Voornamendrift 45
Gerrit Bloothooft en David Onland
In de voornamenbank wordt het komende jaar de populariteit van een voornaam vanaf 1790 getoond. Hoewel er voor veel namen in de 19e eeuw nauwelijks of slechts een geleidelijke verandering in populariteit te zien is, vertoont de periode 1790 – 1815 een aantal opmerkelijke karakteristieken. Het is de tijd van de Bataafse Republiek, de Franse tijd, en de start van de burgerlijke stand in 1811. Deze tijd van grote veranderingen heeft zijn sporen in de naamgeving nagelaten, zoals een sprong in populariteit rond 1811.
Figuur 1 toont de populariteit van Gerrit, die na 1810 vrij abrupt toeneemt met een half procent. Om dat te begrijpen moeten we ons realiseren dat bij een huwelijk een geboortedocument moet worden getoond. Op basis daarvan worden de gegevens van bruid en bruidegom in de huwelijksakte opgenomen. En van die laatste akten zijn we uitgegaan om de historische voornaampopulariteit te berekenen.
Nu werden geboorten vóór 1811 alleen in doopvermeldingen geregistreerd, ná 1811 in de geboorteakten voor de burgerlijke stand. Dat zal voor niet-katholieken meestal niet veel verschil gemaakt hebben, maar mogelijk voor katholieken wel. De pastoor zal van de voorgestelde voornaam vaak de gelatiniseerde (of soms de Griekse) vorm als doopnaam inschrijven. Maar de dagelijkse roepnaam zal de traditionele vorm zijn. De registratie voor de burgerlijke stand werd vanaf 1811 door de vader gedaan, en die kon gewoon de roepnaam opgeven. Dat kan in ieder geval een deel van de vaders gedaan hebben. In plaats van Gerardus kozen ze dan voor Gerrit.
Dat kunnen we laten zien aan de hand van de populariteit van Gerardus en Gerard (figuur 2 en 3), en ook de populariteit van Gerrit, Gerard en Gerardus samen (figuur 4). Inderdaad neemt de populariteit van vooral Gerardus na 1810 met een sprong af, om daarna wel weer geleidelijk te stijgen terwijl de populariteit van Gerrit gaandeweg daalt. De populariteit van de drie namen samen blijft als resultante opvallend constant tot 1950, waarna ze zoals de meeste traditionele namen onderuit gaan.
Maar waar werden de namen gegeven? Voor de periode 1780-1830 laten we dat zien in de figuren 5 (Gerrit) en 6 (Gerardus). Gerrit komt in Limburg, Noord-Brabant en Zeeuws-Vlaanderen nauwelijks voor, en heeft het zwaartpunt op de Veluwe en in Salland en Twente. Gerardus vinden we uiteraard in de katholieke gebieden en opvallend veel in Tubbergen, Dinkelland en Losser. In Midden-Nederland – van Zuid-Holland tot Twente – kwamen zowel Gerardus als Gerrit voor en daar zou de verschuiving van voorkeur voor Gerardus naar Gerrit plaats gevonden kunnen hebben. In de zuidelijke provincies gebeurt dat niet. Het is overigens opmerkelijk dat de verspreiding van beide namen onder de huidige bevolking nog steeds erg lijkt op die van twee eeuwen terug, zie Gerrit en Gerardus in de voornamenbank.
Wat we voor Gerrit, Gerard en Gerardus vinden, gaat voor verschillende andere namen ook op. Zo stijgt Johannes ten koste van Joannes, en Johanna ten koste van Joanna. Maar het zijn vooral de mannelijke gelatiniseerde namen die in 1811 sprongsgewijs terrein verliezen, zoals Hendricus aan Hendrik, Cornelius aan Cornelis, Petrus aan Pieter, en Wilhelmus aan Willem.
● De historische verspreidingskaarten zullen niet beschikbaar zijn in de uitgebreide voornamenbank. Maar we kunnen ze wel al maken. We beginnen de periode in 1780 (niet 1790) om de kaart op wat meer gegevens te kunnen baseren. Omdat de veranderingen in de 19e eeuw geleidelijk gaan, kan er wel over 50 jaar gesommeerd worden zonder veel detail te verliezen.
Laat een reactie achter