben veroverd; zij behoren nu wel tot de meest gebruikte adverbia van graad. Verschillende onzer spraakkunsten noemen ze als verbogen bijwoorden. Maar er zijn er, gelijk men weet, veel meer: geweldig, ontzettend, reusachtig, almachtig en dgl. richten zich gaarne naar het volgende verbogen adjectief.
Het lijkt er dus op alsof vervoegde intensiveerders rond 1940 behoorlijk frequent waren, én alsof schrijvers dat accepteerden. Zowel de frequentie als de acceptatie zijn tegenwoordig minder. De hamvraag is dan natuurlijk: hoe kan dat? Het makkelijkste antwoord op deze vraag is dat deze schrijvers het gewoon mis hadden. Misschien kwamen de intensiveerders helemaal niet zoveel voor in de verbogen vorm. Dat is natuurlijk redelijk te onderzoeken (hoewel historische (spraak)corpora van het Nederlands, zo schrijnend afwezig, daarbij wel zouden helpen), en dat doe ik dan ook. Tot nu toe lijkt het erop dat in ieder geval in geschreven taal erg vaker voorkwam dan erge. Toch vond ik al wel dit soort voorbeelden, die tegenwoordig volgens mij in geschreven taal echt zouden worden aangepast:
Het was ook een erge vermoeide boom, die het dadelijk lusteloos opgaf tegen stormen hagel en nachtvorsten (F. de Sinclair, De kastanjebloesem. De Gids 1929 p. 59)
Maar het schijnt dat erge lage en erge hooge tonen onwaarneembaar zijn voor ons. (Carel Scharten & Margo Scharten-Antink, De jeugd van Francesco Campana. 1923, p. 189)
Met dat laatste citaat is overigens ook weer iets grappigs aan de hand: de bron die ik als bestandje heb in een grotere tekstverzameling zegt ‘erge lage en erge hooge’, maar de versie in de DBNL, die van een jaar later is (1924) dan de versie in mijn corpus, geeft ‘erg lage en ‘erg hooge’. Hoe dit precies zit weet ik niet, maar deze verandering zou bewijs kunnen zijn dat erge informeel wel voorkwam, maar formeel blijkbaar niet. In een eerste versie zou dit door de redacteuren misschien niet zijn opgemerkt, maar later is het dus verbeterd. Dit soort gevallen, waarbij we een ‘klad’ en een verbeterde versie hebben, zijn ontzettend interessant, maar daarover een andere keer meer.
Een alternatieve verklaring is natuurlijk dat de regels wel degelijk zijn aangescherpt, en dat het gebruik ook minder verbogen vormen toestaat. Wat dan de oorzaak en wat het gevolg is, dat blijft voorlopig onduidelijk. Duidelijk is wel dat dit een erge interessante kwestie is.
Dit stuk verscheen eerder op het blog van Marten van der Meulen.
Henk Smout zegt
Eerder dan ‘hele goede’ is het ‘hele goeie’, zoals in de titel van de ‘Previous Post’.
Marten van der Meulen zegt
Die intuïtie wordt niet bewaarheid in mijn data. In het materiaal uit het CGN komt namelijk ‘hele goeie’ 209 keer voor, tegen ‘hele goede’ 15 keer. ‘Heel goeie’ komt 13 keer voor, ‘heel goede’ één keer. Dat betekent dat de verhouding bij beide vormen nagenoeg gelijk is. Hoe normaal ‘hele goede’ is bleek ook uit die slogan van het CDA.
Henk Smout zegt
Mijn gelijk met “eerder […] is het ‘hele goeie’ ” wordt door die 209 keer ondersteund.
Marten van der Meulen zegt
Tsja, als je naar absolute cijfers kijkt, maar het is juist belangrijk om naar de verhoudingen te kijken. ‘Heel goeie’ komt dus óók vaker voor dan ‘heel goede’, dus nogmaals, verhoudingsgewijs komt ‘hele goeie’ niet vaker voor dan ‘hele goede’.
De vraag is vooral of dit verder iets zegt: behalve ‘goeie’ komen er in de verzameling geen informeel gespelde spellingen voor. Een algemener idee, dat ‘hele’ informeler is, is op basis van deze data dus niet te trekken.
Marc van Oostendorp zegt
Er is ook nog de verwante kwestie van ‘iets specifieks menselijks’, waarin ‘specifiek’ juist verbogen lijkt. Hier.
Walter Haeseryn zegt
Zie wat de huidige taaladviseringspraktijk betreft Taaladvies.net bij ‘Hele/heel (een – mooie film)’.
Marten van der Meulen zegt
De huidige taaladviseringspraktijk gaat natuurlijk wel verder dan alleen taaladvies.net. Zoals gezegd, van diegene die andere bijwoorden noemen keurt het gros de variatie af (1997_Kooijman, 2000_Sanders, 2000_Tiggeler, 2003_VRT, 2006_Bouman, 2007_Pak, 2008_Wagenaar, 2011_Boer). Zelfs de Taaladviesdienst keurt impliciet af: “Erge mooie huizen en zeker een extreme lange koudeperiode zijn niet gebruikelijk.” (https://onzetaal.nl/taaladvies/heel-hele-fijne-vakantie)
Harry Reintjes zegt
een hele grote kerstboom?
een verschrikkelijke grote kerstboom?
een nogalle grote kerstboom? echt nie!
een verschrikkelijke mooie vrouw? ja, gaat soms samen (maar wel met komma he)