Waarover hebben we het als we het over emoties hebben? Dat valt nauwelijks te zeggen. Wie als kind leert wat een poes is, kan door een volwassene in de buurt tenminste nog worden gewezen op een aantal geslaagde voorbeelden van poezen. Maar je kent als mens alleen je eigen gevoelens: hoe weet je dan dat het liefde is dat je voelt, of woede, of eenzaamheid?
Berouw
Het lijkt alleen al om die reden bijzonder ingewikkeld om in te zien of sprekers van verschillende talen ook verschillende gevoelens hebben: of de manier waarop je je emoties uitdrukt ook implicaties heeft voor die emoties zelf. Toch wordt het een beetje gesuggereerd in sommige presentaties van een recent in Science gepubliceerd onderzoek naar termen voor 24 emoties in bijna 2500 talen uit 20 taalfamilies.
In dat onderzoek werd vergeleken wat voor termen precies samenvallen in een bepaalde taal: colexificatie wordt dat genoemd. In het Klassieke Grieks zijn er bijvoorbeeld verschillende woorden voor geestelijke en lichamelijke liefde: agapè en eroos. In het Nederlands vallen die twee termen samen in liefde. Op dezelfde manier heeft het Perzisch maar één woord voor zowel rouw als berouw, terwijl in Dargwa (gesproken in Daghestan) rouw en angst hetzelfde woord betekenen.
Specialisten
Voor alle in het onderzoek betrokken talen werden zo lijsten van woorden geanalyseerd om te zien welke begrippen precies samenvielen. Je kreeg zo een meerdimensioneel netwerk van relaties tussen woorden. Die netwerken werden vervolgens met elkaar vergeleken over al die talen, onder andere om te constateren dat talen het een en ander met elkaar gemeen hebben – liefde wordt over het algemeen als iets positiefs beschouwd – maar ook allerlei verschillen, waarbij de patronen van die verschillen eerder geografisch waren dan genetisch: als twee talen bij elkaar in de buurt gesproken worden is de kans groter dat ze emoties op een soortgelijke manier indelen dan wanneer ze van eenzelfde oertaal stammen.
Dat alles laat natuurlijk niet veel zien over hoe mensen hun gevoelens ervaren, maar eerder hoe ze erover praten, en daarmee mogelijk een beetje hoe ze erover denken.
Alleen valt daar ook nog wel wat op af te dingen. Zo lijken mij 2500 talen eigenlijk te veel om goed te kunnen analyseren. Gek genoeg wordt in het artikel helemaal niet zo goed uitgelegd wat men nu precies heeft gedaan, laat staan dat de onderliggende data worden getoond. Die basis zijn in ieder geval woordenlijsten in ieder van die talen, die zijn opgesteld door specialisten in die talen.
Lingua franca
Hoe op basis daarvan precies is besloten welke woorden ‘gecolexificeerd’ zijn met elkaar is moeilijk te bepalen. Het is heel jammer dat daar niet meer over gezegd wordt. Het lijkt nu net alsof dat objectief en eenduidig te doen is, maar het begint er al mee dat al die talen vast niet allemaal in evenveel detail beschreven zijn. Bovendien hebben specialisten in bepaalde taalfamilies of in talen van een bepaald gebied (bijvoorbeeld de talen van Australië) vaak eigen conventies over wat precies genoteerd wordt en hoe. Het is dus heel wel mogelijk dat de resultaten van dit onderzoek niet zozeer gaan over verschillen tussen talen, maar verschillen tussen onderzoekstradities naar die talen. Dat zou het belang van dit onderzoek natuurlijk enorm relativeren.
Hoe bepalen we bijvoorbeeld dat een term bepaalde begrippen ‘colexificeert’. Daarvoor zouden we een lijst moeten hebben met primitieve begrippen voor alles wat er in de wereld aan emoties bestaat. Maar zo’n lijst bestaat niet of in ieder geval verwijzen de auteurs daar niet naar. Wat hebben ze dan gedaan? Gekeken hoe je die woorden in het Engels, de lingua franca van de wetenschap, vertaalt? Maar het Engels is ook een taal als alle anderen, met zijn eigenaardigheden, dus die neem je dan in de hele meting mee.
Bijbetekenissen
Om te laten zien hoe lastig het is om te bepalen hoe zo’n netwerk er precies uitziet, nemen we het Nederlands en het woord liefde. Sommige talen hebben verschillende woorden voor geestelijke (platonische) liefde en voor lichamelijke liefde. Die zijn in het Nederlands dus gecolexificeerd: voor de liefde van God en de liefde bedrijven gebruiken we hetzelfde woord. In het klassieke Grieks waren dat twee verschillende woorden: agape voor geestelijke en eros voor lichamelijke liefde. En dan zijn er minstens nog de betekenis van ‘grote belangstelling’ (liefde voor wetenschap) en ‘grote aandacht’ (ik heb het met liefde gedaan). Zijn dat nu vier verschillende begrippen? In het Engels heb je er ook verschillende woorden voor; bovendien lopen de begrippen in elkaar over en zijn de grenzen altijd een beetje vaag. Wat doen we bijvoorbeeld met ‘mijn liefde voor boerenkool’? Is dat belangstelling of nog weer wat anders?
Bovendien krijg je al een andere constellatie als je een ander woord als basis neemt: houden van. Die gaat vooral over de geestelijke liefde (ik houd van jou) en de grote belangstelling (ik houd van voetballen), de betekenisen ‘seks’ en ‘grote aandacht’ zijn daar geloof ik afwezig. Anderzijds staat houden van in het woordenboek onder houden en dus zou je hier ineens alle betekenissen van vasthouden, kippen houden enz. moeten meerekenen? Lief heeft nog weer andere bijbetekenissen (lieflijk: een lief gezicht). Enz.
Verschillen in gevoel
Hoe zit nu de analyse van de onderzoekers voor het Nederlands eruit? En voor al die andere talen? Ik heb het gevoel dat hier wel erg snel naar de grote getallen gesprongen wordt zonder dat duidelijk is wat ieder datapunt afzonderlijk precies is.
Een ander belangrijk punt van zorg is dat we niet precies weten wat de relatie is tussen dit woordgebruik en hoe mensen de beschreven emoties ervaren. Ik geloof niet dat Nederlanders het verschil niet begrijpen tussen de liefde die je bedrijft en de liefde voor de wetenschap, en dat dit voor ons meer hetzelfde is dan voor de klassieke Grieken. Er is in ieder geval geen bewijs voor dat het zo is. In dat geval meet je dus eerder culturele conventies dan echte verschillen in gevoel.
Afbeelding: vergelijking van colexificatie in twee taalfamilies en in alle bestudeerde talen. Uit het besproken artikel,
Berthold van Maris zegt
Inderdaad een onderzoek die meer vragen oproept dan antwoorden.
Wat doe je bijvoorbeeld met het woord “bang”?
“Ik ben bang dat het morgen gaat regenen.”
Wat doe je met “plezier”, daar heb je allerlei vormen van.
Wat doe je met “lust”?
“Dat ontneemt mij de lust om…”
Wat doe je met oudere en nieuwere betekenissen van hetzelfde gevoelswoord?
En dat voor 2500 talen?
Berthold van Maris zegt
dat