Het vroege kievitsei
Piet Smul trad in de Schuit van Leyden op den Haag,
En toefde voor de roef, terwijl een Maartsche vlaag
Voor zonneflikkring week: daar kwam een Knaap geloopen:
‘Een Kievitsei! wie wil ’t voor twee zesthalven koopen?’
‘“’t Is vróég”’ zei’ Smul ‘“en ‘k neemt – voor één zesthalf.”’ ‘Zeg twee,
Mijn Heer, en neem het Ei in ’t Mándje meê!’
De koop lukt, en de Schuit wordt van den wal gestooten;
Met roept de Knaap: ‘Mijn Heer, haast was mij iets ontschoten:
Het vuur dient voor uw Ei niet al te hard gestookt;
Ons Grootjen heeft het al voorleden jaar gekookt.
Naar Beaumarchais
Coo, gek van jaloezie, had eindlijk wat hij zocht:
Een waakschen Hond! Het beest valt aan, in ’t honderd,
Op wie er ’s nachts genaakt; Mevrouws Vriend uitgezonderd –
Die Sultan aan Mijn Heer verkocht.
A.C.W. Staring (1767-1840)
uit: Nieuwe gedichten (1827)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter