Uit De overmaat van ontbreken, de nieuwe bundel van Margreet Schouwenaar.
Een minuut
Zestig slagen om de hemel te zien, de neerkomende
regen, die steeds lichter tikt; onregelmatig tikt.
Het is tekort. Nog niet licht. Nog niets ruikt, het gras
zwijgt. Ik spreek opnieuw de tijd aan en kijk. Het
heden reikt naar het dun gesloten gordijn, rekt naar
het vel op straat dat glinstert als scherven glas hoog
in de nacht. Ook nu is het wederom laat. De laatste slag,
weer een dag een minuut kleiner. Ik herpak en zie gestaag
neerslag over het hele oppervlak. Soms valt een druppel
met de slag van een knikker. Hard. Droppels als noppen
betegelen een doorbuigend blad. Nu pas hoor ik het lied
van de neerslag. Het ruisen, het nauwelijks merkbare
geklap, de klokken in de goten. Nu pas zie ik de kleur
van het zompig gras, ruik ik de frisse geur van het blad.
Weer een minuut. O vertraag je slag. Verlangzaam de
dag tot het mechaniek verdampt. Het uurwerk van
de stroom stapvoets verzacht, zoetjesaan stilstand brengt
en alles in wasem laat. Ik heb de tijd gehad, dat kleine
strookje tijd, drie minuten waarvan alleen de woorden
resten en het sterfelijk licht dat zich terugtrekt in het hart
van het gras waar het zich genadig en onhoorbaar hervat.
Margreet Schouwenaar (1955)
uit: De overmaat van ontbreken (2019)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter